Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring voor motorvoertuigen, zoals aangegeven door bord C12 op 10 juni 2022 op de Houtmarkt in Breda. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 mei 2024 was de gemachtigde van betrokkene aanwezig, terwijl betrokkene zelf niet verscheen. De gemachtigde voerde aan dat hij de bestuurder was van het voertuig en dat hij uit veiligheidsoverwegingen had gekeerd, waardoor hij binnen één minuut tweemaal was beboet. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, bevestigde dat de boetes binnen één minuut na elkaar waren opgelegd, wat in strijd is met het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden.
De kantonrechter overwoog dat het opleggen van meerdere boetes voor dezelfde gedraging in strijd is met het Beleidskader, dat voorschrijft dat de eerste boetebeschikking verzonden moet zijn voordat een volgende boete kan worden opgelegd. Aangezien beide boetebeschikkingen op dezelfde datum en binnen één minuut zijn opgelegd, verklaarde de kantonrechter het beroep gegrond en vernietigde de boetebeschikking. De officier van justitie werd opgedragen het betaalde bedrag van € 109,00 aan betrokkene terug te betalen. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.