Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. De boete was opgelegd voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de benodigde vergunning. Betrokkene had beroep aangetekend tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 17 mei 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, aanwezig, terwijl betrokkene zelf niet verscheen.
Betrokkene had in haar beroepschrift aangevoerd dat haar auto op de aangegeven plek geparkeerd stond, maar dat zij had betaald voor het parkeren en dat het geen vergunninghoudersgebied was. Ze voegde bewijs toe in de vorm van een foto die aantoont dat het een betaald parkeren zone betreft. De zittingsvertegenwoordiger stelde echter dat het voertuig van betrokkene verkeerd geparkeerd stond, maar erkende dat er sprake was van een schending van de hoorplicht, wat leidde tot het verzoek om de boete te matigen.
De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. De onduidelijkheid rondom de parkeersituatie, mede door oude belijning, leidde tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie en de boete werden vernietigd, en het bedrag dat betrokkene had betaald als zekerheid moest worden terugbetaald.