ECLI:NL:RBZWB:2024:4039

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
02-255063-23 en 02-256146-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak van gewapende straatroof door minderjarige

Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het plegen van een gewapende straatroof op 6 december 2020 in Goes. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander een straatroof had gepleegd, waarbij het slachtoffer met een taser was bedreigd en gedwongen zijn spullen af te geven.

De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA van de verdachte op slippers die nabij de plaats delict waren aangetroffen. De verdediging betwistte echter de betrokkenheid van de verdachte en wees op inconsistenties in de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, aangezien de verklaringen van de aangever en de verdachte op essentiële punten van elkaar verschilden en er geen ondersteunend bewijs was voor de aangifte.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en wees de vordering tot tenuitvoerlegging af. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee kinderrechters, en is openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-255063-23 en 02-256146-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 13 juni 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. R.T.K. Davidse, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 30 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 6 december 2020 te Goes samen met een ander een straatroof heeft gepleegd, waarbij [slachtoffer] met een taser is bedreigd en is gedwongen zijn spullen af te geven.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een gewapende straatroof zoals primair ten laste gelegd en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van verdachte dat hij die bewuste avond contact heeft gehad met de aangever, alsmede het feit dat er DNA van verdachte is aangetroffen op de slippers die vlakbij de plek van de beroving zijn aangetroffen. Daarnaast voldoet verdachte aan het signalement zoals gegeven door de aangever.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de ontkennende verklaring van verdachte. Die verklaring verschilt behoorlijk met de verklaring die de aangever heeft afgelegd. Er is verder geen enkel bewijs waaruit blijkt dat er een afpersing heeft plaatsgevonden. De politie heeft slippers in beslag genomen maar in het proces-verbaal is niet geverbaliseerd waar deze slippers zijn aangetroffen, hoe deze veiligheid zijn gesteld en waar deze slippers vervolgens naartoe zijn gebracht. Dit gebrek in het vastleggen van de “chain of custody” dient te leiden tot bewijsuitsluiting. Los daarvan, het feit dat er DNA van verdachte op de door de politie in beslag genomen slipper is aangetroffen, zegt niets over de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De aangever heeft, kort samengevat, verklaard dat hij in de vroege ochtend van 6 december 2020, terwijl hij stond te wachten op het station in Goes, door twee jongens is bedreigd met een taser, waarna hij onder dwang zijn portemonnee en zijn identiteitskaart heeft af moeten geven. De daders zijn volgens aangever weggerend. Eén van de daders zou daarbij zijn slippers zijn verloren.
Verdachte heeft steeds stellig ontkend dat hij betrokken is geweest bij deze gewapende straatroof. Verdachte heeft verklaard dat er een keer bij het station in Goes aan hem en een kennis een zak wiet is aangeboden en dat de aanbieder van die wiet op enig moment dreigend op hem is afgelopen. Verdachte is toen op de vlucht geslagen. Verdachte weet niet of dat op 6 december 2020 was of op een ander moment. Verdachte kwam in die tijd dagelijks op het station in Goes en hij is zijn slippers daar verloren maar hij weet niet meer hoe.
Alhoewel er in lijn met de verklaring van aangever door de politie inderdaad slippers zijn aangetroffen en gebleken is dat het DNA van verdachte zich hierop bevond, is op basis van het dossier en hetgeen op de zitting is besproken, niet duidelijk geworden wat er die vroege ochtend precies is gebeurd en of er inderdaad sprake is geweest van een gewapende straatroof. De rechtbank stelt vast dat, zo al het voorval met de wiet waar verdachte over heeft verklaard inderdaad het incident van 6 december 2020 betreft, de verklaring van aangever en verdachte op essentiële punten van elkaar verschillen. Het aantreffen van de slippers in “de nabijheid van” het station in Goes past zowel binnen de verklaring van aangever, als binnen de verklaring van verdachte. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten om meer gewicht toe te kennen aan de verklaring van aangever of juist van verdachte. Nu zich in het dossier verder geen stukken bevinden die de aangifte op relevante onderdelen ondersteunt, kan niet (met voldoende zekerheid) worden vastgesteld wat er zich op die vroege ochtend in december heeft afgespeeld. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken.

5.De vordering tot tenuitvoerlegging

Nu verdachte wordt vrijgesproken, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.W. Haesen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. P.W.G. de Beer , kinderrechter en mr. K. Verschueren, rechter, in tegenwoordigheid van R. Rozendaal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 juni 2024.
Mr. Verschueren en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.