Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De vordering tot tenuitvoerlegging
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 13 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die beschuldigd werd van het plegen van een gewapende straatroof op 6 december 2020 in Goes. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met een ander een straatroof had gepleegd, waarbij het slachtoffer met een taser was bedreigd en gedwongen zijn spullen af te geven.
De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de officier van justitie stelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA van de verdachte op slippers die nabij de plaats delict waren aangetroffen. De verdediging betwistte echter de betrokkenheid van de verdachte en wees op inconsistenties in de verklaringen van zowel de verdachte als het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren, aangezien de verklaringen van de aangever en de verdachte op essentiële punten van elkaar verschilden en er geen ondersteunend bewijs was voor de aangifte.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde feit en wees de vordering tot tenuitvoerlegging af. Tevens werd het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. Deze uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee kinderrechters, en is openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.