ECLI:NL:RBZWB:2024:4035
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van omgevingsvergunning aanvraag
In deze zaak gaat het om het verzet van vier opposanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 21 december 2023, waarin hun beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposanten, waaronder verschillende B.V.'s, hadden op 28 juli 2023 een aanvraag ingediend voor de wijziging van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een appartementengebouw en recreatiewoningen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland had als voorschrift verbonden dat de appartementen niet voor logiesverhuur mochten worden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat het college niet in gebreke was gebleven en dat de opposanten niet hadden voldaan aan de procedurele vereisten voor hun aanvraag.
In het verzet, dat op 29 maart 2024 werd behandeld, voerden de opposanten aan dat het college had moeten begrijpen wat zij met hun aanvraag beoogden en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hun aanvraag onvolledig was. De rechtbank heeft de gronden van het verzet beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere uitspraak ten onrechte zonder zitting was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de opposanten wel degelijk voldaan hadden aan de vereisten voor het indienen van hun aanvraag en dat het college hen ten onrechte om verduidelijking had gevraagd.
De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek naar de aanvraag hervat zal worden. De rechtbank merkte op dat het eindoordeel in de einduitspraak nog steeds kan zijn dat het beroep ongegrond is. De proceskosten in deze verzetprocedure zullen ook in de einduitspraak worden beoordeeld.