ECLI:NL:RBZWB:2024:4035

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
23/10858
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van omgevingsvergunning aanvraag

In deze zaak gaat het om het verzet van vier opposanten tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 21 december 2023, waarin hun beroep tegen het niet tijdig bekendmaken van een omgevingsvergunning niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposanten, waaronder verschillende B.V.'s, hadden op 28 juli 2023 een aanvraag ingediend voor de wijziging van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een appartementengebouw en recreatiewoningen. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland had als voorschrift verbonden dat de appartementen niet voor logiesverhuur mochten worden gebruikt. De rechtbank oordeelde dat het college niet in gebreke was gebleven en dat de opposanten niet hadden voldaan aan de procedurele vereisten voor hun aanvraag.

In het verzet, dat op 29 maart 2024 werd behandeld, voerden de opposanten aan dat het college had moeten begrijpen wat zij met hun aanvraag beoogden en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hun aanvraag onvolledig was. De rechtbank heeft de gronden van het verzet beoordeeld en geconcludeerd dat de eerdere uitspraak ten onrechte zonder zitting was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de opposanten wel degelijk voldaan hadden aan de vereisten voor het indienen van hun aanvraag en dat het college hen ten onrechte om verduidelijking had gevraagd.

De rechtbank verklaarde het verzet gegrond, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek naar de aanvraag hervat zal worden. De rechtbank merkte op dat het eindoordeel in de einduitspraak nog steeds kan zijn dat het beroep ongegrond is. De proceskosten in deze verzetprocedure zullen ook in de einduitspraak worden beoordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10858 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2024 op het verzet van

1. [opposant 1] B.V.te [plaats 1],
2. [opposant 2] B.V.te [plaats 1],
3. [opposant 3] B.V.te [plaats 2],
4. [opposant 4]te [plaats 1]
tezamen opposanten [1]
(gemachtigde: mr. K.M. Moeliker),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 21 december 2023 in het geding tussen
opposanten
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposanten gaat over de uitspraak van de rechtbank van 21 december 2023 waarin de rechtbank het beroep van opposanten tegen het niet tijdig bekend maken van een omgevingsvergunning van rechtswege (het bestreden besluit) niet-ontvankelijk heeft verklaard.
1.1.
Opposanten hebben niet verzocht om op een zitting te worden gehoord.

Beoordeling door de rechtbank

Voorgeschiedenis
2. Op 28 juli 2023 hebben opposanten een aanvraag ingediend tot wijziging van de omgevingsvergunning van 2 juni 2022 voor het bouwen van een appartementengebouw bestaande uit 4 woningen (appartementen) voor permanent wonen en 4 recreatiewoningen (recreatieappartementen). Aan deze vergunning heeft het college als voorschrift verbonden dat de appartementen niet mogen worden gebruikt voor logiesverhuur, maar uitsluitend voor eigen gebruik (hierna: het voorschrift). In de brief van 10 augustus 2023 heeft het college de ontvangst van de aanvraag bevestigd en verzocht om de aanvraag binnen vier weken te verduidelijken of in te trekken. In de brief van 14 augustus 2023, door het college ontvangen op 17 augustus 2023, heeft opposant 4, mede namens opposant 2, op deze brief gereageerd. In de brief van 25 september 2023 heeft het college de beslistermijn met 6 weken verlengd. Opposanten hebben op 8 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekendmaken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning.
3. In de uitspraak van 21 december 2023 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
4. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Dat mag de rechtbank als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat het college niet in gebreke is gebleven bekend te maken dat van rechtswege een omgevingsvergunning is gegeven.
Omvang van de beoordeling
5. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of in de uitspraak van 21 december 2023 terecht is geoordeeld dat buiten redelijke twijfel [2] is dat het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk is. Zij doet dit aan de hand van de gronden van het verzet. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
Overgangsrecht
6. Het bestreden besluit is gebaseerd op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (de Wabo). Die wet is vervallen als gevolg van de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024. Op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft het oude recht van toepassing op een besluit op een aanvraag die voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet is ingediend. De aanvraag om de omgevingsvergunning is ingediend op 28 juli 2023. Dit betekent dat de Wabo in dit geval van toepassing blijft.
Duidelijke aanvraag
7. Opposanten voeren tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat voor het college volkomen duidelijk was, dan wel kon en moest zijn, wat zij met hun aanvraag beoogden. Het college heeft daarom volgens hen niet in redelijkheid om verduidelijking van hun aanvraag kunnen vragen.
8. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) (TK, 1988-1989, 21 221, no. 3, blz. 91-93) ziet dit artikel op een onvolledige of ongenoegzame aanvraag, in die zin dat niet is voldaan aan de procedurele of formele vereisten voor het indienen van een aanvraag dan wel dat onvoldoende gegevens of bescheiden, die nodig zijn om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken, zijn verstrekt. Het ontbreken van gegevens of bescheiden kan dan ook alleen leiden tot het niet in behandeling nemen van de aanvraag, indien het niet mogelijk is zonder die gegevens of bescheiden op de aanvraag te beslissen. Anders ligt het, indien al meteen, dan wel bij een inhoudelijke beoordeling van de merites van de aanvraag, blijkt dat deze niet voor inwilliging vatbaar is. Artikel 4:5 van de Awb komt dan niet voor toepassing in aanmerking, er behoort een inhoudelijke beslissing tot afwijzing van de aanvraag te volgen. [3]
9. De omstandigheid dat het voor het college een uitgemaakte zaak was dat dat het enkele wijzigen van de onherroepelijke omgevingsvergunning niet tot de mogelijkheden behoorde, brengt niet zonder meer met zich dat opposanten een onvolledige of ongenoegzame aanvraag in de hiervoor bedoelde zin hebben ingediend. Niet in geschil is dat het vereiste van verduidelijking over de door opposanten beoogde wijzigingen ten opzichte van de eerder verleende omgevingsvergunning of hun verzoek om intrekking hiervan niet is neergelegd in enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Daarom mocht de rechtbank niet hierbij betrekken dat aannemelijk was dat opposanten bezwaar zouden hebben tegen intrekking van de onherroepelijke omgevingsvergunning en dat zij per omgaande de onduidelijkheid over de te volgen procedure hadden kunnen wegnemen.
10. Er is aldus geen sprake van dat opposanten door het niet overleggen hiervan niet hebben voldaan aan de procedurele of formele vereisten voor het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning. Evenmin hebben zij onvoldoende gegevens of bescheiden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Uit de bijlage bij het aanvraagformulier met de bestandsnaam “Verzoek wijzigen verleende vergunning” blijkt immers duidelijk dat opposant 4 heeft verzocht om het voorschrift uit de verleende vergunning te schrappen. Deze omstandigheden zijn derhalve anders dan die in de door het college genoemde uitspraak [4] . Er is immers geen sprake van bouwtekeningen, die bij de aanvraag horen, waarop niet duidelijk is aangegeven welke delen de gewijzigde onderdelen betreffen. Het college heeft opposanten daarom ten onrechte de gelegenheid gegeven de aanvraag binnen vier weken te verduidelijken of in te trekken. Als gevolg hiervan heeft het college ten onrechte op grond van artikel 4:15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb de beslistermijn opgeschort. Deze verzetsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

11. Uit de beoordeling van de grond van het verzet volgt dat de rechtbank in de buiten-zittinguitspraak ten onrechte heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, niet-ontvankelijk was en de zaak ten onrechte zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is gegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak vervalt en de rechtbank het onderzoek hervat in de stand waarin dat zich bevond voordat die buiten-zittinguitspraak werd gedaan. Als voorlichting merkt de rechtbank op dat ook na de hervatting van het onderzoek het eindoordeel kan zijn dat het beroep ongegrond is.
12. De rechtbank zal in de einduitspraak op het beroep oordelen over de in deze verzetprocedure gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 29 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposanten worden de indieners van het verzetschrift bedoeld.
2.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Zie de uitspraak AbRvS 5 juli 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY0399.
4.Dit betreft de uitspraak AbRvS 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3697.