ECLI:NL:RBZWB:2024:402

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
AWB- 23_11549
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tegemoetkoming planschade

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag tegemoetkoming planschade van 11 november 2021 op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De rechtbank heeft vastgesteld dat het college niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 48 weken heeft beslist, en dat eiseres het college op 6 maart 2023 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft het college op 8 december 2023 verzocht om de benodigde stukken en een verweerschrift in te dienen, maar het college heeft hier niet op gereageerd. Hierdoor heeft de rechtbank op basis van de ingediende stukken uitspraak gedaan zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is, wat betekent dat eiseres gelijk krijgt. Het college wordt opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt het college een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 365,- en de proceskosten van € 437,50 aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, en is openbaar gemaakt op 26 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.T. Stevens),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oisterwijk.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag tegemoetkoming planschade van 11 november 2021 op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. De rechtbank heeft het college op 8 december 2023 verzocht de op de procedure ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken en een verweerschrift in te dienen. Omdat het college niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft gereageerd op de brief van 8 december 2023, heeft de rechtbank op 3 januari 2024 middels een aangetekende brief nogmaals verzocht om voornoemde stukken en een verweerschrift. Tot op heden heeft de rechtbank van het college geen stukken en geen verweerschrift ontvangen. Dat betekent dat de rechtbank op basis van de door gemachtigde van eiseres ingediende stukken uitspraak zal doen.
Is het beroep kennelijk gegrond?
4. Eiseres heeft de aanvraag ingediend op 11 november 2021, door het college ontvangen op 17 november 2021.
4.1.
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van
2 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1395) heeft overwogen, vergt de besluitvorming in zaken waarin is verzocht om een tegemoetkoming in planschade de nodige tijd indien – met het oog op de zorgvuldigheid van die besluitvorming – een deskundigenadvies wordt ingewonnen. In een dergelijk geval zijn in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarop gebaseerde Procedureverordening [2] de afzonderlijke fases van de te volgen procedure beschreven en zijn per fase de daarbij in acht te nemen termijnen vermeld. Deze termijnen vormen samen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, als bedoeld in artikel 4:13 van de Awb, waarbinnen op de aanvraag om een tegemoetkoming in planschade moet worden beslist.
4.2.
Indien een aanvraag om tegemoetkoming in planschade niet als kennelijk ongegrond wordt afgewezen, dient het college op grond van artikel 6.1.3.1, eerste lid, van het Bro, gelezen in verbinding met artikel 2 van de Procedureverordening, in beginsel binnen (4+12=) 16 weken na ontvangst van de aanvraag een opdracht aan een adviseur te verstrekken om ter zake van de aanvraag een advies uit brengen. Vervolgens is in artikel 6, zevende, achtste en negende lid, van de Procedureverordening bepaald dat de termijn die is gemoeid met het uitbrengen van een conceptadvies, de reacties daarop en het uitbrengen van een advies waarbij die reacties zijn betrokken, in beginsel (16+4+4=) 24 weken bedraagt. Tot slot dient het college ingevolge artikel 6.1.3.6, eerste lid, van het Bro, binnen in beginsel 8 weken na ontvangst van het advies op de aanvraag te beslissen.
4.3.
Van opschorting, dan wel verlenging van de termijn, zoals voorzien in artikel 6, zevende lid, van de Procedureverordening en artikel 6.1.3.6, tweede lid, van het Bro dient mededeling te worden gedaan. Hiervan is in dit geval niet gebleken, zodat uit het vorenstaande volgt dat moet worden uitgegaan van een totale beslistermijn van in beginsel (16+24+8=) 48 weken.
4.4.
Het college had dus uiterlijk op 19 oktober 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiseres heeft het college op
6 maart 2023 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn wordt aan het college opgelegd?
5. Omdat het college nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
6. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt, het college de onder 5. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 6. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
C.J.M. Hendrickx, griffier, op 26 januari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Procedureverordening voor advisering tegemoetkoming in planschade gemeente Oisterwijk 2008.