ECLI:NL:RBZWB:2024:4006

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
02/135500-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervoeren van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs met gevangenisstraf als gevolg

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs. De verdachte, geboren in 1995, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.C. Sneep. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 24 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, de tenlastelegging presenteerde. De verdachte werd beschuldigd van het vervoeren van 24 kilogram amfetamine en 1,9 kilogram MDMA, evenals 1000 gram hasjiesj, op 31 mei 2023 in Breda.

De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangetroffen bewijsmiddelen. De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie jaar geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn gebrek aan eerdere veroordelingen. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest.

De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de schadelijke gevolgen van drugscriminaliteit voor de samenleving. Ondanks de strafvermindering, werd de verdachte gewaarschuwd dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig mocht maken aan een strafbaar feit. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen simkaart aan de verdachte, terwijl andere in beslag genomen voorwerpen onttrokken werden aan het verkeer. De beslissing is gebaseerd op de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/135500-23
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. J.C. Sneep, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van harddrugs (feit 1) en hasjiesj (feit 2).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Dit gelet op de bekennende verklaring en de overige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van aantreffen van de verdovende middelen en het proces-verbaal waaruit volgt dat deze als zodanig zijn getest, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 31 mei 2023 te Breda, opzettelijk heeft vervoerd in een personenauto:
- 24 kilogram, van een materiaal bevattende amfetamine en
- 1,9 kilogram, van een materiaal bevattende MDMA,
zijnde amfetamine en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2
op 31 mei 2023 te Breda, opzettelijk heeft vervoerd 1000 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met persoonlijke omstandigheden van verdachte en hem geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overstijgt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van een aanzienlijke hoeveelheid hard- en softdrugs. Verdovende middelen, met name harddrugs, zijn sterk verslavend en zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Bovendien heeft het gebruik van en de handel in harddrugs veel gerelateerde vermogenscriminaliteit en andere vormen van criminaliteit tot gevolg. Zeer geregeld is de samenleving getuige van de hevige geweldsexplosies die met de drugscriminaliteit samenhangen. Hierbij vallen regelmatig onschuldige slachtoffers. Juist omdat deze gevolgen zo heftig zijn, staan er zware straffen op feiten die gepaard gaan met de handel in verdovende middelen. Hoewel verdachte heeft verklaard dat de verdovende middelen van iemand anders waren, staat vast dat hij wist waar hij mee bezig was. Opmerkelijk is ook dat achterin de auto een beslagkom met onverpakte pasta is aangetroffen waarin ook een kentekenkaart van verdachte lag. Deze had naar het zich laat aanzien de functie om dienst te doen als spatel/gereedschap. Hierover heeft verdachte geen uitleg gegeven.
Bij het bepalen van de soort en de hoogte van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS (het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken). Voor het vervoeren van de bewezenverklaarde hoeveelheden verdovende middelen is als uitgangspunt een gevangenisstraf
vanaf50 maanden afgesproken. De rechtbank is in lijn hiermee van oordeel dat de aard en ernst van de feiten in principe geen andere straf rechtvaardigen dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met een forse taakstraf ziet de rechtbank, anders dan door de raadsman is bepleit, geen ruimte. Hierbij speelt mee dat verdachte ter zitting weinig openheid heeft gegeven over de context en de aanleiding van de door hem gepleegde feiten. Het is, in de kern, gebleven bij het enkel bekennen dat hij de feiten heeft gepleegd. Ook de reden waarom hij daarover niet nader wilde verklaren heeft hij niet willen geven, ondanks dat hij daartoe nadrukkelijk in de gelegenheid is gesteld. Verdachte heeft zodoende onvoldoende duidelijk gemaakt dat -en zo ja welke- bijzondere specifieke omstandigheden in zijn voordeel zouden moeten meewegen bij het bepalen van de hoogte van de straf. Gelet hierop heeft de rechtbank dan ook onvoldoende concrete aanknopingspunten om in het voordeel van verdachte verregaand af te wijken van de doorgaans opgelegde straffen.
Anderzijds komt het de rechtbank voor dat verdachte geen doorgewinterde crimineel is. Hij heeft verklaard dat hij er graag bij wilde horen en het wel een mooie bijverdienste vond. Gelet op de persoonlijke spullen van verdachte die in de auto zijn aangetroffen, lijkt het er zoals verdachte ook heeft verklaard- op dat hij in paniek de auto heeft verlaten. Hij is ook niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. De rechtbank zal met deze omstandigheden in strafverminderende zin rekening houden en zal een straf opleggen die lager is dan de oriëntatiepunten en lager is dan de eis van de officier van justitie. Het is ook van groot belang dat verdachte niet nogmaals de fout in gaat. Om dit te voorkomen zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Hoewel de rechtbank het wel noodzakelijk vindt dat verdachte aan zichzelf gaat werken zal zij daar geen bijzondere voorwaarden bij opleggen. De Reclassering heeft aangegeven dat verdachte beter zelf vrijwillig hulp kan zoeken. De rechtbank gaat er vanuit dat hij dat zal doen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten, zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
De voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten Lebara (simkaart), goednummer 2599188;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 1 tot en met 31.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.W. Louwerse, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juni 2024.
Mr. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Breda, althans in Nederland, opzettelijk heeft
vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, in een personenauto:
- ongeveer 24 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
amfetamine en/of
- ongeveer 1,9 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende
MDMA, zijnde amfetamine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel
3a van die wet; ( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2
hij op of omstreeks 31 mei 2023 te Breda, althans in Nederland, opzettelijk
heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1000 gram, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel
van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere
substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 3 ahf/ond B Opiumwet )