Op 12 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling. De zaak kwam voort uit een conflict tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte op 7 januari 2024 met een vuurwapen in het been van het slachtoffer schoot. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, en dat de kans op overlijden niet aanmerkelijk was. De verdediging had een beroep gedaan op noodweerexces en psychische overmacht, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De verdachte had de keuze om de politie te bellen in plaats van zelf het recht in eigen hand te nemen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De beslissing is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte.