AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het CBR inzake rijvaardigheidsonderzoek
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 19 juli 2023, waarin het CBR hem een onderzoek naar zijn rijvaardigheid oplegde. De rechtbank behandelt de feiten die aan het besluit ten grondslag liggen, waaronder een mutatierapport van de politie dat op 10 januari 2023 is opgemaakt. Dit rapport vermeldt dat eiser zich gevaarlijk heeft gedragen in het verkeer, onder andere door te hard te rijden en andere verkeersdeelnemers te hinderen. Eiser heeft het rijvaardigheidsonderzoek op 24 mei 2023 ingepland, maar verscheen zonder tolk, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs op 2 juni 2023. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht het onderzoek heeft opgelegd, omdat eiser de Nederlandse taal niet voldoende beheerst om de educatieve maatregel te volgen. De rechtbank concludeert dat de besluitvorming van het CBR zorgvuldig is geweest en dat er geen sprake is van onzorgvuldigheid. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.
Voetnoten
2.Bijlage I, onder a, onderdeel III, derde lid, onder a, van de Regeling.
3.Bijlage I, onder a, onderdeel III, derde lid, onder d, van de Regeling.
4.Bijlage I, onder a, onderdeel III, vierde lid, onder a, van de Regeling.
5.Bijlage I, onder a, onderdeel III, vierde lid, onder e, van de Regeling.
6.Artikel 131, eerste lid, onder b, van de WVW.
7.Artikel 15, aanhef en onder c, van de Regeling.
8.Artikel 23, derde lid, aanhef en onder d, van de Regeling.