ECLI:NL:RBZWB:2024:3999

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23_9441
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het besluit van het CBR inzake rijvaardigheidsonderzoek

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 19 juli 2023, waarin het CBR hem een onderzoek naar zijn rijvaardigheid oplegde. De rechtbank behandelt de feiten die aan het besluit ten grondslag liggen, waaronder een mutatierapport van de politie dat op 10 januari 2023 is opgemaakt. Dit rapport vermeldt dat eiser zich gevaarlijk heeft gedragen in het verkeer, onder andere door te hard te rijden en andere verkeersdeelnemers te hinderen. Eiser heeft het rijvaardigheidsonderzoek op 24 mei 2023 ingepland, maar verscheen zonder tolk, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs op 2 juni 2023. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht het onderzoek heeft opgelegd, omdat eiser de Nederlandse taal niet voldoende beheerst om de educatieve maatregel te volgen. De rechtbank concludeert dat de besluitvorming van het CBR zorgvuldig is geweest en dat er geen sprake is van onzorgvuldigheid. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskosten vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9441 WVW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. C.J.I.F. van Beek),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 19 juli 2023 inzake het opgelegde onderzoek naar zijn rijvaardigheid.
1.2
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde en door [tolk] , en namens het CBR [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de oplegging van het onderzoek naar de rijvaardigheid. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
De korpschef heeft op 10 januari 2023 aan het CBR mededeling gedaan van het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over zijn rijvaardigheid. Dit vermoeden is gebaseerd op de informatie opgenomen in het mutatierapport van 10 januari 2023. In het mutatierapport is opgenomen dat verbalisanten tijdens surveillance op de snelweg reden achter een voertuig. Het voertuig reed 140 kilometer per uur en met zijn mistachterlichten aan. Hij reed meermaals tot op de bumper van zijn voorganger om hem te bewegen naar rechts te gaan. Bij de bocht van de A58 naar de A4 reed hij volledig over de vluchtstrook. Later gaf hij gas en haalde hij een snelheid van 180 kilometer per uur over een langere afstand. Uiteindelijk haalde hij een snelheid van 186 kilometer per uur. De bestuurder is staande gehouden en geïdentificeerd als eiser. Zijn rijbewijs is ingevorderd.
4.2
Het CBR heeft met het besluit van 25 januari 2023 aan eiser een Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (hierna: EMG) opgelegd. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 28 januari 2023.
4.3
Het CBR heeft met het besluit van 15 maart 2023 het besluit van 25 januari 2023 gewijzigd. Eiser hoeft de EMG niet meer te volgen. Het CBR heeft in plaats van de EMG een rijvaardigheidsonderzoek opgelegd aan eiser omdat eiser de Nederlandse taal niet (voldoende) beheerst.
4.4
Eiser heeft het rijvaardigheidsverzoek vervolgens ingepland. Eiser heeft een uitnodiging ontvangen voor het rijvaardigheidsonderzoek op 24 mei 2023. Hierbij is vermeld dat, indien eiser geen Nederlands spreekt of verstaat, hij een tolk moet meenemen.
4.5
Met het besluit van 2 juni 2023 heeft het CBR het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard omdat eiser op het rijvaardigheidsonderzoek is verschenen zonder tolk. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 12 juli 2023.
4.6
Het CBR heeft het bezwaar van 28 januari 2023 met het bestreden besluit 19 juli 2023 ongegrond verklaard. Tegen het bestreden besluit heeft eiser beroep ingesteld.
4.7
Het CBR heeft het bezwaar van 12 juli 2023 met het besluit van 1 augustus 2023 ongegrond verklaard. Daarnaast heeft het CBR in dit specifieke geval en uit coulance het besluit 2 juni 2023 herroepen en de ongeldigverklaring van het rijbewijs herroepen.
Zorgvuldige besluitvorming
5.1
Eiser heeft betoogd dat hij pas hoogte heeft gekregen van het mutatierapport, nadat de stukken zijn opgevraagd in het kader van de bezwaarprocedure. Eiser was daarnaast pas met het besluit van 25 januari 2023 op de hoogte van de vermeende overtredingen. Hierdoor was geen sprake van een eerlijke en transparante procedure. Hierdoor is de besluitvorming onzorgvuldig.
5.2
Ter zitting is toegelicht dat de gemachtigde van eiser pas na de hoorzitting betrokken is in de procedure en op dat moment de stukken door de gemachtigde zijn opgevraagd. Hierdoor heeft eiser pas na de hoorzitting het mutatierapport verkregen van het CBR. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt echter dat het dossier en het mutatierapport uitgebreid zijn besproken met eiser. Hij is daarbij in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Uit het verslag blijkt dat hij ertoe in staat was om op het mutatierapport en de vermeende overtredingen te reageren. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij bij zijn tijdens de hoorzitting gegeven verklaring blijft. Gelet op voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van een gebrek en daarmee ook geen sprake van een onzorgvuldige besluitvorming.
Vermoeden
6.1
Eiser heeft betoogd dat het CBR het mutatierapport niet ten grondslag kon leggen aan het bestreden besluit. Hij kan zich niet vinden in de gedragingen die zijn genoemd in het mutatierapport. Daarnaast is het mutatierapport niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en kan daaraan geen waarde worden gehecht.
6.2
Het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid die is vereist voor het besturen van één of meer categorieën motorrijtuigen waarvoor aan hem een rijbewijs is afgegeven, is gebaseerd op een mutatierapport. Het mutatierapport is niet op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) is een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt proces-verbaal ter staving van het vermoeden niet vereist. [1]
6.3
In beginsel kan dus worden uitgegaan van de juistheid van het mutatierapport, tenzij er redenen zijn om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en juistheid ervan. Dit kan het geval zijn indien het mutatierapport onduidelijk of onvolledig is. In het mutatierapport is uiteengezet dat eiser met zijn groot licht reed, zeer dicht op zijn voorganger reed, de maximale snelheid ruim overschreed en over de vluchtstrook reed.
6.4
In bijlage I, onder a, onderdeel III, bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Regeling) zijn feiten dan wel omstandigheden opgenomen, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van één of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven. Het CBR heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser een incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers heeft gevoerd, wat blijkt uit het rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid [2] , het op te korte afstand volgen van voorliggers [3] en daarnaast duidelijk een gedrag heeft tentoongespreid dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van de plaats op de weg [4] en het gebruik van lichten en geven van signalen [5] .
6.5
Eiser heeft in het beroepschrift geen specifieke gedragingen naar voren gebracht die volgens hem onjuist zouden zijn in het mutatierapport. Eiser heeft tijdens de hoorzitting in de bezwaarfase ontkend dat hij kort op een voorligger reed en dat hij over de vluchtstrook heeft gereden. Hij heeft daarnaast toegelicht dat hij harder is gaan rijden omdat zijn achterligger met groot licht seinde en dat hij zijn mistverlichting aanhad omdat het slecht weer was. Ter zitting heeft eiser desgevraagd bevestigd dat hij bij die verklaring blijft.
6.6
Eiser heeft onvoldoende twijfel gezaaid over de juistheid en betrouwbaarheid van het mutatierapport. De enkele stelling dat hij zich niet kan vinden in de gedragingen is daarvoor onvoldoende. Het CBR kon het mutatierapport ten grondslag leggen aan het bestreden besluit. Uit het mutatierapport blijkt dat eiser herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in bijlage I, onder a, onderdeel III, van de Regeling. De rechtbank is daarmee van oordeel dat uit het mutatierapport volgt dat het vermoeden bestond dat eiser niet langer beschikte over de rijvaardigheid vereist voor het besturen van een voertuig.
6.7
Indien het vermoeden bestaat dat betrokkene niet langer beschikt over de rijvaardigheid vereist voor het besturen van één of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, legt het CBR een EMG op. [6] Betrokkene komt niet in aanmerking voor de EMG indien blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de EMG wordt gegeven, niet of niet voldoende mate beheerst. [7] Het CBR besluit in dat geval dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid. [8] Tussen partijen is niet in geschil dat eiser de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de EMG wordt gegeven, niet in voldoende mate beheerst. Het CBR diende dus een onderzoek naar de rijvaardigheid aan eiser op te leggen. Het CBR heeft ter zitting bovendien gemotiveerd dat het volgen van de EMG met een tolk een belemmering vormt voor de effectiviteit van de maatregel voor eiser én voor de andere deelnemers aan de maatregel.
Evenredigheid
7.1
Vanwege het vermoeden dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid, was het CBR op grond van artikel 131, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), gelezen in verbinding met artikel 23, derde lid, aanhef en onder d, van de Regeling, verplicht om eiser een onderzoek naar zijn rijvaardigheid op te leggen. De regelgeving laat het CBR geen ruimte om op grond van persoonlijke belangen van eiser hiervan af te wijken.
7.2
De rechter kan slechts in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken. [9]
7.3
Eiser heeft betoogd dat het opleggen van een onderzoek naar de rijvaardigheid onevenredig is, omdat de maatregel niet uitvoerbaar is. Eiser dient namelijk een onderzoek naar zijn rijvaardigheid te laten uitvoeren met een vrachtwagen. Hier zijn hoge kosten mee gemoeid. Hij heeft uitvraag gedaan bij verschillende rijscholen voor het huren van een vrachtwagen op het moment van het onderzoek en tot op heden heeft hij geen rijschool gevonden die een vrachtwagen te huur aanbood, die beschikbaar was op de datum van het onderzoek én op de juiste locatie zat. Daarnaast is het voor eiser onduidelijk bij welk tolkenbureau hij een tolk moet zoeken, om te voldoen aan de voorwaarden.
7.4
Eiser heeft mailcontact overgelegd met verschillende rijscholen. Eiser heeft aan de rijscholen gevraagd of zij een vrachtwagen beschikbaar hebben voor het uitvoeren van het onderzoek op een bepaalde datum en een bepaalde locatie. Twee rijscholen gaven aan dat ze geen vrachtwagens verhuren voor dergelijke onderzoeken en drie rijscholen gaven aan dat ze op het moment van het onderzoek geen voertuig beschikbaar hadden. Eén van die rijscholen gaf aan dat ze niet werkzaam waren op de gestelde locatie.
7.5
Ter zitting heeft het CBR toegelicht dat het lastig is om een vrachtwagen te vinden voor het onderzoek, maar dat het niet onmogelijk is. Normaliter ontvangt eiser een enige tijd voor het onderzoek een brief met daarop de datum en locatie van het onderzoek. Hierna moet eiser op zoek naar een voertuig waarmee hij het onderzoek kan laten uitvoeren. Het CBR heeft toegelicht dat eiser, wegens de bewerkelijkheid van het vinden van een vrachtwagen op het juiste moment en de juiste locatie, zelf een voorstel kan doen voor een moment en locatie bij het CBR, nadat hij een rijschool heeft gevonden die bereid is een vrachtwagen, wellicht samen met een instructeur, aan eiser te verhuren. Indien eiser een brede uitvraag doet, over een langere periode en over een groter gebied, kan hij daarna contact zoeken met het CBR om een afspraak voor het onderzoek te plannen op een datum waarop hij een vrachtwagen kan huren.
Het CBR heeft daarnaast toegelicht dat het niet uitmaakt van welk bureau een tolk afkomstig is, zolang de tolk maar voldoet aan de voorwaarden die zijn gecommuniceerd aan eiser.
7.6
Onder de bovenstaande voorwaarden van het CBR, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel niet aantoonbaar onuitvoerbaar is en dat daarmee de gevolgen van de maatregel niet onevenredig uitpakken voor eiser. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser moeilijker is om te voldoen aan de maatregel, maar het is niet onmogelijk. Andere omstandigheden die zouden kunnen leiden tot het oordeel dat sprake is van handelen in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn niet gesteld en ook niet gebleken.
7.7
Wellicht ten overvloede wijst de rechtbank erop dat, anders dan eiser kennelijk meent, eisers rijbewijs sinds het besluit van 1 augustus 2023 geldig is en blijft gedurende het rijvaardigheidsonderzoek (tenzij het CBR het rijbewijs opnieuw ongeldig verklaart).

Conclusie en gevolgen

8 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR aan eiser terecht een onderzoek naar zijn rijvaardigheid heeft opgelegd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 14 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wegenverkeerswet 1994 (WVW)
Artikel 130, eerste lid, van de WVW
Indien bij de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen een vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven, doen zij daarvan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het CBR onder vermelding van de feiten en omstandigheden die aan het vermoeden ten grondslag liggen. Bij ministeriële regeling worden de feiten en omstandigheden aangewezen die aan het vermoeden ten grondslag dienen te liggen en worden ter zake van de uitoefening van deze bevoegdheid nadere regels vastgesteld.
Artikel 131, eerste lid, van de WVW
Indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, is gedaan, besluit het CBR in de bij ministeriële regeling aangegeven gevallen, respectievelijk tot:
a. oplegging van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, of
b. een onderzoek naar de rijvaardigheid of de geschiktheid.
Het besluit wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen vier werken na ontvangst van de mededeling, genomen.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (Regeling)
Artikel 2, eerste lid, van de Regeling
Een vermoeden als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de wet wordt gebaseerd op feiten of omstandigheden als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage.
Artikel 3, eerste lid, van de Regeling
Feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 2 kunnen blijken uit:
a. eigen waarneming en gegevens afkomstig van de politie;
b. gegevens afkomstig van de officier van justitie, of
c. door de politie nagetrokken gegevens uit andere bron.
Artikel 14, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling
Het CBR besluit tot oplegging van een educatieve maatregel gedrag en verkeer indien betrokkene tijdens een rit herhaaldelijk gedragingen heeft verricht als genoemd in de bij deze regeling behorende bijlage 1, onder A, onderdeel III, Rijgedrag.
Artikel 15, aanhef en onder c, van de Regeling
Betrokkene komt niet in aanmerking voor de educatieve maatregel gedrag en verkeer indien blijkt dat hij de Nederlandse taal dan wel een andere taal waarin de educatieve maatregel gedrag en verkeer wordt gegeven, niet of niet in voldoende mate beheerst.
Artikel 23, derde lid, aanhef en onder d, van de Regeling
Het CBR besluit ten slotte dat betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de rijvaardigheid dan wel geschiktheid indien betrokkene op grond van artikel 15, onderdelen a, b, c, e, f of g, niet in aanmerking komt voor een educatieve maatregel gedrag en verkeer.
Bijlage bij de Regeling
Feiten dan wel omstandigheden, die een vermoeden rechtvaardigen dat betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven, dan wel, met uitzondering van de categorie AM, over de vereiste lichamelijke of geestelijke geschiktheid voor het besturen van motorrijtuigen waarvoor een rijbewijs is afgegeven:
Bijlage, onder A, onderdeel III, van de Regeling
[…]
3. Incorrect samenspel met andere verkeersdeelnemers in het verkeer, dat blijkt uit:
a. rijden met een niet aan de snelheid van de overige gelijksoortige verkeersdeelnemers aangepaste snelheid;
b. onnodig remmen en stoppen;
c. snijden: het niet juist afmaken van de inhaalmanoeuvre door te snel en te abrupt naar rechts of naar links te gaan;
d. op te korte afstand volgen van voorliggers;
e. onjuist invoegen of onjuist uitvoegen.
4. Duidelijk een gedrag tentoonspreiden dat in strijd is met de essentiële verkeersregels en verkeerstekens ter zake van:
a. de plaats op de weg, waaronder begrepen spookrijden;
b. het inhalen;
c. het verlenen van voorrang;
d. het naar links of rechts afslaan;
e. het gebruik van lichten of geven van signalen;
f. het rijden op auto(snel)wegen: bijvoorbeeld het rijden op de vluchtstrook of het negeren van het rode kruis boven een rijstrook;
g. het negeren van een rood verkeerslicht;
h. het als bestuurder van een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 50 kilometer of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom;
i. het als bestuurder van een motorrijtuig overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 kilometer of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden;
j. het als bestuurder van een bromfiets overschrijden van de toegestane maximumsnelheid met 31 kilometer of meer op wegen binnen of buiten de bebouwde kom.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld: Afdeling 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1586.
2.Bijlage I, onder a, onderdeel III, derde lid, onder a, van de Regeling.
3.Bijlage I, onder a, onderdeel III, derde lid, onder d, van de Regeling.
4.Bijlage I, onder a, onderdeel III, vierde lid, onder a, van de Regeling.
5.Bijlage I, onder a, onderdeel III, vierde lid, onder e, van de Regeling.
6.Artikel 131, eerste lid, onder b, van de WVW.
7.Artikel 15, aanhef en onder c, van de Regeling.
8.Artikel 23, derde lid, aanhef en onder d, van de Regeling.
9.Zie bijvoorbeeld: Afdeling 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2924.