ECLI:NL:RBZWB:2024:3997

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
AWB 23_11645
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om openbaarmaking van persoonsgegevens in het kader van de Wet open overheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland beoordeeld. Eiser had op 14 april 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten, waaronder een reactie van Justion Advocaten en andere gerelateerde stukken. Het college heeft dit verzoek op 24 mei 2023 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. De Commissie voor de bezwaarschriften adviseerde om het bezwaar ongegrond te verklaren, wat het college deed in het bestreden besluit.

De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 behandeld. Eiser betoogde dat het college ten onrechte de naam van een ambtenaar niet openbaar heeft gemaakt, en stelde dat er sprake was van een integriteitskwestie. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking. De rechtbank volgde het college in zijn betoog dat de betrokken ambtenaar geen beslissingsbevoegdheid had en dat de persoonsgegevens nog steeds actueel waren, aangezien de ambtenaar nog werkzaam was bij de gemeente.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het college terecht heeft afgezien van openbaarmaking van de persoonsgegevens. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/11645 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland, het college.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 22 november 2023 inzake de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking van stukken in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo).
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college [naam] .
1.4
Het college heeft documenten toegezonden met het verzoek om toepassing te geven aan artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Bij brief van 15 februari 2024 is aan eiser met toepassing van artikel 8.29, zesde lid, van de Awb medegedeeld dat van de stukken waarvan op grond van de Woo om openbaarmaking of verstrekking is verzocht, alleen de bestuursrechter kennis neemt.

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Eiser heeft op 14 april 2023 een verzoek ingediend tot openbaarmaking van het document ‘2012-05-15Reactie op brief Justion MAILbericht_Geredigeerd.pdf’ en om alle andere documenten aangaande De Roompot nogmaals kritisch te beschouwen en te bepalen of het onleesbaar maken van namen en delen tekst in deze documenten voldoet aan de jurisprudentie en geldende regelgeving aangaande Woo-verzoeken over de periode van 1 januari 2006 tot 21 januari 2022.
4.2
Het college heeft met het besluit van 24 mei 2023 het verzoek afgewezen.
4.3
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt op 29 juni 2023.
4.4
De Commissie voor de bezwaarschriften heeft op 2 oktober 2023 geadviseerd om het bezwaar ongegrond te verklaren.
4.5
Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar ongegrond verklaard.
Aanleiding
5.1
Eiser heeft zijn verzoek ingediend naar aanleiding van een eerdere procedure inzake de Wet openbaarheid van bestuur van Follow the Money. Zij hadden verzocht om openbaarmaking van diverse documenten aangaande De Roompot. Naar aanleiding van dit verzoek zijn diverse documenten openbaar gemaakt.
5.2
Eiser heeft ter zitting toegelicht dat zijn beroep is gericht op openbaarmaking van de persoonsgegevens in twee documenten. De documenten betreffen een brief van 23 april 2012 van Justion Advocaten aan de gemeente Noord-Beveland waarin wordt geadviseerd over het Roompotstrand en een mail van 15 mei 2012 waarin door een betrokken medewerker wordt gereageerd op de brief. De betrokken medewerker deelt daarin mee dat hij of zij de brief niet zal toevoegen aan het dossier.
Openbaarmaking persoonsgegevens
6.1
Eiser heeft betoogd dat het college de naam van een ambtenaar ten onrechte niet openbaar heeft gemaakt naar aanleiding van zijn verzoek. Er is sprake van een integriteitskwestie en eiser wil om die reden de naam van de betrokken ambtenaar ontvangen.
6.2
Een ieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek. [1]
6.3
Het college heeft de openbaarmaking gedeeltelijk geweigerd op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo. Het openbaar maken van informatie blijft namelijk achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. [2]
6.4
Dit is een relatieve weigeringsgrond. Dat betekent dat het bestuursorgaan die zich hierop beroept een belangenafweging moet maken. Indien de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer niet in de weg staat aan informatieverstrekking, kan de informatie worden verstrekt. [3]
6.5
In beginsel heeft deze weigeringsgrond geen betrekking op beroepsmatig handelen van personen. Volgens de vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) [4] zijn echter namen en contactgegevens van ambtenaren die niet uit hoofde van hun functie in de openbaarheid treden uitgezonderd van de openbaarmakingsplicht, tenzij de indiener van het verzoek aannemelijk heeft gemaakt dat het belang van de openbaarheid in een concreet geval zwaarder weegt.
6.6
De rechtbank heeft de ongelakte stukken geraadpleegd en stelt vast dat de betrokken ambtenaar geen beslissingsbevoegdheid heeft en daarmee niet met zijn of haar functie in de openbaarheid treedt. Gelet op de bovengenoemde vaste jurisprudentie, kon het college dus in beginsel afzien van het openbaar maken van de persoonsgegevens van de betrokken ambtenaar.
6.7
Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij wil controleren of de betreffende medewerker staat opgenomen in het mandaatregister. Indien de betreffende medewerker niet is opgenomen in het mandaatregister, is volgens eiser onrechtmatig gehandeld. Volgens eiser is evident sprake van een integriteitsschending.
6.8
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een integriteitsschending. Uit de mededeling dat de mail niet wordt toegevoegd aan het dossier, volgt niet evident dat sprake is van een integriteitsschending. Het college heeft in redelijkheid het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zwaarder mogen laten wegen dan het belang dat is gediend bij openbaarmaking. De rechtbank acht daarbij van belang dat de persoonsgegevens niet alleen bekend worden gemaakt aan eiser, maar aan een ieder.
6.9
Het verzoek van eiser was gericht op stukken die ouder zijn dan vijf jaar. Het bestuursorgaan dient dan bij een weigering van die informatie te motiveren waarom het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer ondanks het tijdsverloop zwaarder weegt dan het algemeen belang van openbaarheid. [5] Er geldt voor het college in dit geval dus een verzwaarde motiveringsplicht.
6.1
De rechtbank volgt het college in het betoog dat de persoonsgegevens onverminderd actueel zijn. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan na vijf jaar nog een goede reden vormen om openbaarmaking achterwege te laten. [6] Het college heeft toegelicht dat de betrokken ambtenaar nog in leven is en bovendien nog altijd werkzaam bij de gemeente Noord-Beveland. De rechtbank is van oordeel dat het college daarmee heeft voldaan aan de verzwaarde motiveringsplicht. Het college heeft in redelijkheid het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de ambtenaar, ondanks het verstrijken van tijd, zwaarder mogen laten wegen dan het belang dat is gediend bij het openbaar maken van de persoonsgegevens.

Conclusie en gevolgen

7 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college in redelijkheid heeft kunnen afzien van het openbaar maken van de persoonsgegevens van de betrokken ambtenaar. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 14 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid (Woo)
Artikel 4.1, eerste lid, van de Woo
Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
Artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo
Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Artikel 5.3 van de Woo
Bij een verzoek om informatie die ouder is dan vijf jaar motiveert het bestuursorgaan bij een weigering van die informatie waarom de in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 bedoelde belangen ondanks het tijdsverloop zwaarder wegen dan het algemeen belang van openbaarheid.

Voetnoten

1.Artikel 4.1, eerste lid, van de Woo.
2.Artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo.
3.
4.Zie bijvoorbeeld: Afdeling 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:640.
5.Artikel 5.3 van de Woo.
6.Geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Wet open overheid zoals gewijzigd door de verwerking van de door de Tweede Kamer aanvaarde Wijzigingswet Woo, gepubliceerd op 22 oktober 2021. Raadpleegbaar op: https://www.eerstekamer.nl/overig/20211026/geconsolideerde_artikelsgewijze/document.