Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2024 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 juni 2024, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland beoordeeld. Eiser had op 14 april 2023 een verzoek ingediend om openbaarmaking van documenten, waaronder een reactie van Justion Advocaten en andere gerelateerde stukken. Het college heeft dit verzoek op 24 mei 2023 afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. De Commissie voor de bezwaarschriften adviseerde om het bezwaar ongegrond te verklaren, wat het college deed in het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2024 behandeld. Eiser betoogde dat het college ten onrechte de naam van een ambtenaar niet openbaar heeft gemaakt, en stelde dat er sprake was van een integriteitskwestie. De rechtbank oordeelde dat het college in redelijkheid het belang van de persoonlijke levenssfeer zwaarder heeft mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking. De rechtbank volgde het college in zijn betoog dat de betrokken ambtenaar geen beslissingsbevoegdheid had en dat de persoonsgegevens nog steeds actueel waren, aangezien de ambtenaar nog werkzaam was bij de gemeente.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat het college terecht heeft afgezien van openbaarmaking van de persoonsgegevens. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.