ECLI:NL:RBZWB:2024:3993

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2024
Publicatiedatum
12 juni 2024
Zaaknummer
02/230282-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in steekpartij op feestje met onduidelijke betrokkenheid van verdachte

Op 11 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het steken van twee personen tijdens een feestje op 11 september 2022. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte de slachtoffers met een scherp voorwerp heeft gestoken. De officier van justitie en de verdediging waren het erover eens dat de bewijsvoering niet overtuigend was. De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de verdachte zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verwondingen van de slachtoffers niet konden worden toegeschreven aan de verdachte, maar eerder aan de medeverdachte, die wel had bekend dat hij de slachtoffers had gestoken. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken van de feiten waaruit de schade zou zijn ontstaan. Tevens werd het beslag op een mes dat in beslag was genomen, opgeheven, omdat het niet meer relevant was na de vrijspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/230282-22
vonnis van de meervoudige kamer van 11 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. K.C.A.M. Oomen, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Feit 1: op 11 september 2022 geprobeerd heeft om [benadeelde 1] , al dan niet met voorbedachten rade, te doden door hem met een scherp voorwerp te steken dan wel dat, al dan niet met voorbedachten rade, [benadeelde 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door hem met een scherp voorwerp te steken;
Feit 2: op 11 september 2022 geprobeerd heeft om [benadeelde 2] te doden dan wel aan hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een scherp voorwerp te steken dan wel dat hij [benadeelde 2] heeft mishandeld door hem met een scherp voorwerp te steken.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met een scherp voorwerp heeft gestoken, zoals in alle varianten onder feiten 1 en 2 ten laste is gelegd. Hij verzoekt verdachte daarom integraal van deze feiten vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van alle varianten van feiten 1 en 2, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met een scherp voorwerp heeft gestoken. De verdediging verzoekt daarom ook om verdachte integraal van de feiten 1 en 2 vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling feiten
De rechtbank stelt op basis van het procesdossier vast dat in de nacht van 10 op 11 september 2022 verdachte en [medeverdachte] aanwezig waren op het feestje van [naam 1] in [plaats] . Gedurende dit feest zijn via snapchat dreigberichten gestuurd aan de zus van [benadeelde 1] . [benadeelde 1] is vervolgens na middernacht samen met zijn zus en twee vrienden verhaal gaan halen op dit feestje. Hierbij is over en weer tegen elkaar geschreeuwd. De vader van [naam 1] heeft [benadeelde 1] , zijn zus en zijn vrienden weggestuurd. Niet lang daarna werd op het feestje op een app gezien dat de zus weer onderweg was naar het feestje. Verdachte heeft toen een schroevendraaier uit zijn auto gehaald en [medeverdachte] heeft een mes en een wapenstok uit zijn auto gehaald. Samen met [naam 2] hebben zij de zus en eventuele anderen opgewacht. De zus was dit keer in gezelschap van, onder andere, [benadeelde 1] en [benadeelde 2] , de stiefvader van [benadeelde 1] en de zus. Direct na aankomst bij de feestlocatie heeft [benadeelde 2] verdachte bij zijn keel gepakt en hem geslagen. Zij zijn vervolgens op de grond terecht gekomen, waarbij verdachte onder [benadeelde 2] kwam te liggen. Hierbij heeft [benadeelde 2] knieletsel opgelopen. [benadeelde 2] bleef verdachte slaan, daarom beschermde [verdachte] zijn hoofd met zijn handen. [benadeelde 1] heeft [naam 2] geslagen toen die naar [benadeelde 2] toe liep. Hierna is [benadeelde 1] bovenop [benadeelde 2] en verdachte gesprongen en ging het vechten door. Alle betrokkenen verklaren over een chaotische situatie. Na een tijdje merkte [benadeelde 1] dat hij zijn arm niet meer kon bewegen en bleek hij te zijn gestoken. Ook [benadeelde 2] bleek te zijn gestoken. [benadeelde 1] heeft steek- en snijverwondingen opgelopen aan zijn schouder, arm en rug. [benadeelde 2] heeft steek- en snijverwondingen opgelopen aan zijn rug, schouder, arm en hoofd.
[medeverdachte] heeft bekend dat hij zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2] meerdere keren met een mes heeft gestoken. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat ook verdachte [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met een mes of een ander scherp voorwerp heeft gestoken. Dit wordt ook door verdachte ontkend. Hij heeft wel een schroevendraaier in zijn handen gehad, voordat [benadeelde 1] en [benadeelde 2] de confrontatie met hem aangingen. Deze schroevendraaier heeft hij blijkens zijn verklaring aan de vader van [naam 1] afgegeven, voordat [benadeelde 2] hem bij zijn keel pakte. De vader van [naam 1] heeft bevestigd dat hij de schroevendraaier van verdachte heeft afgepakt en deze achter de deur van de schuur heeft gegooid. Daar is later ook door de politie een schroevendraaier aangetroffen. De vader van [naam 1] heeft niet gezien dat verdachte met een schroevendraaier of met een ander scherp voorwerp [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] heeft gestoken. De rechtbank heeft, ondanks de anders luidende verklaringen van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] en getuigen uit “hun kamp”, geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid van de verklaring van deze getuige te twijfelen. Ook niet omdat deze getuige wel belastend over de betrokkenheid van [medeverdachte] heeft verklaard. De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat verdachte niet heeft gestoken omdat het letsel bij [benadeelde 2] en [benadeelde 1] eerder passend is bij het gebruik van een mes dan een schroevendraaier. Nu er verder geen onderzoek is gedaan naar de aanwezigheid van bloed op de ter plekke van de vechtpartij aangetroffen schroevendraaier, gaat de rechtbank uit van de lezing van verdachte en de vader van [naam 1] .
De rechtbank acht dan ook met de officier van justitie en de verdediging niet overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 1] en [benadeelde 2] met een scherp voorwerp heeft gestoken. De rechtbank zal verdachte dan ook van alle varianten van de feiten 1 en 2 vrij spreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 44.026,41 voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert een schadevergoeding van € 16.540,12 voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

6.De overwegingen omtrent het beslag.

6.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat dit voorwerp bij het onderzoek naar de ten laste gelegde feiten, is aangetroffen, terwijl dit voorwerp dient tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Daarnaast behoort dit voorwerp aan verdachte toe en is dit van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

7.De toepasselijke wetsartikelen.

De beslissing berust op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair en 2 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK Mes (omschrijving G2502421);
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij
[benadeelde 1]in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering;
- veroordeelt de benadeelde partij
[benadeelde 2]in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. A.R. van Triest en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 11 juni 2024.
Mr. K. Verschueren is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.