ECLI:NL:RBZWB:2024:3987

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
11 juni 2024
Zaaknummer
23/3537
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag loonheffingen en verzuimboete wegens privégebruik auto

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 juni 2023. De inspecteur had een naheffingsaanslag loonheffingen van € 6.628 over het jaar 2021 opgelegd, samen met een belastingrentebeschikking en een verzuimboete van 10%. De rechtbank behandelt het beroep op 26 april 2024, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. Belanghebbende heeft niet overtuigend aangetoond dat de auto, die aan haar werknemer ter beschikking was gesteld, niet meer dan 500 kilometer privé is gebruikt. De rechtbank verwerpt de rittenregistratie van belanghebbende als niet sluitend en oordeelt dat het beroep ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat de verzuimboete passend is, gezien de omstandigheden van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. dr. C. Hofman en openbaar gemaakt op 7 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3537

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., statutair gevestigd te [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [naam 1] ),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 juni 2023.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen van € 6.628 over het jaar 2021 opgelegd (de naheffingsaanslag).
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking) en een verzuimboete van 10% (de boetebeschikking) opgelegd.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende bij uitspraak op bezwaar afgewezen. De inspecteur heeft daarbij de naheffingsaanslag, de belastingrentebeschikking en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.4.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 26 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: werknemer en bestuurder van belanghebbende, mevrouw [naam 2] en de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Feiten

2. Belanghebbende, [belanghebbende] BV, is een financiële holding. Belanghebbende bezit 100% van de aandelen van [B.V.] . [B.V.] is een groothandel in computers, randapparatuur en software.
2.1.
Mevrouw [naam 2] is met ingang van 1 januari 2021 enig aandeelhouder, statutair bestuurder en enig werknemer van belanghebbende. Zij heeft sindsdien een schriftelijke
arbeidsovereenkomst van 10 uur per week voor onbepaalde tijd bij belanghebbende. Haar werkzaamheden bestaan uit administratie- en advieswerkzaamheden. Het advieswerk is voor interne doeleinden en gericht op de bedrijfsstrategie.
2.2.
De fiscaal partner van mevrouw [naam 2] is de heer [naam 1] . Hij was tot 30 september 2021 werkzaam bij [B.V.] .
2.3.
Aan mevrouw [naam 2] is door belanghebbende, mede voor privé doeleinden, een auto, een BMW 118i met [kenteken], ter beschikking gesteld (de auto). Deze terbeschikkingstelling is opgenomen in de managementovereenkomst van 1 januari 2021 tussen belanghebbende en [B.V.] .
2.4.
Noch bij [belanghebbende] BV, noch bij [B.V.] heeft in de
loonaangiften 2021 bijtelling voor privégebruik van de auto plaatsgevonden.
2.5.
Naar aanleiding van informatieverzoeken van de inspecteur heeft belanghebbende rittenregistraties overgelegd en aanvullende informatie aan de inspecteur gezonden. Desondanks heeft de inspecteur de bijtelling voor privégebruik auto gecorrigeerd en een naheffingsaanslag met verzuimboete opgelegd.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Daarbij beoordeelt de rechtbank of belanghebbende heeft doen blijken dat in 2021 met de aan haar werknemer ter beschikking gestelde auto niet meer dan 500 kilometer privé is gereden. Ook beoordeelt de rechtbank of de inspecteur in de voorloopfase van de aanslag het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat geen naheffingsaanslag loonheffingen zou volgen. Tot slot beoordeelt de rechtbank of de verzuimboete terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd. De rechtbank beoordeelt de voorliggende vragen aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
4. De rechtbank is van oordeel dat de naheffingsaanslag en verzuimboete terecht en tot het juiste bedrag aan belanghebbende zijn opgelegd
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Motivering

Wettelijk kader
5. Indien een auto door een werkgever ook voor privédoeleinden ter beschikking wordt gesteld aan een werknemer, dan wordt als uitgangspunt een voordeel als loon in aanmerking genomen (de bijtelling privégebruik), zo volgt uit art. 13bis, eerste lid, eerste volzin van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB).
5.1.
Artikel 13bis, eerste lid, laatste volzin Wet LB bepaalt dat een auto in ieder geval ook wordt geacht voor privédoeleinden ter beschikking te zijn gesteld, tenzij blijkt dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt (het wettelijk vermoeden van privégebruik). Dit vermoeden houdt stand tenzij belanghebbende overtuigend aantoont dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt. Dit kan aan de hand van een rittenregistratie, maar bewijs mag ook op een andere manier worden geleverd. [1] Woon-werkverkeer wordt geacht niet voor privédoeleinden plaats te vinden. [2]
Standpunten van partijen
6. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende voor het jaar 2021 niet doet blijken dat de auto op kalenderjaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Hij meent dat de rittenadministratie niet sluit dan wel onjuistheden bevat omdat er voor woon-werk een verschil zit tussen gereden kilometers volgens de rittenregistratie en die volgens Google Maps en omdat een snelheidsovertreding geconstateerd is op een plaats waar de auto volgens de rittenadministratie niet geweest kan zijn. Het primaire standpunt van de inspecteur is dan ook dat de rittenregistratie moet worden verworpen. Voor zover de rechtbank dat standpunt niet volgt, heeft de inspecteur aangevoerd dat voor een aantal andere ritten, hoofdzakelijk naar horecagelegenheden en hotels, geldt dat belanghebbende de zakelijkheid van (een aantal van) deze ritten niet heeft aangetoond met bescheiden.
7. Belanghebbende stelt dat de rittenregistratie 2021 sluitend is en dat daaruit volgt dat de auto niet voor meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt. Zij heeft geen tankbonnen aangeleverd maar wel creditcardafschrijvingen van de tankbeurten. Ter zitting voert belanghebbende aan dat vandaag de dag nog zelden met papieren bonnen wordt gewerkt. Aan de hand van andere bescheiden heeft belanghebbende bovendien het zakelijke doel van bepaalde afspraken aangetoond. Het beroep van belanghebbende op het vertrouwensbeginsel begrijpt de rechtbank aldus, dat belanghebbende het vertrouwen dat geen naheffingsaanslag zou volgen, ontleend heeft aan de communicatie tussen belanghebbende en de inspecteur in de voorloopfase van de aanslag over een aantal specifieke ritten naar Duitsland. Belanghebbende geeft ter zitting aan niet te begrijpen waarom eerst slechts over enkele (Duitse) ritten wordt gecommuniceerd, en dat daarna de hele rittenregistratie onderwerp van geschil is geworden.
Privé gebruik auto
8. Vast staat dat de auto door belanghebbende aan mevrouw [naam 2] ter beschikking werd gesteld in 2021. Dat brengt mee dat sprake is van het wettelijk vermoeden van privégebruik, zodat het aan belanghebbende is om overtuigend aan te tonen dat de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden wordt gebruikt.
8.1.
Ten aanzien van de rittenregistratie overweegt de rechtbank als volgt. Het valt op dat belanghebbende twee rittenregistraties over de eerste helft van 2021 heeft verstrekt en dat de begin- en eindstand van de kilometerteller per registratie verschilt. Verder constateert de rechtbank een verschil van ongeveer 250 kilometer tussen de afgelegde kilometers woon-werkverkeer volgens de rittenregistratie en de afgelegde kilometers woon-werkverkeer volgens de berekeningen op Google Maps en de ANWB-routeplanner. Verder stelt de rechtbank vast dat op een dag en tijd waarop volgens de rittenregistratie de woon-werkverkeer route werd gereden, een verkeersovertreding is geconstateerd op een andere plek. Ten aanzien van genoemde punten heeft belanghebbende onvoldoende verklaring kunnen geven. Nu de rittenregistratie geen (betrouwbare) weergave vormt van het werkelijke gebruik van de auto (feitelijke kilometerstanden, feitelijk afgelegde routes en feitelijke gebruiker) is deze niet sluitend en verwerpt de rechtbank deze in het geheel.
8.2.
Belanghebbende heeft met de door haar overgelegde aanvullende informatie ook anderszins niet doen blijken dat mevrouw [naam 2] met de aan haar ter beschikking gestelde auto niet meer dan 500 kilometer privé heeft gereden in 2021.
8.3.
Belanghebbende is naar het oordeel van de rechtbank kortom niet in haar bewijslast geslaagd om overtuigend aan te tonen dat geen sprake is geweest van privé gebruik van de auto.
Vertrouwensbeginsel
9. De rechtbank sluit niet uit dat het verwarrend kan zijn geweest voor belanghebbende dat de inspecteur in de aanslagfase slechts de ritten van 8 en 9 oktober ter discussie heeft gesteld en pas in de bezwaarfase ook over de andere ritten vragen heeft gesteld. Deze handelwijze van de inspecteur houdt naar het oordeel van de rechtbank echter geen toezegging of standpuntbepaling in. In de bezwaarfase mag de inspecteur om meer uitleg vragen bij ritten die in de aanslagfase niet zijn besproken en daarbij alle relevante feiten heroverwegen. Uit de dossierstukken blijkt niet dat de inspecteur in de voorloopfase van de aanslag op enige manier de indruk heeft gewekt dat de zakelijkheid van de andere ritten dan de ritten in Duitsland op 8 en 9 oktober 2021 vaststond of dat de rittenregistratie sluitend was, zodat het beroep op gewekt vertrouwen niet kan slagen.
Belastingrente
10. Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank eiser erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.
Verzuimboete
11. Aan belanghebbende is een verzuimboete opgelegd in verband met het ten onrechte achterwege laten van de bijtelling privégebruik auto, op grond van artikel 67c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en paragraaf 24 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (hierna: BBBB). De inspecteur heeft de boete vastgesteld op 10% van de naheffingsaanslag, zijnde € 662. Naar het oordeel van de rechtbank is de verzuimboete terecht opgelegd. Omdat de loonheffingen over het tijdvak 1 januari tot en met 31 december 2021 terecht zijn nageheven, staat vast dat de loonheffingen niet binnen de in de belastingwet gestelde termijn betaald zijn. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De rechtbank is bovendien van oordeel dat de verzuimboete passend en geboden is.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. dr. C. Hofman, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 7 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 13bis, derde lid, tweede volzin van de Wet LB.
2.Artikel 13bis, derde lid, eerste volzin van de Wet LB.