ECLI:NL:RBZWB:2024:3953
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelasting gemeente Oisterwijk
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 juni 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de WOZ-waarde van zijn woning en de daarop gebaseerde aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) behandeld. De belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. J.W. Vugts, heeft bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk, die de waarde van de woning op 1 januari 2021 heeft vastgesteld op € 645.000. De rechtbank heeft de zaak op 12 april 2024 behandeld, waarbij de belanghebbende zich afmeldde voor de zitting. De heffingsambtenaar heeft de waarde verdedigd en de rechtbank heeft de argumenten van de belanghebbende beoordeeld.
De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende onderbouwing heeft gegeven voor de vastgestelde WOZ-waarde, door gebruik te maken van vergelijkingsmethoden en referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de waarde niet te hoog is vastgesteld en dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning van de belanghebbende. Daarnaast wordt het verzoek van de belanghebbende om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn afgewezen, omdat de termijn niet is overschreden.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de WOZ-waarde en de aanslag OZB gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.