ECLI:NL:RBZWB:2024:395

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
26 januari 2024
Zaaknummer
02-081535-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging met contact- en gebiedsverbod

Op 26 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging van een slachtoffer. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 12 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdachte hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd ervan beschuldigd het slachtoffer te hebben gestalkt in de periode van 1 juni 2022 tot en met 6 januari 2023. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de belaging, gebaseerd op de aangifte van het slachtoffer, verklaringen van buurtbewoners en camerabeelden waarop de verdachte te zien was.

De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer vormden. De verdachte had herhaaldelijk contact gezocht met het slachtoffer, haar lastiggevallen en beledigd, ondanks dat zij geen contact meer wenste. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten, maar achtte de belaging bewezen. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden geëist, met een proeftijd van twee jaar, en een contact- en gebiedsverbod voor vijf jaar.

De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een contactverbod met het slachtoffer, evenals een gebiedsverbod voor de straat waar het slachtoffer woont, voor de duur van vijf jaar. De rechtbank oordeelde dat deze maatregelen noodzakelijk waren om herhaling van belastend gedrag te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-081535-23
vonnis van de meervoudige kamer van 26 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1942 te [geboorteplaats 1] ,
wonende te [woonadres] .

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 12 januari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gestalkt in de periode van 1 juni 2022 tot en met 6 januari 2023.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belaging en baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer] , de door haar ingediende klacht en haar aanvullende verklaring, het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verdachte aangeefster veelvuldig heeft gebeld, de verklaringen van buurtbewoners, de beschrijving van de camerabeelden en het proces-verbaal van bevindingen waaruit volgt dat verdachte zichzelf herkent op die beelden.
4.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Hij heeft aangeefster niet gestalkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster in de ten laste gelegde periode heeft belaagd, gelet op de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage. De bewijsmiddelen ondersteunen de verklaring van aangeefster dat verdachte zich in die periode schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gedragingen.
De rechtbank passeert daarom de verklaring van verdachte dat hij slechts een enkele keer aangeefster heeft gebeld en slechts een enkele keer voor de deur van aangeefster heeft gestaan.
De rechtbank is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van aangeefster zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 juni 2022 tot en met 6 januari 2023 te [plaats] , wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door
- die [slachtoffer] ongevraagd en tegen haar wil veelvuldig te bellen en
- bij en in de directe nabijheid van de woning van die [slachtoffer] te gaan staan en in de auto te wachten en de woning van die [slachtoffer] te bekijken en langs de woning van die [slachtoffer] te rijden en
- de (voor- en achterzijde van de) woning van die [slachtoffer] te bezoeken en aan te bellen en te bonken op de deur en het raam en door het raam naar binnen te kijken en in de achtertuin te kijken en
- die [slachtoffer] te volgen en persoonlijk te benaderen/aan te spreken en uit te schelden/te beledigen en
- een of meer buurtbewoners/bekenden aan te spreken en beledigende verhalen over die [slachtoffer] te vertellen,
met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast vordert zij een dadelijk uitvoerbaar contactverbod met aangeefster en een gebiedsverbod voor de straat waarin zij woont voor de periode van vijf jaar op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), waarbij per overtreding twee weken hechtenis kan worden opgelegd. Het doel van de straf en maatregelen is dat verdachte zich onthoudt van belastend gedrag richting aangeefster.
6.2
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft zich niet uitgelaten over een eventuele strafoplegging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster, zijn ex-partner, gedurende een periode van ongeveer een half jaar na het verbreken van de relatie. Ondanks dat voor hem duidelijk was dat zij geen contact meer wenste, is hij haar in die periode lastig blijven vallen door veelvuldig ongevraagd bij haar woning of in haar straat te verschijnen, haar vaak te bellen, haar persoonlijk aan te spreken en uit te schelden en door beledigende verhalen over aangeefster te vertellen tegen buurtbewoners en bekenden. Stalking is een ernstig feit, omdat het ingrijpt in de persoonlijke vrijheid en privacy van een slachtoffer. Verdachte heeft door zijn gedragingen stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Dit heeft ertoe geleid dat zij zich tijdens maar ook nog na het feit heeft teruggetrokken in haar woning, nauwelijks meer naar buiten durfde en heeft zich genoodzaakt gevoeld haar buurvrouw in te schakelen om haar hond uit te laten, om ongewenst contact met verdachte te voorkomen. Hieruit volgt dat het gedrag van verdachte diep in haar leven heeft ingegrepen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 24 augustus 2023. Hieruit komt naar voren dat enige zorgen worden gezien in het psychosociaal functioneren van verdachte, omdat hij op een ongeremde manier in contact probeerde te komen met aangeefster en hij zowel aangeefster als diverse buurtbewoners heeft beschuldigd van overspel. De reclassering vindt het daarnaast zeer zorgelijk dat verdachte zijn handelen probeert te rechtvaardigen en onvoldoende lijkt in te zien wat de gevolgen voor aangeefster zijn. De reclassering vindt het positief dat verdachte laat weten klaar te zijn met aangeefster, wat terug lijkt te komen uit de politiemeldingen. Die tonen aan dat er sinds 4 januari 2023 geen meldingen van belaging meer zijn gedaan door aangeefster. Ondanks de aanwezige zorgen schat de reclassering het recidiverisico als laag in, omdat er geen sprake meer is van een lopend conflict tussen verdachte en aangeefster en er al ruim zeven maanden geen nieuwe meldingen meer zijn gedaan door aangeefster. De reclassering ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen of verlengen van interventies of toezicht, het opleggen van elektronische monitoring of het adviseren van dadelijk uitvoerbaar toezicht. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Strafmaat
Anders dan de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat er wel degelijk sprake is van een hoger risico op recidive. Uit aanvullende informatie van de politie volgt dat aangeefster heeft verteld dat er recent nog contact is geweest tussen verdachte en haarzelf en dat verdachte haar toen heeft uitgescholden en beledigd. De rechtbank maakt hieruit op dat – hoewel de reclassering in augustus 2023 aangeeft dat er geen sprake meer is van een lopend conflict – er nog wel degelijk sprake is van frustraties bij verdachte in de richting van aangeefster. Dit is ook tot uitdrukking gekomen tijdens de behandeling ter zitting. Verder heeft verdachte ter zitting niet of nauwelijks inzicht getoond dat zijn gedrag erg kwalijk is geweest. Hij rechtvaardigt zijn gedrag door te verwijzen naar gedragingen van aangeefster zelf. Hij heeft daarbij geen oog voor wat hij zelf bij aangeefster heeft aangericht met zijn gedrag. Verder heeft de officier van justitie ter zitting aangegeven dat tot op heden een contact- en locatieverbod in de vorm van een gedragsaanwijzing geldt. Het baart de rechtbank zorgen dat deze gedragsaanwijzing verdachte er niet van weerhoudt om de confrontatie met aangeefster op te zoeken.
Gelet daarop heeft de rechtbank met het opleggen van een straf vooral de bedoeling dat dat verdachte zich niet langer schuldig maakt aan belastend gedrag richting aangeefster en/of strafbare feiten in haar richting. Een stevige stok achter de deur is daartoe noodzakelijk, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. De rechtbank is daarom van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden passend en noodzakelijk is. De rechtbank zal die straf aan verdachte opleggen en de proeftijd op twee jaar bepalen.
Vrijheidsbeperkende maatregel
Verder acht de rechtbank ter voorkoming van ernstig belastend gedrag van verdachte richting aangeefster van belang dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt of heeft met haar en dat het hem verboden wordt zich in de straat te bevinden waar zij woont. De rechtbank zal aan verdachte daarom op grond van artikel 38v Sr de maatregel opleggen dat hij zich onthoudt van contact met aangeefster en dat hij zich niet bevindt in de straat waar aangeefster woont. De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van vijf jaar en bepaalt dat de duur van de vervangende hechtenis twee weken bedraagt voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal bepalen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen tegen aangeefster.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 38v, 38w en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Belaging;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
5 (vijf) jaren:
  • op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met
  • zich niet zal ophouden in
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 2 (twee) weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.De totale duur van de vervangende hechtenis
bedraagt ten hoogste 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. H. Skalonjic, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 januari 2024.
Mr. Van de Wetering is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.