ECLI:NL:RBZWB:2024:3948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
BRE 23/1172, 23/1174, 23/1175, 23/1176, 23/1177, 23/1178, 23/1179, 23/1180, 23/1181
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van naheffingsaanslagen parkeerbelasting op basis van proportionaliteit en evenredigheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 10 juni 2024, zijn de beroepen van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen parkeerbelasting beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar aan de belanghebbende een reeks naheffingsaanslagen heeft opgelegd, welke door de belanghebbende zijn bestreden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de naheffingsaanslagen onderzocht, waarbij is gebleken dat de aanmaningen en dwangbevelen naar een verkeerd adres zijn gestuurd. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de belanghebbende niet tijdig op de hoogte was van de opgelegde aanslagen, wat de rechtbank heeft meegewogen in haar oordeel over de proportionaliteit van de opgelegde naheffingsaanslagen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de naheffingsaanslagen van 3 april 2022, 10 april 2022 en 14 april 2022 in strijd zijn met de proportionaliteit en evenredigheid, gezien het korte tijdsbestek waarin deze aanslagen zijn opgelegd. De overige naheffingsaanslagen blijven echter in stand, omdat de belanghebbende niet heeft aangetoond dat hij op de hoogte was van de parkeerregels ter plaatse. De rechtbank heeft de beroepen ten aanzien van de zaaknummers 23/1175, 23/1176 en 23/1177 gegrond verklaard, terwijl de beroepen ten aanzien van de overige zaaknummers ongegrond zijn verklaard. De heffingsambtenaar is verplicht het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1172, 23/1174, 23/1175, 23/1176, 23/1177, 23/1178, 23/1179, 23/1180, 23/1181
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juni 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats 1] (België), belanghebbende
(gemachtigde: [naam 1] ),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar,

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 2 januari 2023.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een reeks naheffingsaanslagen opgelegd met onderstaande nummers.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 25 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens de heffingsambtenaar deelgenomen: [naam 2] . .
1.6.
Belanghebbende en zijn gemachtigde zijn, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 20 maart 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende op het [adres] te [plaats 2] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 21 maart 2024 aan de gemachtigde van belanghebbende op genoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2.Feiten

2.1.
De auto van belanghebbende met [kenteken] stond op onderstaande data geparkeerd aan de genoemde locaties in Tilburg. Tijdens controles is geconstateerd door parkeercontroleurs dat op onderstaande data geen parkeerbelasting was voldaan.
Aanslagnummer
Zaaknummer
Datum
Locatie
[aanslagnummer 1]
23/1172
21/01/2022
Gondelstraat
[aanslagnummer 2]
23/1174
30/03/2022
Gondelstraat
[aanslagnummer 3]
23/1175
03/04/2022
Gondelstraat
[aanslagnummer 4]
23/1176
10/04/2022
Gondelstraat
[aanslagnummer 5]
23/1177
14/04/2022
Gondelstraat
[aanslagnummer 6]
23/1178
07/05/2022
Minderbroederspad
[aanslagnummer 7]
23/1179
23/05/2022
Spoorlaan
[aanslagnummer 8]
23/1180
27/05/2022
Gondelstraat
[aanslagnummer 9]
23/1181
07/06/2022
Korvelseweg
2.2.
Naar aanleiding van de constateringen dat geen parkeerbelasting is voldaan, is aan belanghebbende een reeks naheffingsaanslagen opgelegd.
2.3.
Omdat is gebleken dat de naheffingsaanslagen, aanmaningen en dwangbevelen naar het verkeerde adres zijn gestuurd, heeft de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg de invorderingskosten verminderd tot nihil en is het loonbeslag opgeheven. De invorderingskosten zijn dus niet in geschil.

3.Beoordeling door de rechtbank

3.1.
De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.2.
Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende deels en zijn de naheffingsaanslagen parkeerbelastingen ten dele terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader van de rechtbank
3.3.
Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2022 van de gemeente Tilburg (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
Standpunten van partijen
3.4.
Belanghebbende verzoekt de rechtbank primair om de naheffingsaanslagen te vernietigen en subsidiair om enkel de eerste naheffingsaanslag in stand te laten. De naheffingsaanslagen zijn naar een verkeerd adres gestuurd, waardoor belanghebbende pas in december 2022 op de hoogte was van de opgelegde naheffingsaanslagen. Belanghebbende stelt dat hij hierdoor niet de kans heeft gekregen om zijn fout te herstellen en zijn gedrag aan te passen, waardoor hij meermaals heeft geparkeerd zonder parkeerbelasting te voldoen. Dit is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, aldus belanghebbende. Tot slot merkt belanghebbende op dat de gehele situatie zowel financieel als mentaal erg uitputtend en stressvol is geweest voor hem en zijn gezin.
3.5.
De heffingsambtenaar voert aan dat de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. De heffingsambtenaar wijst op de onderzoeksplicht die op parkeerders rust. Hij stelt dat belanghebbende zich bij iedere parkeerbeweging opnieuw had moeten vergewissen of er al dan niet parkeerbelasting verschuldigd is op die locatie.
Bezwaarfase
3.6.
Voorts stelt belanghebbende dat zijn belangen zijn geschonden, omdat hij niet zes weken de tijd heeft gehad om een bezwaarschrift in te kunnen dienen. Dit is in strijd met artikel 6:7 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). De heffingsambtenaar betwist dat belanghebbende in de bezwaarfase in zijn belangen is getroffen. De rechtbank overweegt dat belanghebbende kort nadat hij op de hoogte is gekomen van de naheffingsaanslagen in bezwaar is gegaan. Hij heeft destijds niet om uitstel of een extra termijn voor het indienen van aanvullende gronden gevraagd. Het bezwaar is ook ontvankelijk verklaard. Verder wijken de beroepsgronden niet of nauwelijks af van wat belanghebbende in bezwaar naar voren heeft gebracht en is, na correcte oproeping, niemand namens belanghebbende op zitting verschenen. De rechtbank ziet dan ook geen schending of strijd met enige rechtsregel.
Zijn de naheffingsaanslagen terecht opgelegd?
3.7.
Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende op de onder 2.1 genoemde data geparkeerd stond aan de onder 2.1 genoemde locaties in Tilburg. Deze locaties zijn door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaatsen waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd (artikel 1 van de Verordening en artikel 1 van het Aanwijzingsbesluit Betaald parkeren 2021-4). Belanghebbende heeft niet betwist dat hij te weinig parkeerbelasting heeft voldaan. Daaruit volgt dat de naheffingsaanslagen in beginsel terecht zijn opgelegd.
Onderzoeksplicht van de parkeerder en proportionaliteit/evenredigheid
3.8.
De rechtbank merkt op dat op de parkeerder een onderzoeksplicht rust. Dit wil zeggen dat hij zich, voordat hij parkeert, op de hoogte moet stelen van de verschuldigdheid van parkeerbelasting ter plaatse. Het zich niet voldoende op de hoogte stellen en het (als gevolg daarvan) niet naleven van die voorschriften komt naar vaste jurisprudentie voor rekening en risico van de parkeerder. In dit geval is het aan de rechtbank om voornoemde onderzoeksplicht af te wegen tegen de evenredigheid en proportionaliteit van de naheffingsaanslagen, rekening houdend met het feit dat belanghebbende pas op een later moment kennis heeft kunnen nemen van deze naheffingsaanslagen. Voor het parkeren in de Gondelstraat in Tilburg acht de rechtbank het opleggen van een drietal naheffingsaanslagen in een tijdsbestek van slechts twee weken in strijd met de proportionaliteit en evenredigheid. Ook als belanghebbende destijds wel op de juiste wijze op de hoogte was gebracht van deze aanslagen zou de evenredigheid en proportionaliteit aan de orde zijn gelet op het korte tijdsbestek. Dit brengt de rechtbank tot het oordeel dat de naheffingsaanslagen van 3 april 2022, 10 april 2022 en 14 april 2022 moeten worden vernietigd. De overige naheffingsaanslagen blijven in stand, mede gezien de ruime tijd tussen de oplegging en de verschillende locaties. Immers een parkeerder moet iedere keer als hij ergens parkeert onderzoeken welke parkeerregels ter plaatse gelden. Dat belanghebbende dat steeds niet heeft gedaan kan hem worden aangerekend.
3.9.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank de naheffingsaanslagen van 3, 10 en 14 april 2022 vernietigt. De overige naheffingsaanslagen blijven in stand.

4.Conclusie en gevolgen

4.1.
De beroepen ten aanzien van de zaaknummers 23/1175 ( [aanslagnummer 3] ), 23/1176 ( [aanslagnummer 4] ) en 23/1177 ( [aanslagnummer 5] ) zijn gegrond. Dit betekent dat de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslagen parkeerbelasting ten aanzien van voornoemde zaaknummers zullen worden vernietigd. De beroepen ten aanzien van de zaaknummers 23/1172, 23/1174, 23/1178, 23/1179, 23/1180 en 23/1181 zijn ongegrond. Deze naheffingsaanslagen zullen dus in stand blijven..
4.2.
Omdat een deel van de beroepen gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
  • verklaart de beroepen 23/1175, 23/1176 en 23/1177 gegrond;
  • verklaart de beroepen 23/1172, 23/1174, 23/1178, 23/1179, 23/1180 en 23/1181 ongegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar ten aanzien van 23/1175, 23/1176 en 23/1177;
  • vernietigt de naheffingsaanslagen met betrekking tot 23/1175, 23/1176 en 23/1177;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50,- aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 10 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.