ECLI:NL:RBZWB:2024:3937

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
02/047777-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïnezaak na gebrek aan bewijs van wetenschap en beschikkingsmacht

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001 zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het tezamen en in vereniging uitvoeren, vervoeren dan wel aanwezig hebben van 3.823,65 gram cocaïne. Tijdens de zitting op 24 mei 2024 hebben de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen dat de verdachte wetenschap had van de cocaïne in de auto waarin hij als passagier zat. De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de auto, zonder bewijs van een relatie tot de auto of de verborgen ruimte waar de cocaïne was opgeslagen, niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. Ook de gegevens van de telefoon van de verdachte gaven geen aanknopingspunten voor de wetenschap van de verdovende middelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de schuld van de verdachte en heeft deze vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. G.M.J. Kok als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 7 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/047777-24
vonnis van de meervoudige kamer van 7 juni 2024
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2001 te [plaats] ( [land] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
raadsman: mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging uitvoeren, vervoeren dan wel aanwezig hebben van 3.823,65 gram cocaïne.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde uitvoer van 3.823,65 gram cocaïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het ten laste gelegde feit en heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is, met de verdediging, van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wetenschap heeft gehad van, en beschikkingsmacht heeft gehad over, de verdovende middelen in het voertuig. Verdachte heeft als passagier in een auto gezeten waarin een verborgen ruimte is aangebracht, waar cocaïne in lag. De enkele aanwezigheid van verdachte in de auto, kan evenwel, bij gebreke van een vast te stellen relatie tot die auto, niet zonder meer tot de conclusie leiden dat verdachte ook van de verborgen ruimte en de zich daarin bevindende cocaïne op de hoogte is geweest. De gegevens van de telefoon van verdachte bevatten evenmin voldoende aanknopingspunten om die wetenschap uit af te leiden. De enkele omstandigheid dat hij één met de bestuurder van de auto gemeenschappelijk contact in zijn telefoon had staan, acht de rechtbank onvoldoende. Ook overigens biedt het dossier onvoldoende bewijs voor wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Er kan van verdachte ook geen enkele uitvoeringshandeling in relatie tot de verdovende middelen worden vastgesteld, die om een nadere uitleg vraagt. Dat de verklaring van verdachte over zijn verblijf in Nederland en zijn aanwezigheid in de auto weinig aannemelijk is, is gelet op deze omstandigheden daarom onvoldoende om anders te oordelen.
De rechtbank acht, bij deze stand van zaken, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De verdachte zal daarom worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. L.W. Louwerse en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juni 2024.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.