ECLI:NL:RBZWB:2024:3933

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
BRE AWB 24/894 VEROR
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Schouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag voor voedselpakketten in Tilburg

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een subsidie op grond van de subsidieregeling "Samen voor Bestaanszekerheid – Subsidies tot 25.000 euro". De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg afgewezen op 11 mei 2023, en het college bleef bij deze afwijzing na het indienen van bezwaar door eiseres op 23 november 2023. De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 behandeld, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en enkele andere personen. Het college was vertegenwoordigd door mr. A. van Alphen en andere gemachtigden.

Eiseres had op 2 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor subsidie om voedselhulp uit te breiden, maar het college oordeelde dat het verstrekken van extra voedselpakketten niet aanvullend was op het bestaande aanbod in Tilburg. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid tot deze conclusie heeft kunnen komen. De rechtbank concludeert dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de activiteiten van eiseres niet aanvullend zijn op het bestaande aanbod, en verklaart het beroep ongegrond. De rechtbank oordeelt ook dat het college de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet heeft geschonden, en dat er geen reden is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. Schouw, rechter, en openbaar gemaakt op 16 mei 2024. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE AWB 24/894 VEROR

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college
(gemachtigde: mr. A. van Alphen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een subsidie op grond van de subsidieregeling “Samen voor Bestaanszekerheid – Subsidies tot 25.000 euro”.
1.1.
Het college heeft de aanvraag met het besluit van 11 mei 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 november 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens eiseres deelgenomen: [gemachtigde] , [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Namens het college hebben deelgenomen: de gemachtigde, [naam 5] en [naam 6] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 2 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een subsidie voor het uitbreiden van de voedselhulp. Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat het college het uitdelen van extra voedselpakketten door eiseres niet als aanvullend op het bestaande aanbod binnen de gemeente Tilburg ziet.
2.1.
Met het bestreden besluit heeft het college de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot de afwijzing van de subsidieaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
Eindoordeel
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
De regels voor het verstrekken van subsidie in de gemeente Tilburg zijn neergelegd in de Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg (hierna: de subsidieverordening). In dit geval is sprake van een bestaanszekerheid-subsidie. Voor dergelijke subsidies zijn nadere regels gesteld in de subsidieregeling “Samen voor Bestaanszekerheid-subsidies tot €25.000,-” (hierna: de subsidieregeling).
4.3.
In artikel 11 van de subsidieregeling zijn de weigeringsgronden opgesomd. Op grond van het tweede lid van dit artikel kan een subsidieverlening worden geweigerd indien nieuwe initiatieven niet aanvullend zijn op het bestaande aanbod binnen de gemeente Tilburg. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het bestaande aanbod al in soortgelijke producten, diensten en activiteiten voorziet.
4.4.
Volgens vaste jurisprudentie [1] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, heeft een bestuursorgaan bij het verlenen, verminderen of beëindigen van subsidie een grote mate van beleidsvrijheid. Dit betekent dat de rechter zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend dient op te stellen. De rechtbank beoordeelt of een weigering van subsidie in strijd is met een of meer door betrokkene ingeroepen algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Beoordeeld moet worden of het bestuursorgaan, met inachtneming van deze beginselen, in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
Standpunten
5. Volgens het college is het verstrekken van extra voedselpakketten niet aanvullend op het bestaande aanbod binnen de gemeente Tilburg. Hij stelt dat de activiteit van eiseres wel aanvullend is ten opzichte van de activiteiten van de Voedselbank. Volgens het college is het verstrekken van voedselpakketten echter niet aanvullend op de activiteiten van de [stichting] .
6. Eiseres stelt dat het verstrekken van voedselpakketten wel aanvullend is op de activiteiten van de [stichting] om de volgende redenen. De doelgroep bestaat voornamelijk uit alleenstaande Somalische vrouwen met kinderen. Deze doelgroep kan de locatie van [stichting] niet of slecht bereiken. De [stichting] draagt ook niet bij aan de sociale cohesie in de wijk die eiseres bedient. Eiseres onderscheidt zich ten opzichte van de [stichting] omdat er diverse vrijwilligers bij het wijkcentrum aanwezig zijn die de doelgroep helpen op diverse vlakken.
7. Het college erkent het belang van hulp aan mensen op wie eiseres zich richt en hij erkent ook het goede werk van eiseres. Dit betekent echter niet dat de activiteiten van eiseres aanvullend zijn. Dat de doelgroep moeilijk uit huis komt en de weg naar hulpverlenende instanties lastig kan vinden, zorgt er niet voor dat de activiteiten van eiseres wel als aanvullend moeten worden gezien. De andere problematiek van de doelgroep op gebied van vervoer, taalachterstand en sociale activering, zijn niet relevant voor de beoordeling waarvoor subsidie is aangevraagd, zo stelt het college.
Heeft het college in redelijkheid kunnen stellen dat het verstrekken van voedselpakketten niet aanvullend is op het bestaande aanbod binnen de gemeente Tilburg?
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de activiteit van eiseres niet aanvullend is ten opzichte van het bestaande aanbod binnen de gemeente Tilburg. De subsidieaanvraag ziet enkel op het verstrekken van extra voedselpakketten in het kader van bestaanszekerheid. Gelet op het kader, zoals weergegeven in overwegingen 4 tot en met 4.3 van deze uitspraak, moest het college beoordelen of er al soortgelijke producten, diensten of activiteiten in de gemeente Tilburg zijn. Het college heeft nader gemotiveerd dat de specifieke doelgroep ook in aanmerking komt voor voedselpakketten bij de [stichting] . Het college is hierdoor in redelijkheid tot de conclusie kunnen komen dat er sprake is van gelijke activiteiten. Daarom heeft het college in redelijkheid de aanvraag om subsidie afgewezen.
8.1.
De rechtbank stelt het college op dit punt in het gelijk. Daarom komt de rechtbank niet meer toe aan de vraag of het college heeft kunnen komen tot een onvoldoende score op basis van het inhoudelijke beoordelingskader van de subsidieregeling (de subsidiaire reden op grond waarvan het college de aanvraag afwijst).
Heeft het college de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geschonden?
9. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat het college in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft gehandeld. Zo heeft het college het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel en het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van redelijkheid en billijkheid niet in acht genomen.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat het college de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet heeft geschonden. Het college heeft in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd uiteengezet waarom de activiteit niet aanvullend is op het bestaande aanbod in gemeente Tilburg. Ten aanzien van het gelijkheidsbeginsel is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De [stichting] ontvangt immers, anders dan eiseres heeft aangevraagd, een begrotingssubsidie waarbij een ander wettelijk kader van toepassing is.
9.2.
Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom sprake zou zijn van schending van de (andere) algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Zo is het de rechtbank niet gebleken dat er sprake is van een rechtsonzekere situatie. Verder kan de rechtbank geen oordeel geven over een schending van de redelijkheid en billijkheid omdat dit geen beginsel van behoorlijk bestuur is. Voor zover eiseres daarmee doelt op het evenredigheidsbeginsel, is er geen aanleiding voor het oordeel dat dit beginsel is geschonden.

Conclusie en gevolgen

10. De beroepsgronden slagen niet. Het college heeft op goede gronden het verzoek om subsidie afgewezen.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Schouw, rechter, in aanwezigheid van
mr. Hooghiemstra, griffier, op 16 mei 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
rechter
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 4:21, eerste lid:
Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.
Artikel 4:23, eerste lid:
Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.
Algemene subsidieverordening gemeente Tilburg
Artikel 2 Definities (voor zover relevant)
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- Begrotingssubsidie: subsidies waarbij de subsidieontvanger en het bedrag wat maximaal als subsidie verleend kan worden expliciet op de gemeentelijke begroting staat en door de raad wordt vastgesteld.
Artikel 2 Reikwijdte
1.1
Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is.
Artikel 3 Subsidieregelingen
Het college kan bij nadere regeling (subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. In een subsidieregeling kan het college ook afwijken van bepalingen in deze ASVT.
Artikel 9 Weigeringsgronden
9.1
Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:
9.1.6
in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.
Subsidieregeling “Samen voor Bestaanszekerheid-subsidies tot €25.000,-”
Artikel 2
Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.
Artikel 3
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die:
2. Bijdragen aan de bestuurlijke doelstelling: Tilburgers ervaren bestaanszekerheid en de hiervoor geldende beleidsvisie op bestaanszekerheid en bijbehorend uitvoeringsprogramma en
3. Bijdragen aan één of meerdere van deze vier lijnen:
a. Het voorkomen en vroegsignaleren van schulden- en armoedeproblematiek en daarvoor producten, diensten of activiteiten inzetten. Een activiteit kan bijvoorbeeld zijn om mensen (tijdig) ondersteuning te bieden zodat de armoede- en schuldenproblematiek niet verder escaleert en gericht op het bevorderen van financiële zelfredzaamheid.
b. Het doorbreken van intergenerationele overdracht van armoede bij kinderen. Dit houdt in het bieden van producten, diensten en/of activiteiten gericht op a) het wegnemen van belemmeringen zodat kinderen volwaardig kunnen deelnemen aan bijvoorbeeld binnen en buitenschoolse activiteiten b) en tegelijkertijd hun toekomstperspectief kunnen vergroten.
c. Het aanpakken van de armoedesituatie en het creëren van financiële rust.
d. Wijkgerichte initiatieven die zich richten op de lijnen die genoemd zijn in de beleidsvisie op bestaanszekerheid.
Artikel 11
Subsidieverlening kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 Awb en de artikel 11 van de ASV geregelde gevallen ook (al dan niet deels) geweigerd worden indien:
Als de beoordeling op basis van het beoordelingskader niet op alle onderdelen voldoende is. Het beoordelingskader is opgenomen in bijlage 1 en is onderdeel van deze subsidieregeling.
Nieuwe initiatieven niet aanvullend zijn op het bestaande aanbod binnen de gemeente Tilburg. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het bestaande aanbod al in soortgelijke producten, diensten en activiteiten voorziet.
De activiteiten voor een deel bij de maatschappelijke opgave Bestaanszekerheid passen maar voor een groter deel gericht zijn op een andere maatschappelijke opgave.
Niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;
Het door het college vastgestelde subsidieplafond bereikt is.

Voetnoten

1.ABRvS 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1731.