ECLI:NL:RBZWB:2024:3932

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
02/273435-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • Mr. Hamburger
  • Mr. Combee
  • Mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van wiet uit een woning door minderjarige verdachten

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2007, die samen met anderen op 17 augustus 2023 wiet heeft gestolen uit een woning te [plaats 2]. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte van [aangeefster] en de getuigenverklaring van [getuige]. De rechtbank legde een werkstraf op van 180 uur, waarvan 130 uur voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met [aangeefster]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling in de afgelopen maanden, evenals zijn bereidheid om hulp te aanvaarden. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [aangeefster], ter hoogte van € 400,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/273435-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juni 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2007 te [plaats 1] ( [land] )
wonende [adres 1]
raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 27 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 augustus 2023 samen met anderen wiet heeft gestolen uit een woning te [plaats 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten wiet heeft gestolen uit de woning en baseert zich daarbij op de aangifte door [aangeefster] , de getuigenverklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van verdachte. Er is vooraf een plan gemaakt door verdachte en medeverdachten, verdachte had een rol tijdens de diefstal en hij heeft gedeeld in de buit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij is met de medeverdachten naar de woning gegaan, zij hebben de wiet weggenomen en zijn vervolgens weggerend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft het feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 27 mei 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 augustus 2023 te [plaats 2] , gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met anderen,
in een woning, te weten [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een hoeveelheid wiet, die geheel aan [getuige] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 130 uur, subsidiair 65 dagen vervangende jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en aftrek van het voorarrest. De officier van justitie vordert ook op te leggen de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en hieraan toe te voegen dat verdachte mee moet werken aan hulpverlening door Juvent (vertrektraining) of een soortgelijke hulpaanbieder.
Daarnaast verzoekt de officier van justitie de rechtbank om een maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen, waarbij het verdachte wordt verboden om contact te hebben met [aangeefster] en [getuige] voor de duur van één jaar, waarbij drie dagen vervangende jeugddetentie zal worden opgelegd per overtreding van voornoemde verboden. Zij heeft daarbij gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging geeft aan dat verdachte beseft dat het een ernstig feit is en hij heeft er ook spijt van. Het contact met de jeugdreclassering is goed en dit wil verdachte ook graag voortzetten. Hij is ook bereid zich te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
Ten aanzien van het gevorderde contactverbod met [getuige] vreest verdachte dat dit tegen hem kan worden gebruikt. De heer [getuige] heeft zelf na het delict tot twee keer toe de confrontatie gezocht met verdachte en medeverdachten. Door de verdediging wordt verzocht het contactverbod met [aangeefster] , en eventueel met [getuige] , op te leggen als bijzondere voorwaarde zodat de jeugdreclassering eerst onderzoek zal doen bij overtreding van het verbod.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het delict
Op 17 augustus 2023 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van een hoeveelheid wiet uit een woning. Verdachte is,nadat zij dit hadden afgesproken, samen met twee medeverdachten naar de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] gegaan, waar hij samen met één medeverdachte, beiden met bivakmuts op, de woning is binnen gegaan, terwijl de andere medeverdachte op de uitkijk bleef staan. Op dat moment was [aangeefster] in de woning aanwezig en kwam met de verdachten oog in oog te staan. Door deze diefstal uit haar woning is het veiligheidsgevoel van [aangeefster] in algemene zin aangetast: zij is continu angstig, heeft nachtmerries en last van hartkloppingen. Zij heeft geen veilig gevoel meer in haar eigen huis. De diefstal uit de woning is voor het slachtoffer een traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kan hebben. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot samen met de medeverdachten door middel van de diefstal snel aan wiet te willen komen. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad van 24 april 2024 dat over verdachte is opgemaakt. Verdachte heeft een belast verleden en heeft tot voor kort nooit passende hulp gehad om de ingrijpende gebeurtenissen uit het verleden goed te kunnen verwerken. Er zijn signalen in het gedrag van verdachte dat deze ingrijpende gebeurtenissen nog steeds van invloed zijn op zijn functioneren.
Verdachte heeft de afgelopen maanden op meerdere gebieden groei laten zien. Het is positief dat verdachte zelf heeft aangegeven professionele hulp te willen van [zorginstelling] om ervoor te zorgen dat hij ingrijpende gebeurtenissen kan verwerken en zijn emoties beter onder controle kan krijgen. Daarnaast is het verdachte gelukt om samen met zijn vader afspraken te maken over middelengebruik en op tijd thuis komen en lukt het hem om zich aan deze afspraken te houden.
Er zijn echter ook zorgen over verdachte. Deze zijn vooral gelegen in de moeizame relatie tussen verdachte en zijn stiefmoeder, zijn traumagerelateerde problematiek en schoolgang. De Raad vindt het daarom van belang dat de hulpverlening vanuit [zorginstelling] voortgezet wordt. Waar nodig dient er bekeken te worden of aanvullende hulpverlening ingezet moet worden om ervoor te zorgen dat het contact tussen verdachte en stiefmoeder verbetert en verdachte zich thuis prettiger gaat voelen. Indien dit niet haalbaar blijkt te zijn, dient er te worden gekeken of begeleid zelfstandig wonen een optie is. Ten aanzien van de schoolgang van verdachte is het van belang dat hij volgend schooljaar kan starten met een meer passend leerwerktraject en dat hij hierin goed begeleid wordt.
Vanuit pedagogisch oogpunt is het noodzakelijk om verdachte duidelijk te maken dat zijn delictgedrag niet zonder gevolgen kan blijven en dat hij de consequenties van zijn delictgedrag moet ondergaan. De Raad is van mening dat een (deels) voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd onder algemene en bijzondere voorwaarden het meest passend is, waarbij verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding door de jeugdreclassering zullen worden gegeven. Deze verplichte vorm van begeleiding is nodig zodat verdachte positieve stappen kan blijven zetten ten aanzien van zijn toekomst op het gebied van zijn geestelijke gezondheid, middelengebruik, school, het herkennen van sociale en antisociale vrienden en het voorkomen van delictgedrag. Binnen het jeugdreclasseringstraject kan tevens worden bekeken wat er eventueel aanvullend nodig is om risicofactoren ten aanzien van herhaling te kunnen wegnemen. De Raad denkt hierbij aan de inzet van ambulante hulpverlening in de thuissituatie of een traject richting begeleid zelfstandig wonen (vertrektraining), naast de reeds ingezette begeleiding vanuit [zorginstelling] .
De Raad adviseert dan ook om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met een proeftijd onder de bijzondere voorwaarden:
- verdachte werkt mee aan het behouden van een zinvolle dagbesteding (scholing en/of werk) en een zinvolle vrije tijdsbesteding.
- verdachte werkt mee aan de uitvoering van noodzakelijke geachte hulpverlening vanuit [zorginstelling] of een soortgelijke zorgaanbieder met daarin aandacht voor zijn trauma gerelateerde problematiek (het een plek geven van opgedane verlieservaringen) en middelengebruik, zolang de jeugdreclassering dit nodig acht.
Waarbij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zeeland opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Tijdens de zitting heeft de Raad daaraan toegevoegd dat een proeftijd van twee jaar gewenst is.
Jeugdreclassering
Ter zitting heeft de jeugdreclassering een toelichting gegeven op het verloop van de begeleiding. Er is sprake van een goede samenwerking van de jeugdreclassering met verdachte en met zijn vader. Verdachte staat open voor de adviezen en het aanbod dat de jeugdreclassering doet voor hulpverlening. Hulpverlening door [zorginstelling] is gestart en vanuit Juvent zal worden gestart met een vertrektraining nu wordt ingezet op zelfstandig wonen. De relatie tussen verdachte en stiefmoeder is niet goed en dat zorgt ook voor botsingen tussen verdachte en vader. Ook wanneer verdachte zelfstandig gaat wonen, blijft de vader de vader. Er zijn ook gesprekken gestart tussen verdachte en vader zodat zij elkaar beter kunnen begrijpen. De jeugdreclassering staat achter het advies zoals door de Raad is gegeven. De hulpverlening die er nu is, is vrijwillig opgestart. Desondanks lijkt het de jeugdreclassering goed om aan de bijzondere voorwaarden toe te voegen dat verdachte meewerkt aan hulpverlening door Juvent (vertrektraining) of een soortgelijke zorgaanbieder.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte veroordeeld wordt voor een ernstig feit, maar ook dat verdachte een first offender is. Bij verdachte is sprake van een belast verleden en traumagerelateerde problematiek. De afgelopen maanden heeft verdachte een positieve ontwikkeling doorgemaakt en staat hij open voor hulpverlening. Gelet daarop zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie geen jeugddetentie opleggen, maar een werkstraf. Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte naast de straf die hij krijgt, ook hulp wordt geboden om herhaling te voorkomen.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij neemt dit dan ook over en legt aan verdachte op een werkstraf 180 uur, waarvan 130 uur voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, en een proeftijd van twee jaren. Deze deels voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt. Aan de proeftijd worden de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden gekoppeld evenals de ter zitting door de jeugdreclassering geadviseerde bijzondere voorwaarde die ziet op de hulpverlening door Juvent. Ook zal verdachte een contactverbod met [aangeefster] als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. Een contactverbod als bijzondere voorwaarde doet recht aan de angst die [aangeefster] heeft ten gevolge van het delict en maakt dat er eerst een toetsing zal plaatsvinden door de jeugdreclassering bij overtreding van het verbod.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod met [aangeefster] met dadelijke uitvoerbaarheid ex artikel 38v Sr, nu als bijzondere voorwaarde reeds een contactverbod met [aangeefster] wordt opgelegd. Ten aanzien van [getuige] ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod als bijzondere voorwaarde of ex artikel 38v Sr op te leggen, nu [getuige] na het delict ook nog zelf contact heeft gezocht met verdachte en medeverdachten.

7.De benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [aangeefster] zijn twee vorderingen tot schadevergoeding ingediend, namelijk door Slachtofferhulp Nederland een bedrag van € 400,- aan immateriële schade en door mr. S. van Steenberge een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft niet eerder meegemaakt dat er zowel een vordering schadevergoeding is ingediend door slachtofferhulp als door een raadsvrouw. De officier acht de vordering immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 400,- voldoende onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte bereid is een schadevergoeding ter hoogte van € 400,- te betalen, indien deze hoofdelijk wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ingediend door Slachtofferhulp Nederland met voldoende concrete gegevens is onderbouwd en hierop is tijdens de zitting ook nog een nadere toelichting gegeven. Uit deze toelichting blijkt dat de benadeelde ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 400,-, zoals gevorderd door Slachtofferhulp Nederland, billijk.
De vordering ingediend door mr. S. van Steenberge zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 17 augustus 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning alwaar zij zich tegen de wil van de rechthebbende bevonden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende jeugddetentie, waarvan 130 uren, subsidiair 65 dagen vervangende jeugddetentie, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze werkstraf niet ten uitvoer wordt gelegd,
tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte meewerkt aan het behouden van een positieve dagbesteding (scholing en/of werk) en een zinvolle vrijetijdsbesteding;
* dat verdachte meewerkt aan de uitvoering van noodzakelijke geachte hulpverlening vanuit [zorginstelling] of een soortgelijke zorgaanbieder met daarin aandacht voor zijn trauma gerelateerde problematiek en middelengebruik, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
* dat verdachte meewerkt aan hulpverlening door Juvent (vertrektraining) of een soortgelijke zorgaanbieder, zolang de jeugdreclassering dit nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1989;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zeeland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 400,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering ingediend door mr. S. van Steenberge niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster] , € 400,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. Hamburger, voorzitter, mr. Combee en mr. Hendriks, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juni 2024.
Mr. Hendriks is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.