6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het delict
Op 17 augustus 2023 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van een hoeveelheid wiet uit een woning. Verdachte is, nadat zij dit hadden afgesproken, samen met twee anderen naar de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] gegaan, waarbij verdachte samen met één medeverdachte, beiden met bivakmuts op, de woning is binnen gegaan, terwijl de andere medeverdachte op de uitkijk bleef staan. Op dat moment was [aangeefster] in de woning aanwezig en kwam oog in oog te staan met verdachte en medeverdachten. Door deze diefstal uit haar woning is het veiligheidsgevoel van [aangeefster] in algemene zin aangetast: zij is continu angstig, heeft nachtmerries en last van hartkloppingen. Zij heeft geen veilig gevoel meer in haar eigen huis. De diefstal uit de woning is voor het slachtoffer een traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kan hebben. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot samen met de medeverdachten door middel van de diefstal snel aan wiet te willen komen. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, eveneens een vermogensdelict.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad van 14 mei 2024 dat over verdachte is opgemaakt. De Raad ziet binnen de verschillende domeinen beschermende en risicofactoren die invloed hebben op de kans op herhaling van het delictgedrag. Er zijn zorgen over de thuissituatie van verdachte. Er is weinig contact tussen verdachte en zijn ouders en vanuit ouders is er weinig zicht op wat verdachte doet en waar hij is. Verdachte staat onder toezicht en er is hulp betrokken. Ook zijn er zorgen op het gebied van emotieregulatie en over de impulsiviteit van verdachte. Hij vindt het lastig om na te denken voor hij handelt, wat wellicht mede voortkomt vanuit zijn ADHD en ODD.
De Raad ziet ook beschermende factoren. Verdachte heeft een positieve ontwikkeling ingezet en gaat na de meivakantie starten op [school] , niveau 1. Verdachte is vastberaden en gemotiveerd om de opleiding af te ronden en wil later lasser worden. Ook is verdachte sinds het delict gestopt met blowen en heeft hij een baantje in de horeca. Daarnaast ziet de hulpverlening vanuit EvidEndt dat verdachte rustiger is geworden en minder snel boos wordt. Dit zijn positieve factoren die de kans op herhaling van het delictgedrag verkleinen.
De Raad vindt het belangrijk dat er een IQ-bepaling bij verdachte wordt gedaan om overvraging te voorkomen. Op deze manier kan gekeken worden hoe zijn intelligentie- profiel eruit ziet, wat zijn sterke en zwakke punten zijn. Dit kan verdachte en zijn omgeving inzichten geven in zijn manier van leren en op basis van de uitkomsten kan er eventueel aanvullende ondersteuning worden geboden.
Tijdens het onderzoek heeft de Raad gezien dat verdachte baat heeft bij het vergroten van zijn vaardigheden, onder andere op het gebied van herkennen van probleemsituaties en impulsiviteit. De Raad vindt de leerstraf So-Cool een passende leerstraf voor verdachte. Binnen deze leerstraf is er aandacht voor het vergroten van probleemoplossende en sociale vaardigheden. De Raad is zich ervan bewust dat verdachte eerder een leerstraf opgelegd heeft gekregen, namelijk de TACt. Ondanks dat dit een contra-indicatie is voor het opnieuw inzetten van een leerstraf, komt uit het onderzoek dat verdachte hier op dit moment het meest van kan profiteren. Daarnaast ziet de Raad dat de ingezette positieve lijn nog pril is en is het belangrijk dat deze wordt voortgezet. Hiervoor acht de Raad de inzet van jeugdreclassering met voorwaarden passend, om verdachte te motiveren deze lijn voort te zetten. Gezien de ernst van het delict wordt een voorwaardelijke werkstraf nodig geacht.
De Raad adviseert dan ook om verdachte een leerstraf op te leggen, te weten de gedragsinterventie So-Cool Regulier (40 uren) en een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte meewerkt aan het behouden van een nuttige dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
- verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrije tijdsinvulling;
- verdachte wordt verboden om verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem wordt verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte medewerking verleent aan hulpverlening, te weten EvidEndt of een soortgelijke instelling, wanneer de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- medewerking verleent aan een IQ-bepaling.
Waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming West Zeeland, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter zitting heeft de Raad het advies gehandhaafd.
Jeugdreclassering
Ter zitting heeft de jeugdreclassering een toelichting gegeven op het verloop van de begeleiding. De jeugdreclassering bevestigt dat verdachte progressie heeft gemaakt, maar hij heeft ook nog veel te leren. Verdachte heeft zich keurig aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De zorgen zien voornamelijk op het systeem en de agressieregulatie. Met de Raad is de jeugdreclassering van mening dat een leerstraf verdachte meer kan bieden dan een werkstraf. De structuur en duidelijkheid die door een leerstraf worden geboden, sluiten goed aan bij verdachte.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte veroordeeld wordt voor een ernstig feit. Ook weegt de rechtbank mee dat het niet de eerste keer is dat verdachte wordt veroordeeld voor een vermogensdelict. Echter is ook gebleken dat verdachte sinds het delict een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en sindsdien geen verdovende middelen meer heeft gebruikt. Ook heeft hij meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden en staat hij open voor hulpverlening.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Ondanks dat verdachte eerder een leerstraf is opgelegd, en dit een contra-indicatie is voor het opnieuw opleggen van een leerstraf, volgt de rechtbank het advies van de Raad en de jeugdreclassering, omdat ook zij verwachten dat dit verdachte meer kan bieden. Verdachte wordt dan ook de leerstraf So-Cool Regulier (40 uur) opgelegd en daarnaast een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt.
Ook zal verdachte een contactverbod met [aangeefster] als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. Een contactverbod als bijzondere voorwaarde doet recht aan de angst die [aangeefster] heeft ten gevolge van het delict en maakt dat er eerst een toetsing zal plaatsvinden door de jeugdreclassering bij overtreding van het verbod.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod met [aangeefster] met dadelijke uitvoerbaarheid ex artikel 38v Sr, nu als bijzondere voorwaarde reeds een contactverbod met [aangeefster] wordt opgelegd. Ten aanzien van [getuige] ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod als bijzondere voorwaarde of ex artikel 38v Sr op te leggen, nu [getuige] na het delict ook nog zelf contact heeft gezocht met verdachte en medeverdachten.