ECLI:NL:RBZWB:2024:3925

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
10 juni 2024
Zaaknummer
02/273436-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Hamburger
  • mr. Combee
  • mr. Hendriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige voor diefstal van wiet uit woning

Op 10 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met anderen op 17 augustus 2023 wiet heeft gestolen uit een woning in [plaats 2]. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 27 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de verdachte strafbaar was. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen op basis van de aangifte van [aangeefster] en de getuigenverklaring van [getuige]. De rechtbank legde een leerstraf op van 40 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden op, met bijzondere voorwaarden zoals het verbod op contact met de benadeelde partij en het gebruik van verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, verantwoordelijk was voor zijn daden en dat de opgelegde straf passend was, gezien de ernst van het delict en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, [aangeefster], ter hoogte van € 400,- voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/273436-23
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juni 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2007 te [plaats 1] ( [land] )
wonende [adres 1]
raadsvrouw mr. N. Wouters, advocaat te Middelburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 27 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 17 augustus 2023 samen met anderen wiet heeft gestolen uit een woning te [plaats 2] .

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten wiet heeft gestolen uit de woning en baseert zich daarbij op de aangifte door [aangeefster] , de getuigenverklaring van [getuige] en de bekennende verklaring van verdachte. Er is vooraf een plan gemaakt door verdachte en medeverdachten, verdachte had een rol tijdens de diefstal, hij heeft namelijk de wiet daadwerkelijk weggepakt, en hij heeft gedeeld in de buit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting een bekennende verklaring afgelegd. Hij is samen met de medeverdachten naar de woning gegaan om wiet te stelen en heeft de wiet van de tafel gepakt, waarna hij samen met de medeverdachten is weggerend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Verdachte heeft het feit bekend, daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen op grond van:
- het proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] ;
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 27 mei 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 17 augustus 2023 te [plaats 2] , gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met anderen,
in een woning, te weten [adres 2] , alwaar verdachte en zijn mededaders zich tegen de wil van de rechthebbende bevonden, een hoeveelheid wiet, die geheel aan [getuige] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is op basis van de bewijsmiddelen van oordeel dat verdachte een grote rol heeft gehad in de diefstal van de wiet uit de woning. Verdachte lijkt de initiatiefnemer. Het is ook niet de eerste keer dat verdachte met justitie in aanraking komt. Verdachte is eerder veroordeeld voor een vermogensdelict en heeft daarvoor een leerstraf opgelegd gekregen. De officier van justitie weegt de eerdere veroordeling, de rol van verdachte in de diefstal en het feit dat er gebruik is gemaakt van bivakmutsen, mee als strafverzwarend en vordert verdachte de leerstraf So-Cool regulier (40 uren) op te leggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad.
Daarnaast verzoekt de officier van justitie de rechtbank om een maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen, waarbij het verdachte wordt verboden om contact te hebben met [aangeefster] en [getuige] voor de duur van één jaar, waarbij drie dagen vervangende jeugddetentie zal worden opgelegd per overtreding van voornoemde verboden. Zij heeft daarbij gevorderd dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging wordt aangevoerd dat verdachte zelf inziet dat het een domme actie is geweest. Verdachte was echter niet de initiatiefnemer zoals wordt aangegeven door de officier van justitie. Verdachte en medeverdachten hebben samen het plan gemaakt om de wiet te stelen, zij zijn samen naar de woning gegaan en zijn samen weggerend. Bij de politie heeft verdachte ook vrijwel meteen een bekennende verklaring afgelegd. Gelet op het voorgaande vindt de verdediging een voorwaardelijke jeugddetentie niet gerechtvaardigd en verzoekt een straf conform het advies van de Raad op te leggen. Verdachte is ook bereid zich te houden aan de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad, maar hij maakt wel bezwaar tegen het verbod tot alcoholgebruik, want daar zijn nooit problemen mee geweest.
Ten aanzien van het gevorderde contactverbod met [getuige] vreest verdachte dat dit tegen hem kan worden gebruikt. De heer [getuige] heeft zelf na het delict tot twee keer toe contact gezocht met verdachte. Door de verdediging wordt verzocht het contactverbod met [aangeefster] , en eventueel met [getuige] , op te leggen als bijzondere voorwaarde zodat de jeugdreclassering eerst onderzoek doet bij overtreding van het verbod.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het delict
Op 17 augustus 2023 heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een diefstal van een hoeveelheid wiet uit een woning. Verdachte is, nadat zij dit hadden afgesproken, samen met twee anderen naar de woning aan de [adres 2] te [plaats 2] gegaan, waarbij verdachte samen met één medeverdachte, beiden met bivakmuts op, de woning is binnen gegaan, terwijl de andere medeverdachte op de uitkijk bleef staan. Op dat moment was [aangeefster] in de woning aanwezig en kwam oog in oog te staan met verdachte en medeverdachten. Door deze diefstal uit haar woning is het veiligheidsgevoel van [aangeefster] in algemene zin aangetast: zij is continu angstig, heeft nachtmerries en last van hartkloppingen. Zij heeft geen veilig gevoel meer in haar eigen huis. De diefstal uit de woning is voor het slachtoffer een traumatische ervaring waar zij nog jarenlang last van kan hebben. Verdachte heeft met die gevoelens geen rekening gehouden toen hij besloot samen met de medeverdachten door middel van de diefstal snel aan wiet te willen komen. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, eveneens een vermogensdelict.
Rapport Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad van 14 mei 2024 dat over verdachte is opgemaakt. De Raad ziet binnen de verschillende domeinen beschermende en risicofactoren die invloed hebben op de kans op herhaling van het delictgedrag. Er zijn zorgen over de thuissituatie van verdachte. Er is weinig contact tussen verdachte en zijn ouders en vanuit ouders is er weinig zicht op wat verdachte doet en waar hij is. Verdachte staat onder toezicht en er is hulp betrokken. Ook zijn er zorgen op het gebied van emotieregulatie en over de impulsiviteit van verdachte. Hij vindt het lastig om na te denken voor hij handelt, wat wellicht mede voortkomt vanuit zijn ADHD en ODD.
De Raad ziet ook beschermende factoren. Verdachte heeft een positieve ontwikkeling ingezet en gaat na de meivakantie starten op [school] , niveau 1. Verdachte is vastberaden en gemotiveerd om de opleiding af te ronden en wil later lasser worden. Ook is verdachte sinds het delict gestopt met blowen en heeft hij een baantje in de horeca. Daarnaast ziet de hulpverlening vanuit EvidEndt dat verdachte rustiger is geworden en minder snel boos wordt. Dit zijn positieve factoren die de kans op herhaling van het delictgedrag verkleinen.
De Raad vindt het belangrijk dat er een IQ-bepaling bij verdachte wordt gedaan om overvraging te voorkomen. Op deze manier kan gekeken worden hoe zijn intelligentie- profiel eruit ziet, wat zijn sterke en zwakke punten zijn. Dit kan verdachte en zijn omgeving inzichten geven in zijn manier van leren en op basis van de uitkomsten kan er eventueel aanvullende ondersteuning worden geboden.
Tijdens het onderzoek heeft de Raad gezien dat verdachte baat heeft bij het vergroten van zijn vaardigheden, onder andere op het gebied van herkennen van probleemsituaties en impulsiviteit. De Raad vindt de leerstraf So-Cool een passende leerstraf voor verdachte. Binnen deze leerstraf is er aandacht voor het vergroten van probleemoplossende en sociale vaardigheden. De Raad is zich ervan bewust dat verdachte eerder een leerstraf opgelegd heeft gekregen, namelijk de TACt. Ondanks dat dit een contra-indicatie is voor het opnieuw inzetten van een leerstraf, komt uit het onderzoek dat verdachte hier op dit moment het meest van kan profiteren. Daarnaast ziet de Raad dat de ingezette positieve lijn nog pril is en is het belangrijk dat deze wordt voortgezet. Hiervoor acht de Raad de inzet van jeugdreclassering met voorwaarden passend, om verdachte te motiveren deze lijn voort te zetten. Gezien de ernst van het delict wordt een voorwaardelijke werkstraf nodig geacht.
De Raad adviseert dan ook om verdachte een leerstraf op te leggen, te weten de gedragsinterventie So-Cool Regulier (40 uren) en een voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaar onder de bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte meewerkt aan het behouden van een nuttige dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
- verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrije tijdsinvulling;
- verdachte wordt verboden om verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem wordt verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
- verdachte medewerking verleent aan hulpverlening, te weten EvidEndt of een soortgelijke instelling, wanneer de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- medewerking verleent aan een IQ-bepaling.
Waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming West Zeeland, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ter zitting heeft de Raad het advies gehandhaafd.
Jeugdreclassering
Ter zitting heeft de jeugdreclassering een toelichting gegeven op het verloop van de begeleiding. De jeugdreclassering bevestigt dat verdachte progressie heeft gemaakt, maar hij heeft ook nog veel te leren. Verdachte heeft zich keurig aan de schorsingsvoorwaarden gehouden. De zorgen zien voornamelijk op het systeem en de agressieregulatie. Met de Raad is de jeugdreclassering van mening dat een leerstraf verdachte meer kan bieden dan een werkstraf. De structuur en duidelijkheid die door een leerstraf worden geboden, sluiten goed aan bij verdachte.
De straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte veroordeeld wordt voor een ernstig feit. Ook weegt de rechtbank mee dat het niet de eerste keer is dat verdachte wordt veroordeeld voor een vermogensdelict. Echter is ook gebleken dat verdachte sinds het delict een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en sindsdien geen verdovende middelen meer heeft gebruikt. Ook heeft hij meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden en staat hij open voor hulpverlening.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Ondanks dat verdachte eerder een leerstraf is opgelegd, en dit een contra-indicatie is voor het opnieuw opleggen van een leerstraf, volgt de rechtbank het advies van de Raad en de jeugdreclassering, omdat ook zij verwachten dat dit verdachte meer kan bieden. Verdachte wordt dan ook de leerstraf So-Cool Regulier (40 uur) opgelegd en daarnaast een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van twee jaar, onder de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad. Deze voorwaardelijke straf dient verdachte ervan te weerhouden opnieuw soortgelijke feiten te plegen, wetende wat hem dan boven het hoofd hangt.
Ook zal verdachte een contactverbod met [aangeefster] als bijzondere voorwaarde worden opgelegd. Een contactverbod als bijzondere voorwaarde doet recht aan de angst die [aangeefster] heeft ten gevolge van het delict en maakt dat er eerst een toetsing zal plaatsvinden door de jeugdreclassering bij overtreding van het verbod.
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van een contactverbod met [aangeefster] met dadelijke uitvoerbaarheid ex artikel 38v Sr, nu als bijzondere voorwaarde reeds een contactverbod met [aangeefster] wordt opgelegd. Ten aanzien van [getuige] ziet de rechtbank geen aanleiding om een contactverbod als bijzondere voorwaarde of ex artikel 38v Sr op te leggen, nu [getuige] na het delict ook nog zelf contact heeft gezocht met verdachte en medeverdachten.

7.De benadeelde partij

Namens de benadeelde partij [aangeefster] zijn twee vorderingen tot schadevergoeding ingediend, namelijk door Slachtofferhulp Nederland een bedrag van € 400,- aan immateriële schade en door mr. S. van Steenberge een bedrag van € 1.000,- aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft niet eerder meegemaakt dat er zowel een vordering schadevergoeding is ingediend door slachtofferhulp als door een raadsvrouw. De officier acht de vordering immateriële schadevergoeding tot een bedrag van € 400,- voldoende onderbouwd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat verdachte bereid is een schadevergoeding ter hoogte van € 400,- te betalen, mits deze hoofdelijk wordt opgelegd.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering ingediend door Slachtofferhulp Nederland met voldoende concrete gegevens is onderbouwd en hierop is tijdens de zitting ook nog een nadere toelichting gegeven. Uit deze toelichting blijkt dat de benadeelde ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan voor de benadeelde is sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank vergoeding van een bedrag van € 400,-, zoals gevorderd door Slachtofferhulp Nederland, billijk.
De vordering ingediend door mr. S. van Steenberge zal niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte zal geen gijzeling of vervangende jeugddetentie worden toegepast.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 17 augustus 2023.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning alwaar zij zich tegen de wil van de rechthebbende bevonden;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot taakstraf inhoudende
een leerstraf, te weten So-Cool Regulier van 40 uren;
- beveelt dat indien verdachte de leerstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
20 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte meewerkt aan het behouden van een nuttige dagbesteding in de vorm van school en/of werk;
* dat verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van een positieve vrijetijdsinvulling;
* dat verdachte wordt verboden om verdovende middelen of alcohol te gebruiken en hem wordt verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek wanneer de jeugdreclassering dit nodig acht;
* dat verdachte medewerking verleent aan hulpverlening, te weten EvidEndt of een soortgelijke instelling, wanneer de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
* dat verdachte medewerking verleent aan een IQ-bepaling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1989;
- stelt vast dat
van rechtswege de volgende voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- draagt de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West Zeeland op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 400,-, aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in de vordering ingediend door mr. S. van Steenberge niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster] , € 400,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 17 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hamburger, voorzitter, mr. Combee en mr. Hendriks, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van Van Diepen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juni 2024.
Mr. Hendriks is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.