ECLI:NL:RBZWB:2024:3881

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10871365 \ MB VERZ 24-38
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onterecht opgelegde sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 3 mei 2024 was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. E.J.T. Berkeljon, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd vond plaats op 1 september 2022. Betrokkene stelde in zijn beroepschrift dat hij ten tijde van de gedraging beschikte over een geldige parkeervergunning, die hij had bijgevoegd als bewijs. De officier van justitie wees het beroep af, omdat 1 september 2022 op een zaterdag viel, terwijl betrokkene aanvoerde dat dit een donderdag was.

De kantonrechter oordeelde dat niet was komen vast te staan dat de gedraging had plaatsgevonden. Dit leidde tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd. De kantonrechter verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheid had betaald, aan hem terug te betalen. Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10871365 \ MB VERZ 24-38
CJIB-nummer : 1062 5422 5222 0078
uitspraakdatum : 3 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres 1]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
een voertuig parkeren op parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden op de [adres 2] te Breda op 1 september 2022 om 13:43 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt ten tijde van de gedraging een vergunning te hebben om te parkeren op de plek van de gedraging. Betrokkene heeft een mail van zijn vergunning in het beroepschrift toegevoegd waarin staat dat hij voor de auto met [kenteken] op maandag tot en met vrijdag vanaf 29-08-2022 tot en met 28-09-2022 binnen het [parkeergebied] e.o. een parkeervergunning heeft. De parkeervergunning in [vergunningsgebied] . bij de [straat] geldt van [huisnummers] . De officier van justitie wees het beroep af, omdat 1 september 2022 op een zaterdag was en hierdoor de vergunning niet gold. Volgens betrokkene viel 1 september 2022 op een donderdag.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene stelt dat 1 september 2022 op een donderdag viel en heeft een geldige vergunning meegestuurd ter onderbouwing. Betrokkene heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij ten tijde van de gedraging beschikte over een geldige vergunning.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: