ECLI:NL:RBZWB:2024:3873

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10917308 \ MB VERZ 24-105
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onduidelijke gedraging

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren van een voertuig voor een inrit of uitrit op de Antwerpenstraat te Breda op 9 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 3 mei 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelde dat er letters 'NP' op de grond zichtbaar waren, die door een bewoner waren geschilderd en niet door de gemeente. Tevens heeft betrokkene een foto van de parkeerplek overgelegd, waaruit zou blijken dat zij niet voor de in- en uitrit van de garage had geparkeerd. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, heeft het verzoek gedaan om het beroep gegrond te verklaren, onder verwijzing naar een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de duidelijkheid van in- en uitritten.

De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging heeft plaatsgevonden zoals beschreven. Dit leidde tot de conclusie dat de boete ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, en de beschikking van de officier van justitie en de boete werden vernietigd. Betrokkene heeft recht op terugbetaling van het betaalde bedrag van € 109,- aan zekerheidstelling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10917308 \ MB VERZ 24-105
CJIB-nummer : 6062 5422 5293 9586
uitspraakdatum : 3 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
een voertuig parkeren voor een inrit of uitrit op de Antwerpenstraat te Breda op 9 oktober 2022 om 08:45 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Achter de auto van betrokkene zijn de letters ‘NP’ zichtbaar geschilderd op de grond. Volgens betrokkene heeft een bewoner deze letters zelf geschilderd en zijn deze niet door de gemeente aangebracht.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat het trottoir bij de garage heel breed is. Betrokkene heeft een foto van de pleegplek mee naar de zitting genomen. Betrokkene stelt dat op deze foto te zien is dat zij niet voor de in- en uitrit van de garage geparkeerd stond.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is voor de zittingsvertegenwoordiger duidelijk waar het voertuig van betrokkene geparkeerd was. Volgens een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden moet het in één oogopslag duidelijk zijn wat een in- en uitrit betreft. Dat is bij deze gedraging niet het geval. Bij de inrit zijn er geen blokken gebruikt. Als de verbalisant een sanctie op wilde leggen had het voor hinder moeten zijn en niet de feitcode die nu is opgelegd.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: