ECLI:NL:RBZWB:2024:3869

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10854953 \ MB VERZ 23-731
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet-verzekerd voertuig dat als gestolen was geregistreerd

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen omdat zijn bromfiets niet verzekerd zou zijn. Betrokkene heeft echter aangevoerd dat de bromfiets ten tijde van de constatering als gestolen geregistreerd stond. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 3 mei 2024 is betrokkene verschenen, evenals de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon. Betrokkene heeft verklaard dat hij op 5 september 2022 aangifte heeft gedaan van de diefstal van zijn scooter en dat hij niet op de hoogte was van de terugvinding van het voertuig. De zittingsvertegenwoordiger heeft betoogd dat de boete gegrond verklaard moet worden, maar kon geen bewijs leveren dat de scooter daadwerkelijk was teruggevonden.

De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechter oordeelde dat betrokkene niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gedraging, aangezien de scooter tegen zijn wil bij een ander was. Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de boete vernietigd en bepaald dat het betaalde bedrag aan zekerheid door de officier van justitie aan betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is definitief, er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10854953 \ MB VERZ 23-731
CJIB-nummer : 0062 5422 5399 6294
uitspraakdatum : 3 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd door het RDW Veendam, op 11 oktober 2022 om 17:10 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat de scooter ten tijde van de constatering gestolen was. Voorts heeft betrokkene niks meer vernomen van de scooter, totdat het beroep bij de officier van justitie ongegrond werd verklaard met als reden dat de scooter terug was gevonden. Betrokkene stelt hier niet van op de hoogte te zijn geweest. Volgens betrokkene staat bij de vordering van aangifte dat er geen onderzoek naar de gestolen scooter is.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij op 5 september 2022 aangifte heeft gedaan bij de politie voor zijn gestolen scooter. Een paar dagen later heeft betrokkene contact gehad met de verzekeringsmaatschappij. De verzekeringsmaatschappij had de verzekering per direct stop gezet.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In de beslissing stond dat de politie aan het RDW heeft doorgegeven dat de scooter teruggevonden was. De zittingsvertegenwoordiger kan dat in het systeem van het RDW niet terugzien. Tot en met 3 mei 2024 stond het voertuig nog als gestolen. Op 5 september 2022 heeft betrokkene aangifte gedaan van diefstal, maar die aangifte is pas later in het RDW systeem gezet. Betrokkene heeft gedaan wat hij moest doen, want betrokkene heeft tijdig voor de datum van beschikking aangifte gedaan bij de politie.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de scooter van betrokkene tegen zijn wil bij een ander was. Volgens artikel 8 sub a Wahv kan betrokkene niet verantwoordelijk worden gehouden voor dit feit. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 379,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: