ECLI:NL:RBZWB:2024:3863

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 mei 2024
Publicatiedatum
7 juni 2024
Zaaknummer
10917386 \ MB VERZ 24-108
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens onjuiste bebording en gebrek aan waarschuwing

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het parkeren op een verboden plek op het Chasséveld te Breda op 21 augustus 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, nadat de officier van justitie het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting op 3 mei 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat de gemeente Breda op het laatste moment had besloten om de start van de Vuelta voor de deur van betrokkene te laten plaatsvinden, zonder dat bewoners tijdig waren geïnformeerd over de parkeerverboden. Betrokkene stelde dat de tijdelijke waarschuwingsborden niet goed zichtbaar waren en dat zij geen waarschuwing had ontvangen van de handhavers.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.J.T. Berkeljon, heeft het verzoek gedaan om het beroep gegrond te verklaren, verwijzend naar een e-mail van de gemeente Breda waarin werd bevestigd dat de bebording ter plaatse onjuist was. De kantonrechter heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht, en dat de boete ten onrechte was opgelegd. De beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete was opgelegd, zijn vernietigd. Betrokkene heeft recht op terugbetaling van het bedrag dat als zekerheid was betaald.

De uitspraak is gedaan door kantonrechter mr. W.H.C. van Eck, bijgestaan door griffier X.L.C.M. van Sprundel, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10917386 \ MB VERZ 24-108
CJIB-nummer : 3062 5422 5183 9643
uitspraakdatum : 3 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 3 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
parkeren op parkeergelegenheid op dagen/uren waarop volgens onderbord verboden op het Chasséveld te Breda op 21 augustus 2022 om 03:24 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat de gemeente Breda op het laatste moment heeft besloten om de start van de Vuelta voor haar deur te laten beginnen. Normaliter worden de bewoners van die straat voorafgaande een evenement op de hoogte gesteld dat zij hun auto’s niet op het plein mogen parkeren. In dit geval had niemand van de bewoners een waarschuwing per brief, sms of op een andere manier gekregen. De handhavers beweren dat door hen gewaarschuwd is door aan te bellen, maar betrokkene was de hele dag thuis en heeft niks gehoord. De tijdelijke waarschuwingsborden zijn amper zichtbaar en soms zelfs verstopt achter de reguliere borden. Op de pleegdatum is de auto van betrokkene met vijfenveertig andere auto’s van de buurtbewoners weggesleept. Betrokkene stelt de wegsleepkosten met de andere vijfenveertig bewoners aan te gaan vechten. Betrokkene heeft kwijtschelding op de wegsleepkosten en overige kosten vanuit de gemeente Breda gekregen, behalve op de boete van het CJIB. Ter zitting heeft betrokkene haar standpunten uit het beroepschrift herhaalt.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. In de e-mail van de gemeente Breda stelt de gemeente Breda dat de bebording ter plaatste onjuist was. Aangezien de gemeente Breda dit meedeelt, neemt de zittingsvertegenwoordiger aan dat er op de pleegdatum sprake was van onjuiste bebording.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de gemeente Breda stelt dat de bebording ter plaatste onjuist was. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd. Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat betrokkene aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: