In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juni 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) over het jaar 2020 afgewezen. Belanghebbende, die in 2020 volledig arbeidsongeschikt was en een WIA-uitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen de belastingheffing over een uitkering van ABN AMRO bank, die hij ontving uit een lijfrenteproduct. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht heeft geoordeeld dat het ging om een lijfrente en of belanghebbende recht heeft op meer aftrek van betaalde premies.
De rechtbank concludeert dat er sprake is van een lijfrente, omdat belanghebbende in het verleden premies heeft betaald en deze in zijn aangiften heeft afgetrokken. De rechtbank wijst erop dat belanghebbende geen bewijs heeft geleverd dat hij de premies niet eerder in aftrek heeft gebracht. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve herziening van de aanslag terecht heeft afgewezen, en verklaart het beroep ongegrond. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.