ECLI:NL:RBZWB:2024:3790

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juni 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
BRE 22/2074 TOZO
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag inkomensondersteuning Tozo door de rechtbank

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voor de maand september 2021. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen heeft op 28 september 2021 de aanvraag van eiser afgewezen, waarna eiser bezwaar heeft gemaakt. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard met een bestreden besluit op 25 februari 2022. Eiser heeft verzocht om de zaak zonder zitting af te doen, wat door de rechtbank is toegestaan. De rechtbank heeft op 6 juni 2024 uitspraak gedaan.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft vastgesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de coronacrisis en de financiële problemen van eisers winkel. Eiser heeft niet aangetoond dat zijn winkel financieel is geraakt door de coronacrisis, ondanks dat hij meerdere keren de gelegenheid heeft gekregen om bewijsstukken over te leggen. De rechtbank concludeert dat de aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo terecht is afgewezen, omdat eiser niet kon aantonen dat hij aan de voorwaarden voldeed. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2074

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. V.G. Baran),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen(het college), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) voor de maand september 2021.
1.1.
Met het besluit van 28 september 2021 (primair besluit) heeft het college eisers Tozo-aanvraag afgewezen. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 25 februari 2022 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven. Het bezwaar is ongegrond verklaard.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiser heeft verzocht de zaak zonder zitting af te doen. Desgevraagd heeft het college aangegeven evenmin een zitting te wensen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op 13 mei 2024 gesloten en doet uitspraak zonder behandeling op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat er geen causaal verband bestaat tussen de coronacrisis en de financiële problemen van eisers winkel. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het college eisers aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo terecht heeft afgewezen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving is te vinden in een bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
5. Eiser staat sinds 18 november 2019 in de Kamer van Koophandel (KvK) ingeschreven met zijn bedrijf [naam bedrijf 1]. Het betreft een bezorgservice voor de levering van bakkerijproducten aan supermarkten.
Op 12 april 2020 heeft eiser een aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo 1 ingediend, op 27 oktober 2020 voor de Tozo 3 en op 14 december 2020 voor de Tozo 2. Op zijn aanvragen heeft eiser zijn bedrijf
[naam bedrijf 1]vermeld met [KvK-nummer 1]. Het college heeft op basis van deze aanvragen voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo aan eiser toegekend over de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 maart 2021. Daarna heeft eiser geen inkomensondersteuning meer ontvangen.
Vervolgens heeft eiser op 21 september 2021 een aanvraag voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo 5 ingediend. Op deze aanvraag heeft eiser het bedrijf ‘
[naam bedrijf 2]’ vermeld met [KvK-nummer 2]. Daarop heeft het college contact opgenomen met eiser. Zijn echtgenote heeft het college doorverwezen naar hun boekhouder. De boekhouder heeft aangegeven dat eiser sinds februari 2021 een levensmiddelenwinkel heeft genaamd [naam winkel]. Die winkel is volgens de boekhouder recent gesloten omdat de benodigde vergunningen daarvoor ontbraken.
Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag afgewezen, omdat er geen causaal verband bestaat tussen de inkomstenderving van eiser en de coronacrisis. Eiser heeft hier bezwaar tegen gemaakt.
Het college heeft eiser vervolgens meerdere malen in de gelegenheid gesteld om de jaarcijfers van 2020 en omzetcijfers en winst en verlies van januari 2021 tot op dat moment te overleggen. Het college heeft deze stukken nooit ontvangen.
Op 18 januari 2022 heeft een hoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Beroepsgronden
6. Eiser stelt dat het bestreden besluit onder de verkeerde voorstelling van feiten is genomen. Het college gaat uit van een aanvraag voor inkomensondersteuning wegens de sluiting van de winkel van eiser. De winkel maakt echter onderdeel uit van het bedrijf [naam bedrijf 1]. De aanvraag heeft betrekking op dat bedrijf. Het college moet uitgaan van de gegevens die zijn overgelegd bij de aanvraag. Ten onrechte is aangenomen dat het de start van een nieuw bedrijf betrof. De winkel was open van februari 2021 tot september 2021. In die periode is de aanvraag ingediend.
De bedrijfsgegevens van [naam bedrijf 1] zijn aangeleverd bij de aanvraag. Bovendien zijn eisers verzoeken om Tozo 1 tot en met 3 ingewilligd, zodat die gegevens bekend moeten zijn. De financiële situatie van eiser is daarna onveranderd gebleven. Eiser mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat zijn aanvraag ook na maart 2021 ingewilligd zou worden. Uit de aanvragen blijkt ook dat eiser het de hele periode financieel moeilijk had.
Verder stelt eiser dat er ten onrechte geen belangenafweging is gemaakt. De Tozo is in het leven geroepen om zelfstandigen die als gevolg van de coronacrisis in de problemen zijn geraakt te ondersteunen. Het afwijzen van de aanvraag heeft de situatie van eiser verslechterd.
Oordeel van de rechtbank
7. De Tozo is een algemene maatregel van bestuur en bevat tijdelijke regels over bijstandsverlening aan zelfstandigen die financieel getroffen zijn door de gevolgen van de crisis in verband met COVID-19. De Tozo vindt haar grondslag in artikel 78f van de Participatiewet. In de algemene toelichting bij de Tozo is benadrukt dat de regeling in overwegende mate hetzelfde karakter heeft als de Participatiewet, namelijk dat van een sluitstuk van de sociale zekerheid. Zelfstandigen van wie het inkomen als gevolg van de coronacrisis is gedaald tot onder het sociaal minimum kunnen een beroep doen op bijstand voor levensonderhoud.
De oorspronkelijke Tozo-regeling is diverse malen verlengd. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor bijstand voor levensonderhoud op grond van de regeling die is aangemerkt als Tozo 5. De Tozo 5 ziet op de maanden juli, augustus, en september 2021.
8. In artikel 2, tweede lid, van de Tozo, voor zover hier relevant, is bepaald dat algemene bijstand kan worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister en schriftelijk verklaart dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19. Aan deze voorwaarden moet in ieder geval voldaan worden om in aanmerking te komen voor bijstand. Er is daarbij geen ruimte voor een belangenafweging.
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser een aanvraag heeft ingediend voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo wegens de sluiting van zijn winkel. Daarbij is het college uitgegaan van de gegevens die zijn overgelegd bij de aanvraag. Op de aanvraag heeft eiser zijn bedrijf ‘[naam bedrijf 2]’ vermeld, waarna is gebleken dat dit [naam winkel] betreft. Ook heeft hij het KvK-nummer van die winkel vermeld, en niet zoals bij de eerdere aanvragen voor inkomensondersteuning op grond van de Tozo, het KvK-nummer van zijn bedrijf [naam bedrijf 1].
10. Uit het dossier blijkt dat er verschillende verklaringen zijn afgelegd over de vraag of eiser een winkel heeft gehad en zo ja, in welke periode. Vast staat in ieder geval dat eiser in zijn beroepsgronden aanvoert dat hij een winkel heeft gehad die open is geweest van februari 2021 tot september 2021. Vast staat ook dat er geen stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat de winkel geraakt is door de coronacrisis. Ondanks de diverse malen dat het college hem daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft eiser in het geheel geen (financiële) stukken aangeleverd van de winkel noch zijn bedrijf [naam bedrijf 1]. Niet gebleken is dan ook dat de winkel van eiser financieel is geraakt door de coronacrisis.
11. Vanwege het feit dat deze aanvraag ziet op een ander bedrijf dan het bedrijf waarvoor onder de Tozo 1 tot en met 3 inkomensondersteuning is verstrekt, kon eiser er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat ook deze aanvraag zou worden toegekend. Van schending van het vertrouwensbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake.
12. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het dossier blijkt dat de winkel van 22 oktober 2020 tot en met 1 maart 2021 heeft ingeschreven gestaan in de KvK en niet op naam van eiser staat. Buiten het feit dat dit niet strookt met de verklaringen van eiser, maken ook deze omstandigheden dat er geen recht op inkomensondersteuning op grond van de Tozo bestaat.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier op 6 juni 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
Artikel 2, tweede lid
Algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van dit besluit kan worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister, bedoeld in artikel 2, van de Handelsregisterwet 2007 en schriftelijk verklaart dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19.
Artikel 5, eerste lid
In de verklaring wordt door de aanvrager van algemene bijstand het volgende verklaard en de volgende informatie verstrekt:
a. dat hij voldoet aan artikel 1, onderdeel b;
b. dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19, voorzien van een toelichting;
c. dat hij voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd, verwacht een in aanmerking te nemen inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm;
d. voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd een opgave van het inkomen dat hij heeft verworven of verwacht te gaan verwerven.