ECLI:NL:RBZWB:2024:3789
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van een Ziektewet-uitkering na eerstejaars ZW-beoordeling
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. Het UWV had op 30 december 2022 besloten de uitkering van eiseres te beëindigen per 26 februari 2023, en dit besluit werd in een later bezwaar bevestigd. Eiseres, die sinds 26 januari 2022 arbeidsongeschikt was door diverse medische klachten, waaronder rugpijn en fibromyalgie, betwistte de beëindiging van haar uitkering. De rechtbank heeft op 29 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het UWV.
De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat zij geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. De rechtbank baseert haar oordeel op de medische rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die concludeerden dat eiseres in staat was om passende arbeid te verrichten. Eiseres had aangevoerd dat er meer beperkingen waren dan vastgesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat er voldoende informatie beschikbaar was om tot een weloverwogen beslissing te komen.
De rechtbank concludeert dat de functies die aan de beoordeling ten grondslag lagen, geschikt waren voor eiseres, en dat de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid correct was. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, en zij krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds en openbaar gemaakt op 6 juni 2024.