ECLI:NL:RBZWB:2024:378

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 januari 2024
Publicatiedatum
25 januari 2024
Zaaknummer
C/02/407228 / JE RK 23-415 en C/02/418325 / JE RK 24-122
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Hamburger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging ondertoezichtstelling en zorg- en contactregeling voor minderjarigen

Op 25 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De rechtbank heeft het verzoek van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (GI) tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De ondertoezichtstelling van de minderjarigen was eerder verlengd tot 26 januari 2024, maar de rechtbank heeft besloten dat er geen verdere verlenging zal plaatsvinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een aanzienlijke weerstand bestaat bij de minderjarigen tegen contact met hun vader, [de man]. De vrouw, [de vrouw], heeft in haar verzoeken aangegeven dat er momenteel geen zorg- en contactregeling kan worden vastgesteld, gezien de huidige situatie van de minderjarigen.

De rechtbank heeft de eerdere co-ouderschapsregeling beëindigd, maar heeft wel bepaald dat de man en de minderjarigen recht hebben op contact, voor zover de minderjarigen daar behoefte aan hebben. De rechtbank heeft benadrukt dat contact tussen de minderjarigen en de man belangrijk is voor hun identiteitsontwikkeling, maar dat dit contact momenteel niet mogelijk is. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, waarbij iedere ouder zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan door mr. Hamburger en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, Van Dongen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
Zaaknummer: C/02/381878 / FA RK 21-474
datum uitspraak: 25 januari 2024
nadere beschikking betreffende zorg- en contactregeling
in de zaak van
[de vrouw], hierna te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. S. van Reeven-Özer te Rijen,
tegen
[de man] ,hierna te noemen: de man
,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. P.S.R.N. Maas te Dongen,
betreffende de minderjarigen:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2007 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2011 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over de verzoeken te adviseren.

1.Het verdere procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de in deze zaak gegeven beschikking van 26 mei 2023 en alle daarin genoemde stukken;
- de brief van de Raad van 21 december 2023;
- de brief van GI van 2 januari 2024;
- de brief van [minderjarige 2] van 18 januari 2024;
- de e-mail van mr. Maas van 18 januari 2024 met de eindevaluatie van de GezinsManager;
- de e-mail van de GI van 22 januari 2024 met bijlagen.
1.2.
De zaak is op 24 januari 2024, gelijktijdig met de zaken met kenmerk C/02/407228 / JE RK 23-415 en C/02/418325 / JE RK 24-122 tot verlenging van de ondertoezichtstelling, met gesloten deuren nader mondeling behandeld. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Tevens was een vertegenwoordigster namens de GI aanwezig.
De Raad was zonder bericht van verhindering niet aanwezig.
Daarnaast was tijdens de mondelinge behandeling, met bijzondere toestemming van de kinderrechter, als toehoorder aanwezig de heer [naam] .
Ten aanzien van de verzoeken inzake de ondertoezichtstelling zal bij afzonderlijke beschikking worden beslist.
1.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben schriftelijk hun mening over de verzoeken kenbaar gemaakt.
1.4.
In de zaak met zaaknummer C/02/407228 / JE RK 23-415 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met ingang van 26 november 2023 verlengd tot 26 januari 2024. De behandeling van het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling (tot 6 mei 2024) is aangehouden, in afwachting van het schriftelijk verslag van de GI over het verloop van de maatregel en wat de uitkomst is van de toetsing van de Raad van het besluit van de GI om geen verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen meer te verzoeken. Door de kinderrechter is daarbij overwogen dat zij zich nader over die zaak zal beraden, ook gezien het voorliggende verzoek van de vader waarbij hij zich heeft beroepen op artikel 1:260, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Aan de orde zijn nog de verzoeken van de vrouw om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
I. de beschikking van deze rechtbank van 13 mei 2015 met kenmerk C/02/275692 /
FA RK 14-169 voor zover het de zorg- en contactregeling tussen de man en de minderjarigen betreft aldus te wijzigen, dat de daarin vastgestelde regeling van co-ouderschap wordt beëindigd;
II. althans een zodanige beslissing te nemen die de rechtbank in goede justitie
oordelend redelijk en juist acht.
2.2.
Bij beschikking van 26 mei 2023 heeft de rechtbank de behandeling van de verzoeken aangehouden tot 24 oktober 2023 in afwachting van een schriftelijk verslag van de GI. Aan de GI is verzocht om verslag uit te brengen over het verloop van de hulpverlening aan de minderjarigen en de invulling die is gegeven aan het contact tussen de man en de minderjarigen en wat volgens de GI, mede op basis van de ervaringen van de jeugdzorgwerker, de mogelijkheden en/of onmogelijkheden zijn van (fysiek) contact tussen de man en de minderjarigen.
2.3
Namens en door de vrouw is – kort samengevat – het volgende standpunt ingenomen. De vrouw handhaaft haar verzoeken, in die zin dat er thans geen zorg- en contactregeling tussen de man en de minderjarigen kan worden vastgesteld. Gezien de huidige weerstand bij de minderjarigen is het niet in het belang van de minderjarigen om te blijven werken aan het contactherstel tussen de man en de minderjarigen. Volgens de vrouw zijn er genoeg trajecten voor contactherstel in de afgelopen jaren ingezet, maar heeft dat niet tot het gewenste resultaat geleid. Het verwijt van de man dat de vrouw de minderjarigen heeft opgezet tegen de man betwist de vrouw. Zodra de minderjarigen weer contact willen met de man dan zal de vrouw daar aan meewerken. Voorts staat de vrouw open voor ouderschapsbemiddeling.
2.4
Namens en door de man is – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Er zijn in de afgelopen jaren meerdere plannen van aanpak opgesteld om tot contactherstel met de man met de minderjarigen te komen, maar deze zijn nooit uitgevoerd. Er is daarbij alleen gekeken naar het herstel van het contact tussen de man en [minderjarige 2] . Voorts is er nimmer goed onderzocht waar de weerstand van de minderjarigen daadwerkelijk vandaan komt. De man heeft toch het idee dat dat is ingepraat door de vrouw. De minderjarigen kopiëren het gedrag van de vrouw. Gesteld wordt dat het bij de vader onveilig is, maar dat is nooit gebleken. Er moet nog worden ingezet op het herstel van het contact tussen de man en de minderjarigen.
2.5
De GI heeft zich op het standpunt gesteld dat het, gelet op de weerstand van de minderjarigen, niet mogelijk is om op dit moment te komen tot contactherstel met de man. Er kan geen zorg- en contactregeling worden vastgesteld.
2.6
Ingevolge artikel 1:253a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) in samenhang met artikel 1:377e BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een beslissing inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag alsmede een door de ouders onderling getroffen regeling daarover wijzigen op de grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Deze gewijzigde regeling kan omvatten:
- een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede met overeenkomstige toepassing van artikel 377a, derde lid, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben.
De rechtbank stelt vast dat bij beschikking van 13 mei 2015 met kenmerk
C/02/275692 / FA RK 14-169 voor zover het de zorg- en contactregeling tussen de man en
de minderjarigen betreft een regeling van co-ouderschap is vastgesteld. Deze regeling wordt
evenwel sedert geruime tijd niet meer uitgevoerd en de man heeft geen contact meer
met de minderjarigen. Van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de beschikking van 13 mei 2015 is dan ook sprake.
De rechtbank stelt vast dat er nog steeds sprake is van een enorme weerstand van de minderjarigen tegen contact met de man. In de beschikking van 26 mei 2023 van deze rechtbank is daarover reeds het volgende over overwogen:
Het hebben van (fysiek) contact tussen de man en de minderjarigen is, hoe graag de man dat ook zou willen, op dit moment niet mogelijk aangezien beide minderjarigen hiervoor op dit moment niet open staan. Wel is het van belang dat in de komende periode in overleg met de GezinsManager wordt gekeken naar eventuele andere manieren van contact tussen de man en de minderjarigen zoals reeds is ingezet, door bijvoorbeeld het sturen van een kaart van de man naar de minderjarigen. Daarmee laat de man zijn betrokkenheid naar de minderjarigen zien zonder verwachtingen naar de minderjarigen tot (fysiek) contact.
Uit de eindevaluatie van de GezinsManager van december 2023 is onder meer gebleken dat [minderjarige 2] in de loop van de therapie is gegroeid op sociaal vlak. Het proces van [minderjarige 2] gaat langzaam en er is zeker nog ruimte voor groei. Het belang van het bestaansrecht/de ouderrol van de man in het leven van [minderjarige 2] is geheel volgens de visie van de GezinsManager groot en noodzakelijk voor een verdere evenwichtige sociaal emotionele ontwikkeling van [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is niet in staat om hier zelf beslissingen in te nemen. Tijdens de therapie is gesignaleerd dat [minderjarige 2] in staat is om nieuwe spannende situaties aan te gaan mits hij met de juiste begeleiding stapje voor stapje geheel in zijn tempo contact met de man aan kan gaan. Wenselijk zou dan ook zijn dat er een regiehouder van het sociaal team betrokken blijft om toezicht te houden op de ontwikkeling van [minderjarige 2] en het proces van contactherstel met de man.
Voorts heeft de GezinsManager aangegeven dat, indien er in de toekomst contactherstel plaatsvindt tussen vader en [minderjarige 2] het noodzakelijk is dat hierbij zowel [minderjarige 2] , als de man en de vrouw op intensieve manier worden begeleid. [minderjarige 2] in het aangaan van de nieuwe
situatie waarin er behapbare scenario’s met hem worden geschetst binnen gestelde kaders, de man in het op de juiste manier aansluiten op [minderjarige 2] zijn belevingswereld en de vrouw in het parkeren van haar eigen angsten. Zo kan er daadwerkelijk ook emotionele toestemming komen voor het aangaan van contact van [minderjarige 2] met de man. De grote verschillen in opvoedstijlen van zowel de man als de vrouw verdienen daarbij ook zeker de aandacht, aldus de GezinsManager. Momenteel staat [minderjarige 2] echter nog niet open voor contact. Voor [minderjarige 1] geldt dat er nog geen hulpverlening is gestart, maar inmiddels is bekend dat zij per direct zal starten met haar intensieve behandeling bij ASVZ.
De rechtbank concludeert dat er momenteel nog steeds geen mogelijkheden zijn bij de minderjarigen om contact te hebben met de man. Er kan dan ook geen zorg- en contactregeling worden vastgesteld. De rechtbank zal de eerder vastgestelde co-ouderschapsregeling beëindigen. De man en de minderjarigen hebben echter wel recht op contact, voorzover de minderjarigen aangeven daaraan behoefte te hebben. De rechtbank gunt de man niet alleen dat contact, maar ook de minderjarigen. Contact tussen de minderjarigen en de man is namelijk erg belangrijk, onder meer voor een evenwichtige identiteitsontwikkeling van de minderjarigen.
De rechtbank heeft de hoop dat met deze beslissing de minderjarigen geen druk meer ervaren om verplicht contact te hebben met de man en de minderjarigen meer rust gaan krijgen. Vanuit die rust kunnen zij op termijn weer zelf ruimte gaan ervaren om het contact met de man te herstellen. Het is daarbij van belang dat zowel de minderjarigen, de man en de vrouw hulp kunnen krijgen via het betrokken sociaal team.
2.7
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de minderjarige noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
2.8
Gelet op de partnerrelatie die tussen de ouders heeft bestaan en de ouderrelatie die blijvend tussen hen bestaat, zal de rechtbank de kosten van de ouders in deze procedure tussen hen compenseren in die zin dat iedere ouder de eigen kosten draagt.
2.9
De rechtbank beslist als volgt.

3.De beslissing

De rechtbank
wijzigt de beschikking van 13 mei 2015 met kenmerk C/02/275692 / FA RK 14-169 voor zover het de zorg- en contactregeling tussen de man en de minderjarigen betreft, aldus dat de daarin vastgestelde regeling van co-ouderschap wordt beëindigd;
bepaalt dat de man en de minderjarigen recht hebben op contact, voor zover de minderjarigen daaraan behoefte hebben;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hamburger, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2024, in tegenwoordigheid van Van Dongen, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.