10.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan feit 1 primair en feit 2;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, subsidiair:openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 3:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 3 februari 2020 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 01/107626-19
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
82 dagen gevangenisstraf;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 4.750,33, waarvan € 750,33 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de materiële schadevergoedingsvordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- wijst het overige gedeelte van de immateriële schadevergoedingsvordering af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer,
€ 4.740,33 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 57 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van
€ 821,38, waarvan € 71,38 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de materiële schadevergoedingsvordering niet-ontvankelijk;
- wijst het overige gedeelte van de immateriële schadevergoedingsvordering af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer,
€ 821,38 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 mei 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 16 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen en
mr. K. Verschueren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 juni 2024.
Mr. D.S.G. Froger-Zeeuwen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.