ECLI:NL:RBZWB:2024:3774

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 mei 2024
Publicatiedatum
6 juni 2024
Zaaknummer
10930096 \ MB VERZ 24-135
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging op basis van persoonlijke omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets op 17 oktober 2022 te Veendam. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn persoonlijke omstandigheden uiteengezet, waaronder financiële problemen en een eerdere verkeersongeluk, wat hem belette om tijdig beroep in te stellen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat instellen van beroep niet aan hem kunnen worden toegerekend. Hierdoor heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoudelijke beoordeling van de boete uitgevoerd. Hoewel de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, is vastgesteld, heeft de kantonrechter besloten om de boete te matigen tot € 100,-, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene en de schending van de hoorplicht. De kantonrechter heeft de boete gewijzigd en de administratiekosten vastgesteld op € 9,-.

De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10930096 \ MB VERZ 24-135
CJIB-nummer: 5062 5422 5411 8779
uitspraakdatum: 17 mei 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
[adres]
[plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 mei 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.J.T. Berkeljon (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden op 17 oktober 2022 te Veendam (Registercontrole).
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat hij geen zekerheid kan stellen omdat hij een student is die geen geld heeft. Daarnaast geeft betrokkene aan dat hij als slachtoffer is betrokken bij een strafrechtelijke zaak en het daar erg zwaar mee heeft. Tot slot geeft betrokkene aan dat hij lang geleden een ongeluk gehad heeft met de scooter en het afmelden van de scooter verkeerd is gegaan. De scooter was total loss verklaard waardoor hij hem niet kon gebruiken.
Betrokkene heeft in het aanvullend beroepschrift aangevoerd dat hij geen zekerheid kan stellen vanwege de hoge huur en andere kosten. Daarnaast heeft hij schulden van ongeveer € 400,00 omdat hij in december, januari en februari niet heeft kunnen werken wegens ziekte.
In een latere aanvulling heeft betrokkene aangevoerd dat de boete onterecht is aangezien de scooter niet gesloopt is maar geschorst, terwijl de scooter total loss was verklaard.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij door meerdere persoonlijke omstandigheden niet in staat was zekerheid te betalen. Betrokkene heeft zijn betaalrekening laten zien waarop te zien is dat hij € 307,00 in het rood staat.
De bijzondere persoonlijke omstandigheden van betrokkene zijn eveneens de reden waarom hij te laat was met het instellen van beroep bij de officier van justitie en de kantonrechter. Betrokkene heeft aangegeven na het ongeluk met de scooter het RDW gebeld te hebben en de scooter per ongeluk te hebben geschorst in plaats van gesloopt. Hij heeft destijds zijn scooter bij de fietsenmaker ingeleverd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht over de termijnoverschrijding bij de kantonrechter heen te stappen gelet op de redenen die betrokkene heeft aangevoerd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep inhoudelijk ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene was te laat met het beroep bij de officier van justitie dus het beroep is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarbij verzoekt zij wel de verhogingen van de boetes af te halen. Daarnaast heeft de zittingsvertegenwoordiger aangegeven dat het de verantwoordelijkheid is van de eigenaar van het voertuig om op de hoogte te zijn van wettelijke bepalingen. Betrokkene had de situatie beter moeten uitzoeken. Er is echter sprake van een schending van de hoorplicht, waardoor de zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en de boete te matigen met 25%.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van €234,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Ontvankelijkheid beroep bij de kantonrechter
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene met wat hierover is aangevoerd aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 18 juli 2022. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 17 november 2022 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd dat hij vanwege meerdere bijzondere persoonlijke omstandigheden niet in staat was brieven te openen laat staan te beantwoorden. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op dat moment sprake was van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang hetgeen betrokkene heeft aangevoerd over zijn persoonlijke omstandigheden. De boete zal worden gematigd tot € 100,-. De kantonrechter betrekt hierbij ook dat sprake is van schending van de hoorplicht nu betrokkene niet in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en die beschikking zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 100,00, plus € 9,- administratiekosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier mr. S.E. van Wijk, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: