In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 mei 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets op 17 oktober 2022 te Veendam. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de betrokkene zijn persoonlijke omstandigheden uiteengezet, waaronder financiële problemen en een eerdere verkeersongeluk, wat hem belette om tijdig beroep in te stellen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat instellen van beroep niet aan hem kunnen worden toegerekend. Hierdoor heeft de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoudelijke beoordeling van de boete uitgevoerd. Hoewel de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, is vastgesteld, heeft de kantonrechter besloten om de boete te matigen tot € 100,-, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene en de schending van de hoorplicht. De kantonrechter heeft de boete gewijzigd en de administratiekosten vastgesteld op € 9,-.
De uitspraak is openbaar gedaan en de betrokkene is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.