Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het tenlastegelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 6 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging was gewijzigd en de verdachte werd ervan beschuldigd samen met anderen te hebben geprobeerd om [slachtoffer 1] te doden of hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er op 7 mei 2021 een geweldsincident heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte en drie medeverdachten betrokken waren. [Slachtoffer 1] had letsel opgelopen, waaronder een gebroken oogkas en jukbeen. De verdachte ontkende echter betrokkenheid bij de geweldshandelingen. De rechtbank concludeerde dat de getuigenverklaringen inconsistent waren en dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de tenlastegelegde feiten.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel de poging tot doodslag als de openlijke geweldpleging. Daarnaast verklaarde de rechtbank de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade was ontstaan. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.