ECLI:NL:RBZWB:2024:3741
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen bestreden besluit van de Sociale Verzekeringsbank inzake AOW-toeslag
In deze uitspraak beslist de rechtbank Zeeland-West-Brabant over het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) van 14 december 2023. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiser tegen de herziening en terugvordering van de AOW-toeslag over de periode van september 2022 tot en met oktober 2023 ongegrond. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor de rechtbank zonder zitting kan beslissen.
De rechtbank legt uit dat iemand die beroep instelt, verplicht is het griffierecht te betalen, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Awb. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 51,-. De griffier heeft eiser in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van zowel een gewone als een aangetekende brief. Eiser heeft echter het griffierecht niet tijdig betaald en heeft geen reden gegeven voor dit verzuim, waardoor er geen verontschuldiging voor het niet betalen is gebleken.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, en openbaar gemaakt op 3 juni 2024.