ECLI:NL:RBZWB:2024:3719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
02-008781-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met onvoldoende bewijs voor poging doodslag en poging zware mishandeling

Op 5 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en zware mishandeling. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het stevig vastpakken van de aangever bij de keel, wat leidde tot letsel. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de verdachte als de aangever zorgvuldig gewogen, evenals de camerabeelden van het incident. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever inconsistent waren en dat de camerabeelden niet bevestigden dat de verdachte de keel van de aangever had dichtgeknepen. Hierdoor kon niet worden vastgesteld dat er opzet was op de dood of zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar achtte wel bewezen dat de verdachte de aangever had mishandeld door hem bij de keel vast te pakken. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren op, met een proeftijd van twee jaar, en veroordeelde de verdachte tot betaling van €750,- aan immateriële schade aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-008781-23
vonnis van de meervoudige kamer van 5 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het [adres] ,
raadsman mr. N.A. Koole, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte aangever stevig bij zijn keel heeft gepakt en in zijn keel heeft geknepen, ten laste gelegd in drie juridische varianten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde wegens het ontbreken van opzet op de dood en op zwaar lichamelijk letsel. De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank aangaande feit 2.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Het primair ten laste gelegde
Wat is er gebeurd?
Om te kunnen beoordelen of het ten laste gelegde kan worden bewezen zal de rechtbank eerst de feiten vaststellen. Aangever en verdachte hebben verschillend verklaard over hetgeen is voorgevallen die avond.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij buiten het [café] op straat stond en dat hij werd geslagen door iemand die uit dat café kwam. Daardoor ging de capuchon die verdachte droeg af. De man die hem had geslagen zei toen ‘sorry’. Verdachte heeft de man bij zijn jas gepakt en naar de grond gewerkt. Toen de man op de grond lag liet hij los. Verdachte pakte aangevers jas vast tussen de borst en de keel van de man. Verdachte heeft verder verklaard dat hij [naam 1] wordt genoemd.
Aangever heeft verschillende verklaringen afgelegd over de gang van zaken. Zo heeft hij bij de politie eerst verklaard dat hij buiten op straat vóór het café een ruzie wilde sussen waarbij [naam 1] betrokken was, waarna [naam 1] hem met zijn handen bij de keel pakte en met beide handen zeker twee minuten zijn keel dichtdrukte. Het letsel in zijn nek is ontstaan doordat [naam 1] zijn nek had dichtgedrukt. Kort daarna wilde aangever zijn aangifte intrekken en heeft hij onder meer verklaard dat hij door de alcohol de situatie wat had overdreven. Later, toen hij de aangifte toch wilde doorzetten, heeft hij verklaard dat de dader ook de kol van zijn trui had vastgepakt en die rond had gedraaid, waardoor waarschijnlijk de rode striemen in zijn nek waren ontstaan. Verdachte geeft hier een andere oorzaak voor de rode striemen dan in zijn aangifte.
Tijdens het mediationgesprek heeft aangever verklaard dat hijzelf een discussie had met iemand, waar verdachte bij kwam staan. Na de discussie is aangever weggelopen en een kwartier later weer teruggekomen. Toen werd hij vanachteren gegrepen door iemand. Hij heeft niet gezien wie het was, maar iemand anders vertelde hem dat het verdachte was.
Gelet op deze verschillende verklaringen zal de rechtbank behoedzaam omgaan met de aangifte van verdachte.
Er zijn camerabeelden van het incident. Deze camerabeelden zijn niet op een dvd bij het eindproces-verbaal gevoegd. In een proces-verbaal van bevindingen is een beschrijving van de beelden gegeven, met enkele screenshots van de beelden. Omschreven wordt dat twee mannen die zijn herkend als aangever en verdachte elkaar op zoeken en dat zij door anderen van elkaar vandaan worden gehouden of getrokken. Op de beelden is te zien dat verdachte om 02:50:55 uur met zijn linkerhand in de richting van de keel gaat van aangever. Vervolgens gaat verdachte met zijn rechterhand richting de linkerzijde van het hoofd van aangever. Enkele seconden later trekt verdachte aangever naar achteren en valt aangever op zijn zij op de grond. Om 02:51:15 uur stapt verdachte weg van aangever en staat aangever op. Dit alles gebeurt dus in een tijdsbestek van twintig seconden.
In een ander proces-verbaal van bevindingen is ook een beschrijving gegeven van de camerabeelden, en daarin is omschreven dat verdachte met beide handen de keel of de kleding bij de keel van aangever vastpakt. Verdachte zet kracht naar beneden, waardoor aangever met zijn hoofd en schouders naar beneden buigt. Enkele seconden later is te zien dat verdachte aangever naar de grond trekt. Aangever komt op de grond te liggen en staat enkele seconden later weer op. Het zicht op wat zich richting het eind van de beelden afspeelt wordt belemmerd door een boom op het terras van het restaurant naast het café.
De beelden, althans de screenshots daarvan, zijn van een zodanige kwaliteit dat gedetailleerde handelingen niet goed zichtbaar zijn.
Op de camerabeelden is niet te zien dat verdachte de keel van aangever heeft dichtgeknepen. Het scenario zoals door aangever naar voren gebracht tijdens het mediatongesprek komt niet overeen met de camerabeelden. Gelet op het tijdsbestek past ook aangevers verklaring dat verdachte zijn keel twee minuten heeft dichtgeknepen niet bij de camerabeelden.
Uit de (getuigen)verklaringen van de vrouw van aangever en van haar vriendin [naam 2] blijkt niet van een incident tussen aangever en verdachte waarbij de keel van aangever werd dichtgeknepen. [naam 2] heeft wel verklaard over een ruzie tussen aangever en verdachte, waar volgens haar ook de vrouw van aangever bij aanwezig was, maar omschrijft die ruzie als schelden, duwen en trekken. De vrouw van aangever heeft op de bewuste avond tegenover de politie niks verklaard over haar aanwezigheid bij een ruzie, maar zegt wel dat ze daarvan hoorde van haar man toen ze thuis kwam en hem in de voortuin zag zitten. Beide verklaringen passen niet (geheel) bij de verklaringen van aangever. De verklaring van [naam 2] past grotendeels wel bij de camerabeelden, maar de verklaring van de vrouw van aangever niet.
Het dossier bevat verder medische informatie over aangever. Er is huidletsel aan de keel geconstateerd, te weten een rode huid. Er is geen drukpijn bij het strottenhoofd. Het huidletsel is te zien op kleurenfoto’s in het dossier.
Het huidletsel ziet eruit als één ovale rode plek aan zowel de linker – als de rechterzijde van de keel. Dat lijkt minder goed te passen bij het dichtknijpen van de keel met de handen. Ook het ontbreken van drukpijn bij het strottenhoofd ligt niet voor de hand als de keel van aangever met de handen enkele minuten zou zijn dichtgeknepen.
Gelet op de verklaring van verdachte, de beschrijving van de camerabeelden en de aard van het letsel van aangever gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte aangever bij de kleding ter hoogte van de keel heeft vastgepakt en aangever zo naar de grond heeft geduwd. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte met enige kracht in de keel van aangever heeft geknepen en evenmin dat dat enige tijd zou zijn gebeurd.
Opzet op de dood of op zwaar lichamelijk letsel?
De rechtbank ziet in de hierboven beschreven handelingen van verdachte geen aanknopingspunten voor (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangever of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Subsidiair
op 11 december 2022 te [plaats] , gemeente Terneuzen
[aangever] heeft mishandeld door die [aangever] bij de keel
vast te pakken met enig kledingstuk.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen voor poging tot zware mishandeling een gevangenisstraf van acht weken. In haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
In verband met het taakstrafverbod vanwege het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van 19 juli 2023 heeft de verdediging verzocht een geldboete of een gevangenisstraf van 1 dag in combinatie met een andere straf op te leggen. Gelet op artikel 63 Sr en het succesvolle verloop van de bij het genoemde vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden zou het niet opportuun zijn om de positieve lijn die is ingezet te doorbreken met een langdurige gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling tijdens het uitgaan. Hij heeft het slachtoffer ter hoogte van zijn keel bij de kleding gepakt en naar de grond geduwd. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen aan zijn keel.
Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Dergelijk uitgaansgeweld heeft impact op zowel het slachtoffer als op de samenleving in het algemeen. Het gevoel van onveiligheid neemt door dit soort incidenten steeds grotere vormen aan.
Uit het strafblad van verdachte komt naar voren dat hij in de afgelopen jaren diverse malen is veroordeeld voor geweldsdelicten, waaronder vaak uitgaansgeweld. De verschillende straffen die hiervoor zijn opgelegd hebben recidive niet kunnen voorkomen, hetgeen uiteindelijk heeft geresulteerd in de oplegging van de ISD-maatregel in 2019. Daarna is verdachte in 2023 nogmaals veroordeeld wegens uitgaansgeweld, waarbij een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd.
De rechtbank zal hiermee in negatieve zin rekening houden bij de bepaling van de strafmaat en -modaliteit.
Vanwege het vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in deze rechtbank van
19 juli 2023 is artikel 63 Sr van toepassing. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het taakstrafverbod in de onderhavige zaak niet aan de orde is. Als deze zaak gelijktijdig zou zijn behandeld met de zaak van het vonnis van 19 juli 2023 zou er geen sprake zijn van een taakstrafverbod, omdat in de vijf jaar voorafgaand aan die zitting geen taakstraf is opgelegd voor een soortgelijk feit.
Reclassering Nederland heeft in haar adviesrapport van 8 mei 2024 naar voren gebracht dat de risicogebieden betreffen de houding van verdachte, zijn sociaal netwerk en het psychosociale functioneren. De kans op recidive wordt ingeschat op gemiddeld.
De reclassering begeleidt verdachte bij de naleving van de bijzondere voorwaarden die bij vonnis van 19 juli 2023 zijn opgelegd bij het voorwaardelijke strafdeel. De reclassering heeft naar voren gebracht dat er geen nieuwe politiecontacten zijn geweest tijdens het lopende toezicht (de rechtbank begrijpt: op de onderhavige zaak na). Verdachte zorgt voor afleiding en zet zich in voor zijn kinderen, aldus de reclassering. Daarbij heeft hij voorrang op de wachtlijst voor een woning en zijn zijn financiën op orde. Dat laatste zorgt ervoor dat hij meer rust ervaart en daardoor minder snel gefrustreerd raakt.
De reclassering ziet geen meerwaarde in het opleggen van een nieuw forensisch kader. Het huidige kader is nog tot augustus 2025 van kracht en de reclassering blijft inzetten op gedragsverandering en het creëren van stabiliteit op praktische gebieden.
De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals gevorderd, een onwenselijke doorbreking van het lopende reclasseringstoezicht en de uitvoering van de bijzondere voorwaarden zou opleveren, terwijl die bijzondere voorwaarden nu juist de kans op recidive kunnen beperken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren passend en geboden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangever] vordert een schadevergoeding van € 1.500,- in verband met het bewezenverklaarde feit.
De verdediging heeft de vordering niet betwist tot € 750,-.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 750,-, aangezien de vordering tot dat bedrag niet is betwist.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Behandeling van het resterende deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Subsidiair: eenvoudige mishandeling;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 40 (veertig) uren, subsidiair 20 (twintig) dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever] € 750,- (zevenhonderdvijftig euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 (vijftien) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2024.
De voorzitter, de oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te [plaats] , gemeente Terneuzen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[aangever] opzettelijk van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel
toe te brengen,
die [aangever] bij de keel heeft vastgepakt en/of (gedurende enige tijd) met
kracht in de keel heeft geknepen en/of (gedurende enige tijd) de keel heeft
dichtgeknepen en/of (gedurende enige tijd) heeft gewurgd met enig kledingstuk,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht );
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 december 2022 te [plaats] , gemeente Terneuzen
[aangever] heeft mishandeld door die [aangever] bij de keel vast te pakken en/of
(gedurende enige tijd) met kracht in de keel te knijpen en/of (gedurende enige tijd)
de keel dicht te knijpen en/of (gedurende enige tijd) te wurgen met enig
kledingstuk;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )