In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 mei 2024 een beschikking gegeven in een spoedverzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling optreedt in de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De procedure is gestart met een mondeling spoedverzoek van de gecertificeerde instelling, gevolgd door een schriftelijk verzoek met bijlagen. De minderjarige is sinds 5 maart 2019 onder toezicht gesteld en heeft in verschillende situaties in pleegzorg verbleven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige uithuisplaatsing niet langer houdbaar is, omdat de minderjarige is weggelopen uit het pleeggezin en niet meer in contact treedt met de jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft op basis van de noodzaak voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en het risico van ernstig gevaar, besloten om de minderjarige met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De verdere behandeling van het verzoek zal plaatsvinden na een mondelinge behandeling, waarbij de ouders en de minderjarige de gelegenheid krijgen om hun mening te geven.