ECLI:NL:RBZWB:2024:3718

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/02/423003 / JE RK 24-1024
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 31 mei 2024 een beschikking gegeven in een spoedverzoek van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland, die als gecertificeerde instelling optreedt in de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2009. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige, de moeder en de vader, als belanghebbenden aangemerkt. De procedure is gestart met een mondeling spoedverzoek van de gecertificeerde instelling, gevolgd door een schriftelijk verzoek met bijlagen. De minderjarige is sinds 5 maart 2019 onder toezicht gesteld en heeft in verschillende situaties in pleegzorg verbleven. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige uithuisplaatsing niet langer houdbaar is, omdat de minderjarige is weggelopen uit het pleeggezin en niet meer in contact treedt met de jeugdbeschermer. De kinderrechter heeft op basis van de noodzaak voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, en het risico van ernstig gevaar, besloten om de minderjarige met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De verdere behandeling van het verzoek zal plaatsvinden na een mondelinge behandeling, waarbij de ouders en de minderjarige de gelegenheid krijgen om hun mening te geven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/423003 / JE RK 24-1024
Datum uitspraak: 31 mei 2024
Beschikking betreffende een spoeduithuisplaatsing
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI),
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het mondelinge spoedverzoek van de GI van 31 mei 2024;
- het op schrift gestelde spoedverzoek met bijlagen van de GI van 3 juni 2024, ingekomen bij de griffie op 3 juni 2024.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het gezag over [minderjarige] .
2.2.
Bij beschikking van 5 maart 2019 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van Briedis Jeugdbeschermers met ingang van 5 maart 2019 en tot 5 maart 2020. De ondertoezichtstelling is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 5 september 2024. Bij beschikking van 5 maart 2019 is tevens een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 5 maart 2019 en tot 5 maart 2020.
2.3.
Bij beschikking van 10 september 2019 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 10 september 2019 en tot 5 maart 2020. Deze machtiging is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 5 september 2022.
2.4.
Bij beschikking van 12 augustus 2021 is de gecertificeerde instelling Briedis Jeugdbeschermers vervangen door de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming west Zeeland als gecertificeerde instelling die belast is met de verdere uitvoering van de ondertoezichtstelling over [minderjarige] .
2.5.
Bij beschikking van 20 april 2022 is aan de GI toestemming verleend tot wijziging van het verblijf van [minderjarige] naar de moeder.
2.6.
Bij beschikking van 3 mei 2024 is een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend met ingang van 3 mei 2024 en tot 5 september 2024.
2.7.
Op grond van de laatstgenoemde beschikking verblijft [minderjarige] in een pleeggezin.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI verzoekt hierbij de beschikking onverwijld af te geven zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden.

4.De beoordeling

4.1.
Op basis van artikel 1:265b lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
4.2.
Op grond van artikel 800, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een beschikking over het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing onverwijld, te weten zonder daaraan voorafgaand horen van partijen, worden afgegeven indien de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden
afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor de jeugdige.
4.3.
De kinderrechter overweegt dat blijkens de informatie van de GI de huidige uithuisplaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin niet langer houdbaar is nu [minderjarige] daar is weggelopen en heeft aangegeven daar niet langer te willen verblijven. [minderjarige] treedt niet in contact met de jeugdbeschermer en zou op weg zijn naar de moeder. Via de moeder heeft de jeugdbeschermer begrepen dat [minderjarige] open zou staan voor een plaatsing op een crisisgroep.
4.4.
De kinderrechter is van een oordeel dat een plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder nu noodzakelijk is. Vaststaat dat [minderjarige] niet langer in het huidige pleeggezin kan verblijven, terwijl [minderjarige] naar inschatting van de GI ook niet in een ander pleeggezin kan worden geplaatst in verband met zijn hechtingsproblematiek en [minderjarige] kan, naar de kinderrechter aanneemt gelet op de eerdere constateringen van de kinderrechter in de recente beschikking van 3 mei 2024, onder meer vanwege het gebrek aan voldoende fysieke en emotionele veiligheid, niet bij de vader en evenmin bij de moeder wonen. Op dit moment dient er dan ook onmiddellijk een plek voor [minderjarige] te worden gezocht. Daarbij betrekkende dat [minderjarige] wellicht openstaat voor een plaatsing op een groep, ziet de kinderrechter thans voldoende aanleiding om het verzoek toe te wijzen en [minderjarige] met spoed uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
4.5.
Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter vast dat er sprake is van een situatie waarin het dringend en onverwijld noodzakelijk is dat [minderjarige] uit huis wordt geplaatst in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en de mondelinge behandeling van het verzoek niet kan worden afgewacht zonder onmiddellijk en ernstig gevaar voor [minderjarige] en zijn omgeving. De kinderrechter zal het spoedverzoek daarom toewijzen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen voor de duur van twee weken, met onmiddellijke ingang en tot 14 juni 2024. Het spoedverzoek zal voor het overige worden aangehouden tot de mondelinge behandeling van [datum] 2024 om [uur] .
4.6.
De GI, de moeder en de vader worden in de gelegenheid gesteld hun mening te geven op de genoemde mondelinge behandeling. [minderjarige] zal in de gelegenheid worden gesteld om zijn mening te geven tijdens een afzonderlijk kindgesprek met de kinderrechter.
4.7.
Verdere beslissingen op het verzoek zal de kinderrechter pas nemen nadat de mondelinge behandeling en het kindgesprek hebben plaatsgevonden.
4.8.
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van twee weken, met ingang van 31 mei 2024 tot 14 juni 2024;
5.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
houdt het restant van het verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2024 te [uur] ,welke wordt gehouden in het gerechtsgebouw van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie
Middelburg, Kousteensedijk 2,ten overstaan van mr. M.J.L. Holierhoek, kinderrechter, voor de duur van 45 minuten;
5.4
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor de GI, de moeder en de vader;
5.5
bepaalt dat de [minderjarige] via een aparte brief voor een gesprek met de kinderrechter zal worden opgeroepen.
Deze beslissing is gegeven op 31 mei 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, en is op 3 juni 2024 op schrift gesteld in aanwezigheid van mr. De Haas.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.