ECLI:NL:RBZWB:2024:3716

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
02-211187-23 en 02-310327-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging en smaad met voorwaardelijke gevangenisstraf en contactverbod

Op 5 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging en smaad. De verdachte, geboren in 1985, heeft zich schuldig gemaakt aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van een jeugdzorgmedewerker, aangeduid als aangeefster. Dit gebeurde door het plaatsen van berichten en livestreams op sociale media waarin de naam van de aangeefster werd genoemd, met als doel haar te dwingen iets te dulden en haar reputatie te schaden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 1 januari 2022 tot 1 augustus 2023 regelmatig berichten plaatste die de aangeefster persoonlijk raakten, wat leidde tot een ernstige inbreuk op haar privacy.

De rechtbank heeft de verdachte ook schuldig bevonden aan smaad, omdat zij op 3 juli 2023 een bericht op Facebook plaatste waarin zij de aangeefster beschuldigde van onrechtmatige daden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden opgelegd, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de aangeefster en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van het contactverbod gelast, gezien het risico dat de verdachte zich opnieuw belastend zou gedragen jegens de aangeefster. De rechtbank heeft ook een geldboete van € 500,- opgelegd en de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummers: 02-211187-23 en 02-310327-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 5 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. J.J. Bronsveld, advocaat te Bergen op Zoom.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1: een medewerkster van een jeugdzorginstantie heeft gestalkt;
2: opzettelijk de eer en goede naam van diezelfde medewerkster heeft aangerand.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. Het klopt dat de berichten verwijzingen naar aangeefster bevatten, maar als de berichten in de context worden gelezen dan richten die zich niet persoonlijk tegen aangeefster, maar tegen de Nederlandse Staat. De fixatie van verdachte richting aangeefster is niet zodanig dat de lat van belaging wordt gehaald. Ook niet in de frequentie en de termijn waarin de berichten zijn geplaatst.
Feit 2
Ten aanzien van dit feit zijn geen verweren gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Verdachte heeft in de periode van 1 januari 2022 en 1 augustus 2023 regelmatig in berichten of livestreams die zij postte op Facebook de naam van aangeefster genoemd als betrokken bij de uithuisplaatsing in 2019. De vraag is of daarmee sprake is van belaging zoals ten laste gelegd. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in art. 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang: de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit onderzoek door de politie in augustus 2023 is gebleken dat verdachte op haar Facebookpagina, een openbaar account, dagelijks berichten plaatst. Deze berichten gaan inhoudelijk over haar strijd tegen de staat, de Kinderbescherming en de William Schrikker Groep. Op haar Facebookpagina plaatst zij veelvuldig berichten waarin zij haar oude gezinsvoogd, aangeefster, met naam en toenaam benoemt. Ook verwijst zij in die berichten vaak naar een YouTube video van de uithuisplaatsing, waarin aangeefster is te zien en waarbij haar naam wordt genoemd. Volgens aangeefster worden dergelijke berichten al sinds september 2021 geplaatst. Vanwege een contactverbod was het enige tijd wat rustiger, maar sinds begin 2022 is het weer als vanouds, aldus aangeefster. Het dossier bevat enkele door verdachte geplaatste berichten en video’s, maar de rechtbank begrijpt uit de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen over de frequentie van de berichten dat er sprake is van nog veel meer berichten in de tenlastegelegde periode van circa anderhalf jaar. De rechtbank betrekt bij de duur ook de omstandigheid dat verdachte zich niet pas sinds begin 2022 negatief uit over aangeefster, maar dat zij dit in de periode daaraan voorafgaand ook al heeft gedaan, en in verband daarmee ook is veroordeeld wegens smaad en belediging, en dat in die zin kan worden gezegd dat sprake is van een voortzetting van gelijksoortige gedragingen.
Verdachte uit zich voornamelijk in berichten, video’s en livestreams op haar openbare Facebookpagina. Iedereen kan er dus kennis van nemen. De intensiteit van de berichten is fors: de toon van de berichten is steeds verwijtend, met stemverheffing gebracht; hoe verdachte over aangeefster denkt is niet mis te verstaan. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de berichten waarin aangeefsters naam of functie worden genoemd zich persoonlijk tegen aangeefster richten. Als verdachte zich alleen zou richten tot instanties die betrokken zijn bij de uithuisplaatsing(en) dan zou zij geen namen van individueel daarbij betrokken medewerkers hoeven te noemen. Dat het verdachte om de persoon van aangeefster te doen is, leidt de rechtbank verder af uit het feit dat verdachte in de berichten ook opmerkingen maakt over het gezin van aangeefster, en dat zij ter terechtzitting een afdruk van een recent geplaatst persoonlijk bericht op de Facebookpagina van aangeefster heeft overgelegd en dat heeft betrokken in haar verweer.
Blijkens de aangifte en daarbij gevoegde berichten worden op de door verdachte geplaatste berichten en video’s met enige regelmaat in anonieme reacties bedreigingen geuit richting aangeefster. In gezinnen waar aangeefster voor haar werk komt, wordt haar gevraagd of zij die ene jeugdzorgwerker is die zonder bericht kinderen weghaalt of kinderen illegaal ontvoert. Dit heeft volgens aangeefster invloed op haar werk en haar carrière, omdat diverse gezinnen al hebben gezegd haar niet als jeugdzorgwerker te willen omdat ze hebben gelezen dat ze corrupt is.
De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de berichten en de bedreigende anonieme reacties die de berichten kennelijk uitlokken een flinke impact op het persoonlijk leven en op haar werk hebben.
De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven - naar objectieve maatstaven en in onderlinge samenhang bezien - zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte zich aan de onder feit 1 ten laste gelegde belaging schuldig heeft gemaakt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 januari 2022 tot
en met 1 augustus 2023 te Middelburg, , wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [aangeefster] ((voormalige) gezinsvoogd), door
-(veelvuldig) berichten te plaatsen op social media
waarin zij, verdachte, voornoemde [aangeefster] met naam en toenaam noemt en in
voornoemde berichten te verwijzen naar voornoemde [aangeefster] en het gezin van
voornoemde [aangeefster] en
- meerdere malen vlogs en/of livestreams op YouTube te
plaatsen waarbij zij, verdachte, voornoemde [aangeefster] met naam en toenaam noemt
en/of te verwijzen naar voornoemde [aangeefster] en/ het gezin van voornoemde [aangeefster]
en
- (veelvuldig) berichten te plaatsen op social media
en daarbij te verwijzen naar een YouTube video waarin voornoemde [aangeefster] te zien
is en/of waarin [aangeefster] met naam en toenaam wordt genoemd en/of te verwijzen naar
een incident van [datum] 2019 waarbij voornoemde [aangeefster] was betrokken en/
- (tijdens een demonstratie) een livestream op te nemen en daarin voornoemde
[aangeefster] met naam en toenaam te noemen,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te dulden.
2
op 3 juli 2023 te Middelburg, opzettelijk de eer en de goede naam van [aangeefster] ((voormalige) gezinsvoogd) heeft aangerand, door
tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van
geschriften verspreid, openlijk tentoongesteld
door op Facebook een bericht te plaatsen met de tekst:
“Zie je die valse gezinsvoogd in het glas! [naam 1] ex gezinsvoogd van de William
Schrikker Stichting nam toen die foto!! Zij heeft er samen met [aangeefster] voor
gezorgd om [naam 2] onterecht uit mijn huis te ontvoeren!! [naam 2] is sinds
[datum] 2019 nog maar lx thuis geweest!! "Uurtje op kraamvisite op 19 oktober 2022" (dit
is een link naar een andere vlog) [aangeefster] heeft ook het kind van [naam 3]
weggeroofd en is niet meer terug gekomen. IK heb in de afgelopen 6 jaar 11
gezinsmanagers gehad. [aangeefster] die je van de trap af ziet lopen op het filmpje kan
beter verhuizen uit Zeeland want op een dag, zal ik je terugpakken wat je mij hebt
aangedaan. IK wil namelijk van de Nederlandse Staat vanaf 3 miljoen euro
schadevergoeding en mijn kinderen terug!! En daar documentaire maken en die
gaat ook in het Engels. Groot schandaal in Nederland!! Dit gaat groot media nieuws
worden en jullie gaan boeten!! Zei ik kwaad tegen die agenten die mij in m'n klote
kont over straat hebben gesleept en in de politiecel hebben laten slapen nadat ze mijn baby
van 11,5 maand hebben weggeroofd. Mijn kind onnodig schaden dan zal ik ook jouw
reputatie schaden!! IK ben door jou al 2 maal in een politiecel belandt”.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen:
- een gevangenisstraf van zeven dagen met aftrek van voorarrest,
- een taakstraf van 80 uur waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld de door de reclassering geadviseerde meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan diagnostiek en indien geïndiceerd behandeling door Forensische Zorg Zeeland en het anonimiseren van gegevens van derden in berichten (blogs/vlogs/video’s et cetera) die zij plaatst op sociale media en andere mediakanalen.
- de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr, inhoudende een contactverbod met aangeefster, waarbij overtreding van de maatregel leidt tot een vervangende hechtenis van één week per overtreding, met een maximum van zes maanden. Van deze maatregel is de dadelijke tenuitvoerlegging gevorderd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft toepassing van artikel 9a Sr of oplegging van een geheel voorwaardelijke taakstraf bepleit. In verband met dat laatste is naar voren gebracht dat verdachte geen bezwaar heeft tegen contact met de reclassering, maar wel tegen diagnostiek en behandeling. De verdediging heeft verzocht de geadviseerde bijzondere voorwaarden, afgezien van diagnostiek en behandeling, op te leggen en geen toepassing te geven aan de maatregel van artikel 38v Sr. De vraag is wat een onvoorwaardelijke taakstraf hiernaast nog aan doelmatigheid zou toevoegen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende ongeveer anderhalf jaar schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster door haar naam in vele berichten en video’s op sociale media te noemen, vergezeld van negatieve kwalificaties samenhangend met de uithuisplaatsing van het dochtertje van verdachte in 2019.
Daarnaast heeft verdachte een smadelijk bericht over aangeefster op haar, verdachtes, Facebookpagina geplaatst.
De rechtbank heeft begrip voor het feit dat de uithuisplaatsingen van haar kinderen veel verdriet en frustratie bij verdachte hebben veroorzaakt en dat zij strijd voert om haar uithuisgeplaatste kinderen weer thuis te krijgen. Die strijd mag echter niet gericht zijn tegen individuele medewerkers van instanties die bij de uithuisplaatsing(sbeslissing) betrokken zijn. Dan wordt een grens overschreden. Verdachte heeft door haar handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Belaging, in dit geval bovendien nog vergezeld van smaad, is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagde en kan daardoor een forse psychische belasting opleveren. Het dagelijks leven van aangeefster is door het handelen van de verdachte in negatieve zin beïnvloed. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Uit het strafblad van verdachte volgt dat zij eerder is veroordeeld wegens smaad (2021) en eenvoudige belediging (2022). Beide feiten hangen samen met verdachtes eerder benoemde strijd. Beide keren is toen een voorwaardelijke geldboete opgelegd met een proeftijd van twee jaar. Van deze veroordelingen is kennelijk een onvoldoende preventief effect uitgegaan om recidive te voorkomen.
In verband met de veroordeling door de politierechter op 21 maart 2022 en de thans bewezenverklaarde periode zal de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat rekening houden met artikel 63 Sr.
Reclassering Nederland heeft in adviesrapporten naar voren gebracht dat sprake is van een langlopende strijd jegens (overheids)instanties, waarbij zij verschillende social media middelen inzet om haar verhaal te doen. Zij wil zo misstanden aan de kaak stellen, waarmee zij haar handelen rechtvaardigt. Deze situatie sleept al jaren en versterkt naar mate de tijd verstrijkt haar strijdlust. Er is weinig ruimte voor andere zienswijzen. Ze lijkt niet te beseffen dat haar handelen tot nog toe eerder een averechtse werking heeft dan dat het haar probleem oplost, aldus de reclassering. De reclassering ziet risicoverhogende factoren op de volgende gebieden: instabiliteit c.q. problemen binnen de gezinssituatie, spanningen binnen professionele c.q. zorgrelaties dan wel met hulpverlenende instanties de afgelopen jaren, het psychosociaal functioneren, inadequate coping en gebrek aan probleeminzicht omtrent de tenlastelegging dan wel het bagatelliseren daarvan. Ook constateert de reclassering dat verdachte beperkt ontvankelijk is voor externe sturing en correctie. De mate van leerbaarheid is laag. Ook worden nieuwe situaties door haar niet op juiste waarde geschat, dan wel overziet zij op dat moment de consequenties van haar gedrag en keuzes niet, waardoor de kans op grensoverschrijdend gedrag groot is. Problemen ten aanzien van (adequate) coping, emotieregulatie en onderliggend psychisch leiden worden door de reclassering niet uitgesloten.
De reclassering schat het recidiverisico en het risico op onttrekken aan voorwaarden in als hoog.
Ondanks het bovenstaande heeft de reclassering geadviseerd een reclasseringstoezicht op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • Meldplicht bij de reclassering
  • Meewerken aan (verdiepings)diagnostiek en indien geïndiceerd behandeling door Forensische Zorg Zeeland
  • Een contactverbod met aangeefster
  • Een verbod op het delen van herleidbare informatie op social media.
En verder in het kader van de vrijheidsbeperkende maatregel een contactverbod met aangeefster.
De reclassering meent dat met het opleggen van een toezicht een kader kan worden geboden om verdachte er met enige dwang toe te bewegen een werkrelatie met de reclassering aan te gaan en op die manier enig zicht op haar te krijgen en/of haar (deels) te kunnen begrenzen.
Geadviseerd wordt tevens de dadelijke uitvoerbaarheid van deze bijzondere voorwaarden en het toezicht.
De rechtbank overweegt dat uit het strafblad van verdachte, de rapporten van de reclassering en het verloop van de schorsing van de voorlopige hechtenis naar voren komt dat de kans op recidive aanzienlijk is. Verdachte lijkt zich in haar strijd om haar uithuisgeplaatste kinderen terug te krijgen steeds dieper in te graven en het zicht op andere en wellicht effectievere mogelijkheden om die strijd aan te gaan te zijn verloren. Zij laat zich daarin nauwelijks bijsturen waardoor zij bij herhaling in de situatie terecht komt dat zij in die strijd de grens van het toelaatbare overschrijdt. Verdachte heeft bij de politie en ook ter terechtzitting verklaard dat de strijd pas stopt als de kinderen weer thuis zijn. Ter terechtzitting heeft zij echter ook beloofd dat zij aangeefster met rust zal laten. De rechtbank wil haar in dat voornemen ondersteunen en zal daarmee in de strafmodaliteit en -maat rekening houden.
De rechtbank zal daarom geen onvoorwaardelijke straf opleggen, maar een voorwaardelijke straf met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden. Daar staat tegenover dat de stok achter de deur wel een flinke moet zijn. De eerder opgelegde voorwaardelijke geldboetes hebben immers geen blijvende gedragsverandering teweeg gebracht. De rechtbank zal daarom nu een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van twee maanden, waarbij vanwege het hoge recidivegevaar en de omstandigheid dat haar strijd voorlopig nog niet ten einde lijkt te zijn, een proeftijd van drie jaar zal worden gesteld.
Als bijzondere voorwaarden bij deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank aansluiten bij het advies van de reclassering, met uitzondering van het meewerken aan diagnostiek en behandeling, en het contactverbod met aangeefster.
Om het belang van het geadviseerde contactverbod met aangeefster te benadrukken zal de rechtbank de vrijheidsbeperkende maatregel opleggen, inhoudende dit contactverbod, omdat op die wijze de continuïteit van dit verbod beter kan worden gewaarborgd dan wanneer die als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf wordt gesteld. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een overtreding van het contactverbod een week vervangende hechtenis tot gevolg heeft, met een totale duur van vervangende hechtenis van maximaal zes maanden. De rechtbank zal de duur van deze maatregel gelijkstellen met de duur van de proeftijd, te weten drie jaar.
Ondanks de belofte van verdachte om aangeefster met rust te laten zal de rechtbank, gelet op het strafblad, de rapporten van de reclassering en het verloop van de schorsing van de voorlopige hechtenis, bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is, omdat er toch ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend gedraagt jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van € 500,- geldboete die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 21 maart 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit. Er vinden nu geen overtredingen ten aanzien van aangeefster meer plaats. Verder is de geldboete een groot bedrag voor verdachte, die een bijstandsuitkering ontvangt.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank ziet in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd onvoldoende grond om de vordering af te wijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 38v, 38w, 57, 63, 261 en 285b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Belaging
feit 2:Smaad
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland te Middelburg (adres Vrijlandstraat 33, telefoonnummer 088-8041505) en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht; de reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
* dat verdachte geen namen of direct herleidbare verwijzingen naar personen in haar vlogs en/of ander soort activiteiten op social media zal opnemen;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
drie jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1988;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, waarbij de totale duur van de vervangende hechtenis kan oplopen tot maximaal zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft.
-
beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 21 maart 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-310327-21
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten
een geldboete van € 500,- (vijfhonderd euro);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Moggré-Hengst, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2024.
De voorzitter, de oudste rechter en de jongste rechter zijn niet in de gelegenheid het vonnis te ondertekenen.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2022 tot
en met 1 augustus 2023 te Middelburg, in elke geval in Nederland, wederrechtelijk
stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke
levenssfeer, te weten die van [aangeefster] ((voormalige) gezinsvoogd), door
-(veelvuldig) in elk geval meerdere malen, berichten te plaatsen op social media
waarin zij, verdachte, voornoemde [aangeefster] met naam en toenaam noemt en/of in
voornoemde berichten te verwijzen naar voornoemde [aangeefster] en/of het gezin van
voornoemde [aangeefster] en/of
- (veelvuldig) in elk geval meerdere malen vlogs en/of livestreams op YouTube te
plaatsen waarbij zij, verdachte, voornoemde [aangeefster] met naam en toenaam noemt
en/of te verwijzen naar voornoemde [aangeefster] en/of het gezin van voornoemde [aangeefster]
en/of
- (veelvuldig) in elk geval meerdere malen, berichten te plaatsen op social media
en/of daarbij te verwijzen naar een YouTube video waarin voornoemde [aangeefster] te zien
is en/of waarin [aangeefster] met naam en toenaam wordt genoemd en/of te verwijzen naar
een incident van [datum] 2019 waarbij voornoemde [aangeefster] was betrokken en/of
- (tijdens een demonstratie) een livestream op te nemen en/of daarin voornoemde
[aangeefster] met naam en toenaam te noemen,
met het oogmerk die [aangeefster] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij op of omstreeks 3 juli 2023 te Middelburg, in elk geval in Nederland, opzettelijk de eer en/of
de goede naam van [aangeefster] ((voormalige) gezinsvoogd) heeft aangerand, door
tenlastelegging van een bepaald feit,
met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van
geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen
en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht,
door op Facebook een bericht te plaatsen met de tekst:
“Zie je die valse gezinsvoogd in het glas! [naam 1] ex gezinsvoogd van de William
Schrikker Stichting nam toen die foto!! Zij heeft er samen met [aangeefster] voor
gezorgd om [naam 2] onterecht uit mijn huis te ontvoeren!! [naam 2] is sinds
[datum] 2019 nog maar lx thuis geweest!! "Uurtje op kraamvisite op 19 oktober 2022" (dit
is een link naar een andere vlog) [aangeefster] heeft ook het kind van [naam 3]
weggeroofd en is niet meer terug gekomen. IK heb in de afgelopen 6 jaar 11
gezinsmanagers gehad. [aangeefster] die je van de trap af ziet lopen op het filmpje kan
beter verhuizen uit Zeeland want op een dag, zal ik je terugpakken wat je mij hebt
aangedaan. IK wil namelijk van de Nederlandse Staat vanaf 3 miljoen euro
schadevergoeding en mijn kinderen terug!! En daar documentaire maken en die
gaat ook in het Engels. Groot schandaal in Nederland!! Dit gaat groot media nieuws
worden en jullie gaan boeten!! Zei ik kwaad tegen die agenten die mij in m'n klote
kont over
straat hebben gesleept en in de politiecel hebben laten slapen nadat ze mijn baby
van
11,5 maand hebben weggeroofd. Mijn kind onnodig schaden dan zal ik ook jouw
reputatie schaden!! IK ben door jou al 2 maal in een politiecel belandt”;
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht)