ECLI:NL:RBZWB:2024:3714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/02/421156 / FA RK 24-1708
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging zorgregeling na intrekking

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende een verzoek om een provisionele voorziening in het kader van de zorgregeling voor minderjarige kinderen. De verzoeker, de man, vertegenwoordigd door advocaat mr. F.J.I. van den Branden, had een verzoek ingediend om een voorlopige regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen. De vrouw, verweerster in deze procedure, werd vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A.E. Bregonje-Voermans.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen in het verleden gehuwd zijn geweest en dat er uit dit huwelijk twee minderjarige kinderen zijn geboren. In eerdere beschikkingen was een zorgregeling vastgesteld, maar de man verzocht om wijziging van deze regeling. Echter, op 21 mei 2024 heeft de man zijn verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening ingetrokken, omdat partijen overeenstemming hadden bereikt over de inzet en start van een traject voor begeleide omgang.

Aangezien het verzoek is ingetrokken, heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen inhoudelijke beoordeling meer nodig was. De rechtbank heeft daarom het verzoek van de man tot het treffen van een provisionele voorziening afgewezen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van griffier mr. De Haas.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Middelburg
Zaaknummer: C/02/421156 / FA RK 24-1708
Datum uitspraak: 30 mei 2024
beschikking betreffende provisionele voorziening ex artikel 223 Rv
in de zaak van
[de man](hierna: de man),
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
advocaat: mr. F.J.I. van den Branden te Terneuzen,
tegen
[de vrouw](hierna: de vrouw),
wonende te [woonplaats] ,
verweerster,
advocaat: mr. L.A.E. Bregonje-Voermans te Terneuzen.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- het op 10 april 2024 ingekomen verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening, met bijlagen;
- het op 22 mei 2024 ingekomen verweerschrift, met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Van den Branden van 21 mei 2024.

2.De feiten

2.1
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van 30 mei 2018 is in het huwelijk van partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 7 juni 2018 is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand.
2.2
Uit dit huwelijk zijn de navolgende, thans nog minderjarige, kinderen geboren:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2013 te [geboorteplaats] .
2.3
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
2.4
De minderjarigen verblijven bij de vrouw.
2.5
In het ouderschapsplan van 8 mei 2018, dat is opgenomen en aangehecht aan voornoemde beschikking van 30 mei 2018, zijn partijen een zorgregeling overeengekomen waarbij – voor zover hier van belang – de minderjarigen gedurende de vrije dagen van de man bij de man verblijven.
2.6
Bij beschikking van 2 november 2022 is, onder wijziging van de beschikking van 30 mei 2018 en het daaraan gehechte ouderschapsplan, de zorgregeling overeenkomstig de overeenstemming van partijen gewijzigd, in die zin dat de minderjarigen bij de man verblijven op de dagen dat hij volgens zijn ploegenrooster vrij is, met daarop de volgende uitzonderingen:
  • indien de man conform zijn ploegenrooster op zaterdag nachtdienst heeft en de daaropvolgende zondag vrij is, dan zullen de minderjarigen vanaf zondag 17:00 uur bij de man verblijven;
  • indien de man conform zijn ploegenrooster op zaterdag vrij is en op de daaropvolgende zondag een ochtenddienst heeft, zullen de minderjarigen op zaterdag vanaf 17:00 uur bij de vrouw verblijven;
  • indien de man conform zijn ploegenrooster op vrijdag nachtdienst heeft en de daaropvolgende zaterdag vrij is (hetgeen vier keer per jaar zal voorkomen) dan zullen de minderjarigen op twee van deze weekenden op vrijdag vanaf 17:00 uur bij de man verblijven (de eerste keer zal 9 december 2022 zijn) en de andere twee keren zullen de minderjarigen vanaf zaterdag 17:00 uur bij de man verblijven. Deze vier weekenden zullen dusdanig ingevuld worden dat bij het eerste en het derde weekend de minderjarigen vanaf vrijdag 17:00 uur bij de man zullen verblijven en het tweede en vierde weekend vanaf zaterdag 17:00 uur bij de man zullen verblijven.
Voorts is in deze beschikking bepaald dat de artikelen 3.4 en 3.12 (ten aanzien van Vaderdag) van het ouderschapsplan komen te vervallen.

3.Het verzoek en de beoordeling

3.1
De man verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Bij wijze van provisioneel verzoek:
I. een voorlopige regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen waarbij de minderjarige kinderen van partijen [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 2011 en [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 2] 2013 bij de man verblijven volgens een door de rechtbank in redelijkheid vast te stellen opbouwende regeling (zo nodig na het volgen van een traject van begeleide bezoeken) waarbij wordt toegewerkt naar de regeling voor de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zoals opgenomen in de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant d.d. 2 november 2022, althans een in redelijkheid vast te stellen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen.
3.2
Bij F9-formulier van 21 mei 2024 heeft mr. Van den Branden het verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening namens de man ingetrokken, omdat partijen er in zijn geslaagd om met elkaar afspraken te maken over de inzet en start van het traject voor begeleide omgang van [thuiszorg] in het [omgangshuis] te [plaats].
3.3
Nu het verzoek is ingetrokken, behoeft dit geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1
wijst het verzoek van de man tot het treffen van een provisionele voorziening af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024 door mr. Dijkman, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier.