Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant, had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat er bij de start van de ondertoezichtstelling grote zorgen waren over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen. De ouders hadden aanvankelijk moeite met het accepteren van hulpverlening, maar hebben in de tussentijd positieve stappen gezet. De moeder is gestart met een studie en de vader is actiever betrokken bij de opvoeding. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt en dat er geen recente zorgen meer zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben hulpverlening geaccepteerd en zijn bereid om verder te werken aan hun opvoedvaardigheden. Gezien deze positieve ontwikkelingen heeft de kinderrechter geconcludeerd dat er niet langer voldaan wordt aan de wettelijke criteria voor een verlenging van de ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek van de GI is dan ook afgewezen. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om de hulpverlening voort te zetten, ook zonder de dwang van een ondertoezichtstelling, en heeft vertrouwen in hun verdere ontwikkeling als ouders.