ECLI:NL:RBZWB:2024:3708

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/02/422065 / JE RK 24-812
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen na positieve ontwikkeling van ouders

Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling, Stichting Jeugdbescherming Brabant, had verzocht om de ondertoezichtstelling met zes maanden te verlengen, omdat er bij de start van de ondertoezichtstelling grote zorgen waren over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen. De ouders hadden aanvankelijk moeite met het accepteren van hulpverlening, maar hebben in de tussentijd positieve stappen gezet. De moeder is gestart met een studie en de vader is actiever betrokken bij de opvoeding. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de ouders als een vertegenwoordiger van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders aanzienlijke vooruitgang hebben geboekt en dat er geen recente zorgen meer zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De ouders hebben hulpverlening geaccepteerd en zijn bereid om verder te werken aan hun opvoedvaardigheden. Gezien deze positieve ontwikkelingen heeft de kinderrechter geconcludeerd dat er niet langer voldaan wordt aan de wettelijke criteria voor een verlenging van de ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Het verzoek van de GI is dan ook afgewezen. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om de hulpverlening voort te zetten, ook zonder de dwang van een ondertoezichtstelling, en heeft vertrouwen in hun verdere ontwikkeling als ouders.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/422065 / JE RK 24-812
Datum uitspraak: 22 mei 2024
beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI),
locatie Etten-Leur.
betreffende
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2022 te [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1] .
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2023 te [geboorteplaats 2]
hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 30 april 2024, ingekomen bij de griffie op
1 mei 2024.
1.2
Op 22 mei 2024 heeft de kinderrechter de zaak behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Bij die gelegenheid zijn aanwezig en gehoord:
- de moeder;
- de vader;
- een vertegenwoordigster van de GI.
2. De feiten
2.1
Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] wonen bij de ouders.
2.3
Laatstelijk, bij beschikking van 26 mei 2023 heeft de kinderrechter [minderjarige 1] en de toen nog ongeboren [minderjarige 2] onder toezicht gesteld met ingang van 26 mei 2023 tot 26 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.Het standpunt van de GI

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek is door de GI, samengevat, het volgende aangevoerd. Bij de start van de ondertoezichtstelling waren er grote zorgen over de emotionele en fysieke veiligheid van de kinderen en daarnaast waren de ouders niet in staat om hulpverlening te accepteren en deze vast te houden. Het wantrouwen van de vader richting hulpverlening was groot. Een punt van zorg is dat er meldingen zijn binnen gekomen bij Veilig Thuis over mogelijke dierenmishandeling, huiselijk geweld en overlast in de buurt. De ouders vinden deze meldingen onterecht. Meldingen inzake huiselijk geweld waren volgens de ouders wel juist. Volgens de GI dateert de laatste Veilig Thuis melding van januari 2024. Er zijn ook positieve punten te melden. De ouders zien in dat zij hulpverlening nodig hebben ten aanzien van de communicatie om zo ruzies, spanningen en discussies te voorkomen. Daarnaast is de moeder gestart met een studie en zij is op zoek gegaan naar een hobby. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gaan meerdere keren per week naar een kinderdagverblijf. Gezien wordt dat de vader meer bijdraagt aan de opvoeding. Ook hebben de ouders bewindvoering aangevraagd en geaccepteerd. Zij hebben in de afgelopen periode laten zien in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] keuzes te kunnen maken. Ondanks de positieve stappen die de ouders hebben gezet is een verlenging van de ondertoezichtstelling nog nodig, dit in afwachting van de onderzoeksresultaten van [jeugdzorginstelling], betreffende een onderzoek naar opvoedvaardigheden van ouders en opvoedsituatie van de kinderen. De GI vindt het belangrijk om te monitoren of de ouders de positieve ontwikkelingen vast weten te houden. Daarnaast is er onvoldoende zicht op of de ouders in staat zijn het anders te blijven doen.
4.2
Ter toelichting van en in aanvulling op het verzoek voert de GI bij de mondelinge behandeling, samengevat, nog het volgende aan. De ouders verdienen complimenten. Zij werken goed mee. Echter, is die situatie nog te pril om los te laten. Het komende half jaar ondertoezichtstelling is nodig om het traject bij [jeugdzorginstelling] succesvol af te ronden. [jeugdzorginstelling] ziet dat de ouders nog ondersteuning nodig hebben op pedagogisch vlak en zij kunnen worden versterkt in hun vaardigheden middels videotraining. [jeugdzorginstelling] verwacht dat de ouders leerbaar zijn en het hen lukt om adviezen op te pakken. Daarnaast is een verlenging van de ondertoezichtstelling nodig zodat de ouders in de komende periode nog bij de GI terecht kunnen om vragen te stellen en eventueel hulpverlening te organiseren. Als het ouders lukt om de positieve lijn door te zetten, dan is de verwachting dat zij de ondertoezichtstelling positief gaan afronden.
Desgevraagd, zijn er volgens de GI geen zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Ook door de kinderopvang zijn er over hen geen zorgen gemeld.

5.Het standpunt van de ouders

5.1
Door de moeder is, samengevat, het volgende naar voren gebracht. De ouders hebben veel tijd en energie gestoken in het onderzoek door [jeugdzorginstelling]. Het was daarbij lastig voor hen dat het gezin onder een vergrootglas lag. De hulp die de ouders hebben gekregen hebben zij als prettig ervaren. Toen de ondertoezichtstelling begon waren de ouders in een slechte periode in hun leven. Zij waren net verhuisd en jong ouders geworden. Volgens de moeder doen de ouders hun best en zijn er geen zorgen meer over de kinderen. De melding van Veilig Thuis van begin dit jaar had niets te maken met de kinderen. Omdat de honden blaften dachten de buren dat er iets aan de hand was. In de visie van de moeder is het prima als er via [jeugdzorginstelling] video hometraining wordt ingezet. Zij wil het traject aangaan, maar daarna op adem kunnen komen.
5.2
Door de vader is hierop, samengevat, nog het volgende aangevuld. De ouders doen er alles aan om de ondertoezichtstelling te laten slagen. De ouders hebben laten zien dat zij het goed doen. Dat er door de GI toch om een verlenging van de ondertoezichtstelling wordt verzocht is dan ook moeilijk. De kinderen zijn veilig en er zijn geen meldingen meer. Met de gesprekken met [jeugdzorginstelling] heeft de vader geen probleem. Hij staat open voor hulpverlening. Het moet echter ook duidelijk zijn wanneer de ondertoezichtstelling stopt.

6.De beoordeling

Wat zegt de wet?
6.1
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
6.2
Artikel 1:255 lid 1 BW bepaalt dat de rechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Wat vindt de kinderrechter?
6.3
De kinderrechter kan kort zijn. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge
behandeling is gebleken dat de ouders positieve stappen hebben gezet en zij hebben laten zien een goede ontwikkeling te hebben doorgemaakt. De ouders hebben hulpverlening geaccepteerd en adviezen opgevolgd. Daarnaast heeft de moeder een studie opgepakt, is de vader meer bij de dagelijkse verzorging van de kinderen betrokken en gaan de kinderen naar de kinderopvang. Daar worden geen zorgen gemeld. Ook hebben de ouders aan hun communicatie gewerkt en hebben zij bewindvoering geaccepteerd. Bovendien zijn er geen recente zorgen gemeld over ruzies tussen de ouders of andere vormen van overlast of onveiligheid. Desgevraagd geeft de GI aan dat er ook geen zorgen meer zijn over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
6.4
Bij de mondelinge behandeling geven de ouders te kennen open te zullen blijven staan voor hulpverlening vanuit [jeugdzorginstelling]. Zij zien in dat er nog verbetering mogelijk is en zijn bereid om te werken aan ‘de slagroom op de taart’ zoals de vader dit verwoorde. De kinderrechter geeft de ouders hierin het vertrouwen. Zij gaat ervan uit dat de ouders hun toezegging nakomen, zij daadwerkelijk de puntjes op de i zullen zetten en het traject bij [jeugdzorginstelling] positief zullen afronden. De kinderrechter heeft geen reden om aan te nemen dat de ouders, zonder ondertoezichtstelling, de hulpverlening door [jeugdzorginstelling] zullen stoppen.
6.5
Gelet op het voorgaande constateert de kinderrechter dat er niet langer wordt voldaan aan de wettelijke criteria zoals genoemd in artikel 1:255 BW en er daarmee geen rechtvaardiging is voor een verlenging van de ondertoezichtstelling. Dit betekent dat het verzoek van de GI zal worden afgewezen.
6.6
De kinderrechter geeft de ouders nog mee dat dit niet betekent dat zij de hulpverlening kunnen laten varen. Het gaat weliswaar goed en de positieve lijn is ingezet en de ouders verdienen daarvoor een groot compliment, maar de situatie is nog pril. Alles wat de ouders nog van [jeugdzorginstelling] kunnen leren is mooi meegenomen. De ouders, maar ook [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verdienen de ‘slagroom op de taart’. De kinderrechter heeft er alle vertrouwen in dat de ouders in het belang van hun kinderen daaraan blijven werken, ook zonder de dwang die uitgaat van een ondertoezichtstelling.

7.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 door mr. Van Triest, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.