ECLI:NL:RBZWB:2024:3705

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
C/02/422294 / FA RK 24/2196
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging in het kader van verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 22 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een zorgmachtiging. De zaak betreft een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren in 1999, die lijdt aan verschillende psychische stoornissen, waaronder een autismespectrumstoornis en een depressieve stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, ondanks eerdere suïcidale gedachten, momenteel een verbetering vertoont door medicatie, maar nog steeds een verminderd ziekte-inzicht heeft. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de betrokkene zelf, zijn advocaat, en zorgprofessionals. De betrokkene heeft aangegeven het nut van de zorgmachtiging niet in te zien en verzet zich tegen de aanvraag. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat de voorgestelde verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, met specifieke maatregelen zoals het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits en schriftelijk uitgewerkt op 5 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/422294 / FA RK 24/2196
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg aansluitend op een zorgmachtiging
Beschikking van 22 mei 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.J. Nijssen te Goes.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 10 mei 2024, ingekomen ter griffie op 10 mei 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 7 mei 2024;
- de medische verklaring van 25 april 2024;
- een zorgplan van 24 april 2024;
- een (niet ingevulde) zorgkaart van 24 april 2024;
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- een afschrift van de beschikking waarbij mentorschap is ingesteld en een afschrift van de beschikking waarbij een mentor is benoemd;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en Wvggz.
Daarnaast blijkt het procesverloop uit het volgende stuk:
- de beschikking van 11 december 2023 van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg op het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 22 mei 2024, op het hierboven genoemde woonadres van de beschermde woonvorm in Vlissingen.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- dhr. [naam 1] , (waarnemend) arts in opleiding tot psychiater;
- mevr. [naam 2] , (waarnemend) sociaal psychiatrisch verpleegkundige;
- dhr. [naam 3] , vader tevens mentor.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging aansluitend op een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van twaalf maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene heeft aangegeven dat hij het nut van een zorgmachtiging niet inziet. Hij stelt dat zijn situatie in de afgelopen periode niet is verbeterd. Het is nog steeds hetzelfde als toen hij bij Stichting Emergis verbleef. Desgevraagd geeft betrokkene aan dat hij soms ook nog depressieve gedachten heeft. Verder vindt hij de zorgen die anderen om hem hebben niet terecht. Als er geen zorgmachtiging meer zou zijn, zou betrokkene niet langer bij de beschermde woonvorm blijven. Hij is namelijk niet tevreden met zijn woonplek. Wat betrokkene wel zou willen of waar hij wel zou willen wonen, weet hij niet.
3.2
Namens betrokkene verzoekt de advocaat primair om het verzoek af te wijzen. Betrokkene wil niet dat de zorgmachtiging wordt verleend. Hij ziet er het nut niet van in. Subsidiair refereert de advocaat zich aan het oordeel van de rechtbank als het gaat om de duur en de vormen van verplichte zorg. Hij merkt nog wel op dat in het verzoekschrift is opgenomen dat er sprake is van aanhoudende suïcidale gedachten en plannen. Volgens betrokkene is daarvan op dit moment geen sprake meer. Ook stelt betrokkene dat het gebrek aan ziekte-inzicht minder erg is dan wat de deskundigen daarover in de stukken opschrijven.
3.3
De (waarnemend) arts in opleiding tot psychiater (hierna: arts) heeft toegelicht dat het eerder met betrokkene minder goed ging. Er was sprake van een depressie met suïcidale gedachten. Momenteel krijgt betrokkene een antidepressivum. Anders dan betrokkene ziet de arts wel een verbetering in zijn toestandsbeeld. Zo is betrokkene bijvoorbeeld meer actief. Verder is de arts voornemens om psycho-educatie gericht op zijn depressie en ASS voor betrokkene in te zetten. Hij vindt dat het verlenen van de zorgmachtiging noodzakelijk is, omdat betrokkene zelf aangeeft dat hij zonder zorgmachtiging stopt met de medicatie. Het risico bestaat dan dat zijn toestandsbeeld achteruit gaat en mogelijk de suïcidaliteit weer opvlamt, hetgeen levensgevaar en ernstig lichamelijk letsel kan veroorzaken. Ook bestaat de kans dat er dan wederom sprake zou kunnen zijn van zelfverwaarlozing. Wat betreft de vormen van verplichte zorg stelt de arts dat de zorgvormen zoals verzocht nodig zijn. Het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen is niet nodig.
3.4
De (waarnemend) sociaal psychiater verpleegkundige heeft aangegeven dat zij zich aansluit bij hetgeen de arts naar voren heeft gebracht.
3.5
De vader tevens mentor benoemt dat hij vanuit de begeleiding krijgt teruggekoppeld dat betrokkene het in zijn dagelijks functioneren goed doet bij de beschermde woonvorm. Zelf ervaart de vader in de contactmomenten met betrokkene dat hij kan dichtklappen of weinig openstaat voor wat er gebeurd. Dat vindt de vader zorgelijk. Dat er een zorgmachtiging als vangnet moet zijn, vindt de vader daarom belangrijk. Hij staat dan ook achter het verzoek. De vader denkt niet dat het goed zal blijven gaan als betrokkene geen begeleiding meer heeft en alles zelfstandig moet doen. Tot slot licht hij toe dat betrokkene een periode veel heeft geblowd. Als gevolg daarvan zijn er financiële problemen ontstaan. Momenteel is de situatie beter onder controle. Betrokkene blowt niet meer structureel.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (o.a. verstandelijke beperkingen en autismespectrumstoornissen), depressieve-stemmingsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene ASS heeft en dat er sprake is van een depressie, welke door de inzet van antidepressiva op dit moment gedeeltelijk in remissie is. Eerder was er wel sprake van ernstige suïcidaliteit. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat hij soms nog depressieve gedachten heeft. Verder is er in het verleden sprake geweest van middelenmisbruik (cannabis). Op dit moment blowt betrokkene niet meer structureel. Tot slot is het de rechtbank gebleken dat betrokkene een verminderd ziekte-inzicht heeft.
4.2
Het gedrag van betrokkene leidt als gevolg van zijn psychische stoornis tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige psychische schade, ernstige immateriële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Ten tijde van een depressieve episode kunnen de suïcidale gedachten en plannen van betrokkene opvlammen. Ook bestaat de kans dat betrokkene zich dan wederom passief zal gedragen, zichzelf zal isoleren en zichzelf en zijn kamer zal verwaarlozen.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel en het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Tijdens de mondelinge behandeling heeft betrokkene zelf aangegeven dat hij het nut van een zorgmachtiging en verplichte (medicamenteuze) behandeling niet inziet en dat hij zonder zorgmachtiging niet langer bij de beschermde woonvorm zou blijven. Om ervoor te zorgen dat betrokkene de noodzakelijk geachte antidepressivum en de begeleiding blijft krijgen en hij bij de beschermde woonvorm blijft, is een zorgmachtiging nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toediening van medicatie;
- verrichten van medische controles;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten.
Het beperken van het gebruik van communicatiemiddelen wordt door de rechtbank niet noodzakelijk geacht, omdat de noodzakelijkheid daarvan niet (afdoende) is gemotiveerd en de (waarnemend) arts en (waarnemend) sociaal psychiatrisch verpleegkundige tijdens de mondelinge behandeling hebben aangegeven dat dit niet nodig is om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van twaalf maanden.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
22 mei 2025;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Smits, rechter en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. Vork als griffier, en op 5 juni 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.