ECLI:NL:RBZWB:2024:3704

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
5 juni 2024
Zaaknummer
02-239469-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel met levensgevaar

Op 5 juni 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 22 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte werd beschuldigd van het smokkelen van Albanese personen naar het Verenigd Koninkrijk op twee verschillende momenten in augustus 2023, waarbij levensgevaar te duchten was. De rechtbank volgde de procesafspraken die waren gemaakt tussen het openbaar ministerie en de verdediging, en legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijwillig had ingestemd met de procesafspraken en dat deze afspraken recht deden aan de belangen van de maatschappij. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De strafoplegging werd gemotiveerd door de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de gemaakte procesafspraken, die de procedure efficiënt maakten en hoger beroep voorkwamen. De rechtbank benadrukte dat mensensmokkel een verwerpelijk delict is dat bijdraagt aan een illegaal circuit en dat de verdachte had gehandeld uit winstbejag. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. G.H. Nomes als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-239469-23
vonnis van de meervoudige kamer van 5 juni 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ( [land] ),
gedetineerd in de PI [plaats] , [adres] ,
raadsman mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. J.F.M. Kerkhofs, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter zitting van 14 december 2023. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich al dan niet samen met anderen op 31 augustus 2023 schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van 8 Albanese personen naar het Verenigd Koninkrijk, waarbij levensgevaar te duchten was en waarbij sprake was van winstbejag, dan wel een poging daartoe of voorbereidingshandelingen daartoe;
zich al dan niet samen met anderen op 22 en/of 23 augustus 2023 schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel van 5 Albanese personen naar het Verenigd Koninkrijk, waarbij levensgevaar te duchten was en waarbij sprake was van winstbejag, dan wel een poging daartoe of voorbereidingshandelingen daartoe.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.Het afdoeningsvoorstel

Het openbaar ministerie en de raadsman van verdachte hebben de mogelijkheid onderzocht tot het maken van procesafspraken met betrekking tot afdoening van deze strafzaak. Naar aanleiding van dit overleg tussen het openbaar ministerie en de verdediging is met instemming van beide partijen een overeenkomst opgemaakt, die op 1 april 2024 is ondertekend door de raadsman, op 5 april 2024 door verdachte en op 8 april 2024 door de officier van justitie.
Inhoud procesafspraken
Het afdoeningsvoorstel omvat – kort samengevat – de volgende procesafspraken:
De verdediging en verdachte
- de verdediging trekt alle ingediende onderzoekswensen in;
- de verdediging voert geen (inhoudelijke of rechtmatigheids-) verweren;
- de verdachte hoeft geen nadere verklaring af te leggen;
- de verdachte beseft dat het niet voeren van verdediging zal leiden tot een veroordeling van
één of meerdere strafbare feiten als omschreven in de tenlastelegging;
- de verdediging zal gedurende het proces in eerste aanleg geen aanhoudingsverzoeken
indienen;
- de verdachte zal zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf onttrekken, geen appel instellen en geen schorsingsverzoeken indienen;
- de verdachte en de raadsman zullen in het kader van de inhoudelijke behandeling het
bovenstaande herhalen.
Openbaar ministerie- het openbaar ministerie zal ter zitting requireren tot bewezenverklaring van alle aan verdachte tenlastegelegde feiten (conform de inhoud van bijlage A);
- het openbaar ministerie zal requireren to
teen gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
- het openbaar ministerie zal geen vordering wederrechtelijk verkregen voordeel indienen.
Verder is onder ‘overige bepalingen’ in de overeenkomst onder meer opgenomen dat als de rechtbank de procesafspraken niet volgt, de afspraken vervallen en dat daaraan dan geen rechten meer kunnen worden ontleend. Daarnaast is opgenomen dat de verdediging en het openbaar ministerie geen hoger beroep zullen instellen als de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de afspraken, maar dat zij het recht op het instellen van hoger beroep behouden als de strafoplegging significant afwijkt.
Inhoudelijke behandeling
Tijdens de zitting van 22 mei 2024 is de korte inhoud van het afdoeningsvoorstel medegedeeld en zijn de procesafspraken met verdachte besproken. Verdachte heeft verklaard dat hij goed heeft begrepen wat de gemaakte procesafspraken inhouden en wat de gevolgen daarvan zijn. Hij heeft ter zitting nogmaals aangegeven dat hij akkoord is met de procesafspraken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. Daarmee is tevens voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens (EVRM) stelt. Dit brengt mee dat de rechtbank acht kan slaan op de gemaakte procesafspraken.
De voorzitter heeft benadrukt dat de rechtbank geen partij is bij de gemaakte afspraken en daaraan dus ook niet gebonden is. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid en dat betekent dat bij de behandeling op de zitting de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 van het Wetboek van Strafvordering leidend is geweest.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie op grond van de bewijsmiddelen zoals opgenomen in de overeenkomst wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1 en 2 heeft gepleegd in de primair ten laste gelegde varianten.
5.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de gemaakte procesafspraken heeft de verdediging geen bewijsverweren gevoerd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld, zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
5.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen zoals genoemd in het afdoeningsvoorstel acht de rechtbank de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 31 augustus 2023 te Breskens, gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met anderen, 8 (acht) personen met de Albanese nationaliteit,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en Groot-Brittan
nië , terwijl hij, verdachte en zijn mededaders
wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis en dat verblijf wederrechtelijk was,
immers hebben hij, verdachte en zijn mededaders,
- een boot/zeiljacht geregeld en voorhanden gehad en
- voornoemde (8) personen toegang verschaft, tot een boot/zeiljacht en
- deze personen toegestaan om in een boot/zeiljacht te verblijven (met het kennelijke doel om die personen met die boot/dit zeiljacht naar Groot-Brittannië te varen/brengen) en
- (aldus) de doorreis door en het transport naar en de toegang tot en het verblijf in Nederland en Groot-Brittannië van die bovengenoemde personen georganiseerd en gefaciliteerd en
gecoördineerd, althans mogelijk gemaakt
terwijl als gevolg hiervan levensgevaar voor een ander, te weten voornoemde 8 (acht), personen met de Albanese nationaliteit te duchten was;
2.
in de periode van 22 augustus 2023 tot en met 23 augustus 2023 te Breskens, gemeente Sluis, tezamen en in vereniging met anderen meer personen (met de Albanese nationaliteit,
althans) meer vreemdelingen
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door en
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in
Nederland en Groot-Brittan
nië, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis en dat verblijf wederrechtelijk was,
immers hebben hij, verdachte en mededaders,
- een boot/zeiljacht geregeld en voorhanden gehad en
- voornoemde personen toegang verschaft, dan wel verleend tot een boot/zeiljacht en
- deze personen toegestaan om in een boot/zeiljacht te verblijven (met het kennelijke doel om diepersonen met die boot/dit zeiljacht naar Groot-Brittannië te varen) en
- (aldus) de doorreis door en het transport naar/in en de toegang tot en het verblijf in Nederland en Groot-Brittannië van die bovengenoemde personen georganiseerd en
gefaciliteerd en gecoördineerd, althans mogelijk gemaakt
terwijl als gevolg hiervan levensgevaar voor een ander, te weten
voornoemde personen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

6.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

7.De strafoplegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert – conform de procesafspraken –aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de procesafspraken te volgen en de in de overeenkomst opgenomen straf aan verdachte op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte is op twee verschillende momenten behulpzaam geweest bij mensensmokkel van een groep Albanese personen. De bedoeling was dat zij met een zeiljacht vanuit Nederland naar Groot-Brittannië zouden worden vervoerd, waarbij onder meer door het gebrek aan goed zeemanschap, de weersomstandigheden, de technische staat en de overbelading van het zeiljacht levensgevaar te duchten was voor de opvarenden. Verdachte heeft daarbij gehandeld vanuit winstbejag. Mensensmokkel is een verwerpelijk delict en draagt bij aan de instandhouding van een illegaal circuit waarin financieel voordeel wordt getrokken van kwetsbare mensen die aanzienlijke bedragen betalen en grote risico’s lopen tijdens hun reis.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, houdt de rechtbank rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde zoals hierboven omschreven, de persoon van verdachte en straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank kennis genomen van het strafblad van verdachte en het in een eerder stadium van de procedure opgemaakte reclasseringsrapport.
Strafmaat
Bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS betrokken, op grond waarvan voor mensensmokkel een uitgangspunt van drie maanden gevangenisstraf per gesmokkelde is. Daarbij geldt te duchten levensgevaar als straf vermeerderende factor. Uitgaande van acht gesmokkelden bij feit 1, een onbekend gebleven aantal gesmokkelden bij feit 2 en te duchten levensgevaar, lijkt het door het openbaar ministerie gehanteerde uitgangspunt (zonder matiging in verband met de gemaakte procesafspraken) naar beneden af te wijken ten opzichte van de oriëntatiepunten. De rechtbank weegt in dat kader – evenals de officier van justitie – mee dat onduidelijk is gebleven of (een deel van) de gesmokkelden bij feit 1 dezelfde personen betroffen als de gesmokkelden bij feit 2. De rechtbank is van oordeel dat de jonge leeftijd van verdachte een strafmatigende factor is.
Verder is de rechtbank van oordeel dat matiging van de straf wegens de gemaakte procesafspraken gerechtvaardigd is. Weliswaar is de strafzaak op zichzelf niet complex, maar als gevolg van het meewerken aan procesafspraken is het onderzoek in de zaak en de behandeling van de strafzaak efficiënt verlopen en wordt hoger beroep voorkomen, hetgeen tot tijdswinst en besparing van zittingscapaciteit heeft geleid. Ook zorgt de procedure ervoor dat de opgelegde straf onmiddellijk kan worden geëxecuteerd. De procesafspraken doen daarmee ook recht aan de belangen van de maatschappij.
Conclusie
Met inachtneming van het voorgaande constateert de rechtbank dat de eis van de officier van justitie – en daarmee de in het afdoeningsvoorstel overeengekomen gevangenisstraf – binnen de bandbreedte valt van gevangenisstraffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Deze straf staat ook in redelijke verhouding tot de ernst van de zaak en de overige omstandigheden zoals die blijken uit de processtukken en het verhandelde op de terechtzitting. De rechtbank is daarom van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij legt aan verdachte op een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 47, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het in het eerste lid genoemde protocol, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen en terwijl van dit feit levensgevaar viel te duchten, meermalen gepleegd;
feit 2, primair:een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen of een staat die is toegetreden tot het in het eerste lid genoemde protocol, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen en terwijl van dit feit levensgevaar viel te duchten, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juni 2024.
Mr. Nomes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.