ECLI:NL:RBZWB:2024:3584

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
02-079728-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bezit van kinderporno met gevangenisstraf en taakstraf

Op 31 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van kinderporno. De verdachte, geboren in 1984, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.A. Pietsch. Tijdens de zitting op 17 mei 2024 hebben de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie beschouwde het bezit van kinderporno als wettig en overtuigend bewezen, terwijl de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor andere gedragingen dan het enkel in bezit hebben van het materiaal.

De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 20 mei 2021 meermalen afbeeldingen van seksuele gedragingen van minderjarigen in bezit had. De rechtbank baseerde haar oordeel op processen-verbaal van bevindingen en beschrijvingsprocessen-verbaal, en concludeerde dat de verdachte wist dat hij kinderpornografisch materiaal in bezit had. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het onderdeel 'gewoonte maken' van het bezit van kinderporno, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldiging.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 1 dag op, naast een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn van berechting. De rechtbank benadrukte het belang van het bestrijden van kinderporno en de verantwoordelijkheid van de verdachte in dit proces. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/079728-22
vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. C.A. Pietsch, advocaat te Eindhoven.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 mei 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.C. Fimerius en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een gewoonte maken van het bezit van kinderporno.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het verwerven, in bezit hebben en toegang verschaffen tot kinderporno. Van de overige in de tenlastelegging genoemde handelingen verzoekt zij verdachte vrij te spreken. De officier van justitie baseert zich op de processen-verbaal van bevindingen en de beschrijvingsprocessen-verbaal met bijlagen die in het dossier zitten in combinatie met de verklaring van verdachte ter zitting. Van de afbeelding met de naam ‘ [bestand 1] ’ die in de tenlastelegging staat vermeld, wordt in de collectiescan niet specifiek omschreven wat daarop te zien is. Die handelingen, zoals ten laste gelegd, komen wel terug in de toonmap., maar die specifieke naam kan worden weggestreept. Van het ten laste gelegde ‘gewoonte maken’ kan verdachte worden vrijgesproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat er onvoldoende bewijs is voor andere
gedragingen dan het enkel in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. Voor het
gewoonte maken is onvoldoende bewijs.
Ook is er onvoldoende bewijs voor het bezit van het kinderpornografisch materiaal
gedurende de gehele ten laste gelegde periode. Verzocht wordt verdachte partieel vrij te spreken en enkel uit te gaan van de periode van oktober 2010 tot en met augustus 2011.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte afbeeldingen van kinderporno, verspreid over meerdere harde schijven van twee verschillende computers, heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daar de toegang toe heeft verschaft. De rechtbank baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen en de processen-verbaal beschrijving kinderpornografisch materiaal met bijlagen, waaruit blijkt wat er door de politie op de harde schijven behorend bij twee computers van verdachte is aangetroffen. Van de overige in de tenlastelegging genoemde gedragingen zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Verdachte heeft ter zitting verklaard afbeeldingen van uitdagend poserende meisjes van 15 à 16 jaar in lingerie te hebben gedownload, waarbij ook sprake was van een stripteasesetting, maar zich op dat moment onvoldoende te hebben gerealiseerd dat dit materiaal kinderporno betrof. Ook heeft hij verklaard geen naaktafbeeldingen dan wel afbeeldingen waarop seksuele handelingen worden verricht te hebben gezien. De rechtbank acht niet geloofwaardig dat verdachte van al het aangetroffen materiaal precies deze afbeeldingen niet heeft gezien. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte wist dat hij kinderpornografisch materiaal in bezit had en daar ook vol opzet op heeft gehad.
Wat het in de tenlastelegging genoemde filmpje ‘ [bestand 2] ’ betreft, is de rechtbank met de officier van justitie eens dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat in dit filmpje de daarbij in de tenlastelegging genoemde seksuele handelingen te zien zijn. Wel blijkt uit de in het dossier opgenomen collectiescans voldoende duidelijk dat op het in totaal aangetroffen materiaal onder andere ook het betasten van geslachtsdelen, billen en borsten van minderjarigen te zien is en dat daarbij ook sprake was van geheel en gedeeltelijk naakt. De rechtbank komt gelet daarop tot een bewezenverklaring van het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen, zoals omschreven in de tenlastelegging.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de gehele ten laste gelegde periode. Vastgesteld kan immers worden dat de afbeeldingen aan het begin van de periode zijn gedownload en het bezit hiervan gedurende de gehele ten laste gelegde periode, tot aan de inbeslagname van de computers en harde schijven op 20 mei 2021, heeft voortgeduurd.
Niet is komen vast te staan dat de kinderporno gedurende een langere periode dan wel op een groot aantal verschillende momenten is gedownload. Gelet daarop komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘gewoonte maken’ en zal zij verdachte van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 januari 2010 tot en
met 20 mei 2021 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk,
meermalen afbeeldingen, te weten foto's
en/of video's en/of films, - verdeeld over 4 HDD's -
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar
nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit gehad en zich daartoe door middel
van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een
communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven -
bestonden uit:
het met de/een hand(en) en/of vinger(s) betasten en/of aanraken van het
geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van
18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk
de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of
opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een erotisch getinte houding
(op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of waarbij deze persoon
zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van /haar
kleding ontdoet
en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de
wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's /film(s)
nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van deze persoon
in beeld gebracht worden
(waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft
en/of strekt tot seksuele prikkeling
(onder meer [bestand 3] , [bestand 4] ,
[bestand 5] , [bestand 6]
, [bestand 7] , [bestand 8]
).
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan 13 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar en daarnaast een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis. Zij heeft in haar eis rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en met het taakstrafverbod.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Verzocht wordt aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie. Detentie zal niet alleen zorgen voor het verlies van de baan van verdachte, maar ook voor het niet kunnen leveren van speciale voeding aan zijn partner en hoogstwaarschijnlijk het verliezen van zijn woning. Daarnaast is sprake van overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte heeft spijt van zijn handelen en heeft vanaf het begin openheid van zaken gegeven in zijn verklaringen. Ook moet worden meegewogen dat hij niet eerder is veroordeeld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in bezit hebben van kinderporno. Kinderporno is bijzonder ongewenst, met name omdat bij de vervaardiging ervan kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Verdachte moet medeverantwoordelijk worden gehouden voor genoemd seksueel misbruik van kinderen, omdat hij, door kinderporno te verzamelen, heeft bijgedragen aan de instandhouding van de vraag ernaar. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar zeker ook degenen die kinderporno verzamelen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal plaatjes dat verdachte in bezit had.
De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.
Ook slaat de rechtbank acht op het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport van
2 mei 2024. Hieruit komt naar voren dat er geen sprake is van problemen op de praktische leefgebieden. Er is sprake van stabiliteit zoals het hebben van een zinvolle dagbesteding, financiën en huisvesting. Wel zijn er enige zorgen over de leefgebieden waaronder de relatie met zijn partner, gezin en familie en psychosociaal functioneren. Het lijkt erop dat er met betrekking tot de partnerrelaties sprake is van afhankelijkheid van verdachte naar de partner toe. Er kan gesteld worden dat zijn partners kamp(t)en met de nodige problemen in hun persoonlijkheidsdynamiek, waarin verdachte, bij beide vrouwen, zich geheel naar de ander lijkt te voegen. Hij wekt de indruk vanuit deze afhankelijkheid c.q. pleasegedrag onder andere op zoek te zijn gegaan naar de (strafbare) afbeeldingen. Dit suggereert een mogelijke link tussen het delict en de relatie met zijn ex-partner. Het risicotaxatie-instrument geeft tegelijkertijd een algemeen laag recidiverisico aan. Gezien de stelligheid van verdachte dat hij zonder enige seksuele component naar de afbeeldingen heeft gezocht en geen seksueel verstoord gedrag bij verdachte is waargenomen, wordt (voor nu) geen noodzaak tot reclasseringsbemoeienis gezien. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ten slotte houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM, is geschonden. Blijkens vaste jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn van berechting een periode van 24 maanden. Deze termijn is aangevangen op 12 oktober 2021. Op die datum is verdachte aangehouden en verhoord door de politie, waaraan hij in redelijkheid de verwachting heeft kunnen ontlenen dat het openbaar ministerie een strafrechtelijke vervolging tegen hem zou instellen. De termijn eindigt met het wijzen van dit vonnis op 31 mei 2024. Dit betekent dat de redelijke termijn met ruim 7 maanden is overschreden.
De rechtbank acht de oplegging van een taakstraf een passende straf. De rechtbank is gelet op het bepaalde in artikel 22b, derde lid, Sr echter gehouden daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat een gevangenisstraf voor de duur van
1 dag in combinatie met een taakstraf van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis, passend en geboden is. Gelet op het lage recidiverisico en het tijdsverloop ziet de rechtbank geen aanleiding om aan verdachte daarnaast nog een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en zal zij hiertoe niet overgaan.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) dag;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uur;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.H. de Jong, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven-van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 mei 2024.
Mr. Martens en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.