8.De beslissing
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn, terwijl het misdrijf
wordt gepleegd in de uitoefening van enig beroep;
feit 2:opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij
krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand laten,
terwijl het feit de dood ten gevolge heeft;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
ontzetverdachte
van het recht om een beroep uit te oefenen in de individuele gezondheidszorgvoor de duur van
vijf jaar;
Benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 1] van
€ 43.839,60, waarvan € 3.839,60 aan materiële schade en € 40.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente die als volgt wordt berekend:
- over een bedrag van € 3.759,60 vanaf 25 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- over een bedrag van € 80,00 vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- over een bedrag van € 40.000,00 vanaf 10 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 1.183,00 (conform het liquidatietarief 1 punt x tarief € 1.183,00);
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1] , € 43.839,60 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente die als volgt wordt berekend:
- over een bedrag van € 3.759,60 vanaf 25 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- over een bedrag van € 80,00 vanaf 10 juli 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- over een bedrag van € 40.000,00 vanaf 10 maart 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 254 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] van € 20.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 598,00 (conform het liquidatietarief 1 punt x tarief € 598,00);
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] , € 20.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 135 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van € 15.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 598,00 (conform het liquidatietarief 1 punt x tarief € 598,00);
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] , € 15.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 maart 2020 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling 110 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. R.J.H. de Brouwer en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 25 januari 2024.