ECLI:NL:RBZWB:2024:3579

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
02/309935-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met geweld in vereniging met een gevangenisstraf van 18 maanden

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2004 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2024 uitspraak gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor diefstal met geweld in vereniging. De feiten vonden plaats op 21 november 2023 in Breda, waar de verdachte samen met een medeverdachte een scooter heeft gestolen van een 16-jarige jongen, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte de scooter hebben weggenomen door geweld te gebruiken, waaronder het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes, en door de [slachtoffer] te duwen en te trekken. De rechtbank heeft de bewijsvoering als wettig en overtuigend beoordeeld, onderbouwd door camerabeelden en verklaringen van de verdachte zelf.

Tijdens de zitting op 17 mei 2024 hebben zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 18 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die jong is en een moeilijke jeugd heeft gehad. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die angst en onveiligheid heeft ervaren, zwaarder wegen dan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat er een hoog risico op recidive is.

De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], tot schadevergoeding van € 3.276,84 toegewezen, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk aansprakelijk gesteld voor de schade. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/309935-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. N. van Vliet, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 mei 2024, waarbij de officier van justitie mr. J. Peerboom en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van onder meer een scooter.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier de ten laste gelegde diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. Daarbij wordt verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de onderdelen het slaan van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) en het duwen/houden van het mes tegen het lichaam van die [slachtoffer] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is net als de officier van justitie van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onderdelen zoals door de officier van justitie genoemd. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich op 21 november 2023 in Breda samen met [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld van de scooter van [slachtoffer] , zoals hieronder bij 4.4 weergegeven.
Kort voor de overval zijn verdachte en [medeverdachte] samen op camerabeelden van winkelcentrum [locatie 1] te Breda gezien. De overval vond net buiten dat winkelcentrum plaats. Beide verdachten zijn door de politie herkend aan de hand van de beelden van het winkelcentrum. Van de overval zelf zijn beelden beschikbaar die aan het dossier toegevoegd en getoond zijn op zitting.
Verdachte heeft op de luchtplaats van het cellencomplex [locatie 2] gezegd:
-“Je ziet me aankomen, zet keihard m’n wapen op z’n hoofd, ik trek hem van die kankerscooter af. Je ziet mij die wapen op moe (fonetisch) richten. Run bro run”.
De rechtbank is van oordeel dat dit één op één past bij de beschrijving van de camerabeelden van de beroving en de aangifte van [slachtoffer] .
Ook heeft verdachte op de luchtplaats gezegd:
-“Ik ben later in de nacht naar buiten gegaan rondje gefietst. Ik kom terug met Louis bag en boxerhelm. Ik helemaal blij. Gooi die shit onder mijn kankerbed”.
Dit past exact bij het feit dat de politie een Louis Vuitton tas en een helm heeft aangetroffen op de zolder in de woning, waarover [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte altijd op die zolder verbleef. De helm lag onder het bed. De helm is door de leverancier voorzien van een code. Onderzoek heeft opgeleverd dat dit de helm van [slachtoffer] was. Bovendien is de scooter van [slachtoffer] aangetroffen aan de [adres] in Breda en geven de coördinaten op de telefoon van [medeverdachte] aan dat die telefoon op de avond van de overval rond 21.30 uur op de [adres] was.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 21 november 2023 te Breda tezamen en in vereniging met een ander
- een scooter (een rode Gilera Runner),
- een helm (merk Roof),
- sleutels, een shakebeker, een schoudertas, een sigarettendoosje en handschoenen,
die aan [slachtoffer] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken door:
- die [slachtoffer] te duwen en aan hem te trekken,
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen op en in de richting van die [slachtoffer] te richten en dat voorwerp tegen het lichaam van die [slachtoffer] te drukken en houden,
- een mes te tonen en
- daarbij dreigend tegen die [slachtoffer] te zeggen: ‘ren ren’, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is erg jong en heeft een moeilijke jeugd gehad. Hij heeft hulp nodig en is bereid mee te werken aan reclasseringstoezicht in het kader van bijzondere voorwaarden. Het is in het belang van de maatschappij dat verdachte hulp krijgt. Ook moet rekening worden gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) van toepassing is. Gelet hierop wordt primair verzocht om te volstaan met een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Aan het voorwaardelijke deel kunnen dan bijzondere voorwaarden worden gekoppeld, zoals een meldplicht bij de reclassering, begeleid wonen en eventueel een contactverbod. Voor het contactverbod kan aansluiting worden gezocht bij het contactverbod dat de reclassering heeft geadviseerd in de zaak van [medeverdachte] .
Gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, wordt subsidiair verzocht aan verdachte maximaal een gevangenisstraf van tien tot twaalf maanden op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich op 21 november 2023 in Breda samen met [medeverdachte] schuldig gemaakt aan diefstal van de scooter van [slachtoffer] met geweld. [slachtoffer] was toen zestien jaar oud. Hij was aan het chillen met een vriend en zat nietsvermoedend op zijn scooter toen verdachte en [medeverdachte] plotseling in zijn richting kwamen gerend. Verdachte had op dat moment een op een wapen gelijkend voorwerp in zijn hand. [medeverdachte] had een groot broodmes vast. Ook hadden zij allebei een bivakmuts op. Op het moment dat zij bij [slachtoffer] aankomen, duwt verdachte het wapen hard tegen het hoofd van [slachtoffer] en trekt hem van zijn scooter. [medeverdachte] richt zich in eerste instantie op de vriend van [slachtoffer] , maar focust zich al snel, nadat de vriend was weggehold, ook op [slachtoffer] en trekt hem verder bij zijn scooter vandaan. [slachtoffer] rent weg en terwijl hij wegrent, richt verdachte het wapen nog op [slachtoffer] en houdt dit gedurende enkele seconden op hem gericht. Vervolgens stapt verdachte als bestuurder op de scooter, [medeverdachte] gaat achterop zitten en ze rijden samen op de scooter weg. De helm van [slachtoffer] hangt hierbij aan het stuur.
Uit het voorgaande blijkt dat sprake is geweest van een doelgerichte en planmatige actie. Immers, verdachte en [medeverdachte] dragen niet zomaar een bivakmuts en hebben niet zomaar een wapen en een mes bij zich. Niet alleen had verdachte dit (nep) wapen bij zich, hij heeft dit wapen ook daadwerkelijk gebruikt bij de beroving. De beroving getuigt van grote brutaliteit en egoïsme. De manier waarop verdachte en [medeverdachte] richting [slachtoffer] rennen en zonder enige aarzeling het wapen op zijn hoofd zetten en terwijl hij wegrent dit nog op hem te richten, is enorm kwalijk. Dit alles om een scooter mee te nemen.
Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de jonge en kwetsbare [slachtoffer] en hem gevoelens van angst en onveiligheid bezorgd. Dat de gebeurtenis een enorme impact op [slachtoffer] heeft gehad, blijkt ook uit de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. [slachtoffer] is erg angstig, heeft last van herbelevingen en slaapt slecht doordat hij veel piekert over wat er is gebeurd. Ook gaat hij niet graag meer op pad en blijft hij liever thuis omdat hij zich daar veiliger voelt. Daarnaast gaat hij nog maar drie dagen in de week naar school en gaat hij mogelijk niet over naar het volgende jaar, omdat hij inmiddels al veel schooluren heeft gemist. Dit zorgt voor veel stress bij [slachtoffer] . Bovendien was [slachtoffer] niet bij de zitting aanwezig, omdat hij het te moeilijk vond om verdachten te zien. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich totaal niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Bovendien dragen dergelijke straatroven ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen. Bij de politie heeft verdachte zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen en ook op zitting wilde hij op de inhoudelijke vragen geen antwoord geven. Van oprecht berouw over zijn handelen is de rechtbank dan ook niet gebleken. Bovendien kan de rechtbank zich gelet op het dossier – met name uit het gesprek op de luchtplaats van [locatie 2] – niet aan de indruk onttrekken dat verdachte zich in een criminele wereld begeeft, waarin het gebruik van geweld niet wordt geschuwd. Verdachte lijkt trots te zijn op zijn daad door daarover op te scheppen De rechtbank acht dit zorgelijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen, maar niet voor geweldsfeiten. Wel volgt hieruit dat de rechtbank Breda op 31 januari 2024 vonnis heeft gewezen in een strafzaak tegen verdachte en de rechtbank Overijssel op 16 april 2024, zodat rekening moet worden gehouden met het bepaalde in artikel 63 Sr.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 26 april 2024 dat over verdachte is opgemaakt. Uit dit rapport blijkt dat verdachte heeft geweigerd om met de reclassering in gesprek te gaan. Desalniettemin heeft de reclassering een en ander gerapporteerd. De kans op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Ondanks dat de reclassering zich zorgen maakt over de ontwikkeling van verdachte en zij de noodzaak ziet voor hulpverlening, wordt geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Dit omdat de verwachting is dat verdachte in het kader van een regulier toezicht onvoldoende gemotiveerd is om mee te werken aan de bijzondere voorwaarden of interventies.
Tijdens de terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij bereid was geweest om (alsnog) in gesprek te gaan met de reclassering. De rechtbank acht deze bewering echter ongeloofwaardig. Nadat de oorspronkelijke afspraak met de reclassering niet doorging omdat verdachte, naar eigen zeggen, ziek was, heeft hij geen enkele poging ondernomen om een nieuwe afspraak te maken. De rechtbank acht het dan ook niet oprecht dat de verdachte nu beweert zijn leven te willen verbeteren.
De straf
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat niet met een andere straf dan een gevangenisstraf kan worden volstaan. Zij zal deze geheel onvoorwaardelijk opleggen, gelet op de proceshouding van verdachte en het feit dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om bij verdachte gedragsverandering te bewerkstelligen. Alles overziend acht de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij legt conform deze eis aan verdachte op een gevangenisstraf van achttien maanden met aftrek van het voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.276,84, bestaande uit € 276,84 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
Reiskosten
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 170,08 aan reiskosten voor revindicatie van de scooter en het taxeren en repareren van de schade van de scooter. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 118,20. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van het overige deel, in totaal € 51,88 voor het één keer op en neer rijden naar Tweewielers Noord in Utrecht, is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte ontbreekt. De benadeelde partij is die keer namelijk voor niets op en neer gereden omdat de afspraak toen niet is doorgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is dit geen schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dat deel van de vordering.
Schade gestolen goederen en kosten vervangen sloten
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van in totaal € 106,76 voor schade door de gestolen goederen (€ 41,29) en het plaatsen van nieuwe cilinders (€ 65,47). Naar het oordeel van de rechtbank staat deze schade in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht deze gevorderde schadeposten dan ook volledig toewijsbaar.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat hij nadelige psychische gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Immers vormt de diefstal met geweld doormiddel van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een mes een ernstige inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de gevorderde schadevergoeding volledig toewijsbaar.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag (in totaal € 3.224,96). Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast. De rechtbank zal over de toegewezen schadebedragen de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.

8.Het beslag

De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde geldbedrag aan verdachte, aangezien dit voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde drugs en het mes zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat deze bij het onderzoek naar het ten laste gelegde feit zijn aangetroffen. Ook zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde kentekenplaat aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36d, 36f, 63, 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 160,00 (omschrijving: G2662006);
- verklaart aan het verkeer onttrokken de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK mes (omschrijving: PL2000-2023297410-G2661961);
* 57,5 gram verdovende middelen (omschrijving: PL2000-2023297410-2662022);
* 302,7 gram hashish (omschrijving: PL2000-2023297410-2662033):
- gelast de teruggave aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken persoon van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten 1 STK kentekenplaat (omschrijving: PL2000-2023297410-G2662019);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 3.224,96, waarvan € 224,96 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [slachtoffer] € 3.224,96 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 november 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 42 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.I. Beudeker, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 mei 2024.