ECLI:NL:RBZWB:2024:3577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
10667231 CV EXPL 23-2082
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van reparatiekosten na motorstoring van een Renault Espace

In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft de kantonrechter op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser in conventie] B.V. en [gedaagde in conventie]. De zaak betreft een vordering van [eiser in conventie] tot betaling van € 1.199,55 door [gedaagde in conventie] voor reparatiewerkzaamheden aan een Renault Espace, die door [eiser in conventie] zijn uitgevoerd. De reparaties volgden op meerdere motorstoringen die zich bij de auto hebben voorgedaan. [gedaagde in conventie] heeft de factuur van 23 september 2022, die betrekking heeft op de reparatie van de waterpomp, niet voldaan en stelt dat de kosten onder de garantie vallen die hij bij de aankoop van de auto bij [bedrijf 1] heeft bedongen.

De kantonrechter overweegt dat de garantie die [gedaagde in conventie] heeft bedongen bij [bedrijf 1] niet kan worden ingeroepen tegen [eiser in conventie], die niet bij de aankoop betrokken was. De kantonrechter wijst erop dat [gedaagde in conventie] niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst was waarbij [eiser in conventie] de reparaties kosteloos zou uitvoeren. De vordering van [eiser in conventie] wordt toegewezen, en [gedaagde in conventie] wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

In reconventie heeft [gedaagde in conventie] een vordering ingesteld tegen [eiser in reconventie] voor de kosten van een vervangende waterpomp, maar deze vordering wordt afgewezen omdat [eiser in reconventie] zijn kosten moet verhalen op Renault Nederland, de contractspartij. De proceskosten worden toegewezen aan [eiser in conventie].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 10667231 \ CV EXPL 23-2082
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
[eiser in conventie] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie] ,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 8 november 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling gehouden op 3 april 2024.
1.2.
In het vonnis van 4 oktober 2023 heeft de kantonrechter [gedaagde in conventie] in incident bevolen om [bedrijf 1] en Renault Nederland N.V. in vrijwaring te dagvaarden. [gedaagde in conventie] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
1.3.
[gedaagde in conventie] is op de mondelinge behandeling van 3 april 2024, hoewel op de bij de wet voorgeschreven wijze opgeroepen, niet verschenen.
1.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde in conventie] heeft op 19 augustus 2021 een Renault Espace ( [kenteken] ) (hierna: de auto) gekocht bij [bedrijf 1] in [plaats 3] .
2.2.
In september 2021 was er bij de auto sprake van een motorstoring. [gedaagde in conventie] heeft toen contact opgenomen met [bedrijf 1] en is doorverwezen naar Renault Nederland. Renault Nederland heeft vervolgens [bedrijf 2] ingeschakeld. De auto is door [bedrijf 2] opgehaald en gerepareerd. Hiervoor zijn bij [gedaagde in conventie] geen kosten in rekening gebracht.
2.3.
In september 2022 was er wederom sprake van een motorstoring bij de auto. [bedrijf 1] adviseerde [gedaagde in conventie] om de auto te laten uitlezen bij een lokale Renault dealer. [gedaagde in conventie] heeft de auto toen naar [eiser in conventie] ( [plaats 1] ) gebracht.
2.4.
[eiser in conventie] heeft op 23 september 2022 een factuur gestuurd naar [gedaagde in conventie] met een bedrag van € 1.017,01 voor het vervangen/repareren van de waterpomp. Deze factuur is door [gedaagde in conventie] niet voldaan.
2.5.
In de zomer van 2023 had de auto weer een storing. [gedaagde in conventie] heeft de auto toen naar [bedrijf 3] B.V. te België gebracht. Onder andere de waterpomp is toen wederom vervangen. Voor het vervangen van de waterpomp heeft [bedrijf 3] B.V. een bedrag van € 860,88 (inclusief btw) in rekening gebracht bij [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] heeft dit bedrag betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] te veroordelen om aan [eiser in conventie] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van € 1.199,55 (€ 1.017,01 aan hoofdsom, € 152,55 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 29,99 aan verschenen rente), te vermeerderen met de wettelijke rente per jaar over een bedrag van € 1.017,01 vanaf 31 juli 2023 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de proceskosten.
3.2.
[eiser in conventie] legt – samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat zij een (mondelinge) overeenkomst heeft gesloten met [gedaagde in conventie] . [gedaagde in conventie] heeft echter niet voldaan aan zijn betalingsverplichting op grond van deze overeenkomst.
[eiser in conventie] stelt dat [gedaagde in conventie] de factuur van 23 september 2022 dient te betalen en dan vervolgens [bedrijf 1] en/of Renault Nederland moet aanspreken aangaande de garantiebepalingen.
3.3.
[gedaagde in conventie] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in conventie] .
[gedaagde in conventie] voert aan dat hij voorafgaand aan de reparaties aan [eiser in conventie] heeft laten weten dat de reparatiewerkzaamheden volgens hem onder de garantie zouden vallen. Volgens [gedaagde in conventie] is toen door [eiser in conventie] niet aan hem verteld dat hij de kosten van de reparatiewerkzaamheden zelf zou moeten betalen.
Daarnaast zegt [gedaagde in conventie] de factuur van 23 september 2022 pas in mei/juni 2023 te hebben ontvangen.
[gedaagde in conventie] vermoedt dat [eiser in conventie] eerst geprobeerd heeft om de kosten bij [bedrijf 1] en/of Renault Nederland te verhalen, maar dat dit niet is gelukt. Daarom zou [eiser in conventie] nu betaling van de factuur bij hem vorderen.
[gedaagde in conventie] is van mening dat de kosten van de reparatie onder de garantie vallen en dat dit ook geldt voor [eiser in conventie] als erkend Renault-dealer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[eiser in reconventie] vordert veroordeling van [verweerder in reconventie] tot betaling van een bedrag van € 860,88.
3.6.
[eiser in reconventie] legt – samengevat – aan zijn vordering ten grondslag dat, ondanks de vervanging van de waterpomp door [verweerder in reconventie] , er in de zomer van 2023 weer een probleem was met de waterpomp. [bedrijf 3] B.V. te België heeft de waterpomp toen weer vervangen en daarvoor € 860,88 (inclusief btw) bij [eiser in reconventie] in rekening gebracht. Renault Nederland heeft toegezegd dat dit bedrag aan [eiser in reconventie] zal worden vergoed, maar dat hij zich hiervoor tot [verweerder in reconventie] moet wenden.
3.7.
[verweerder in reconventie] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] .
[verweerder in reconventie] voert aan dat [eiser in reconventie] met Renault Nederland afspraken heeft gemaakt over de terugbetaling van de kosten van de waterpomp en niet met haar. [verweerder in reconventie] is in dit kader slechts een ‘doorgeefluik’. Renault Nederland heeft echter aan [verweerder in reconventie] laten weten dat zij de betreffende vergoeding pas aan [verweerder in reconventie] zal betalen (zodat [verweerder in reconventie] deze kan doorbetalen aan [eiser in reconventie] ) zodra [eiser in reconventie] de factuur van [verweerder in reconventie] heeft voldaan.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser in conventie] , in opdracht van [gedaagde in conventie] , reparatiewerkzaamheden heeft verricht aan de auto. Tussen [eiser in conventie] en [gedaagde in conventie] is hierdoor een overeenkomst ontstaan. Op grond van deze overeenkomst heeft [gedaagde in conventie] in beginsel een betalingsverplichting. [gedaagde in conventie] voert echter aan dat hij bij de aankoop van de auto bij [bedrijf 1] een garantie heeft bedongen op de motor van de auto.
4.2.
De kantonrechter overweegt als volgt. De eventuele garantie op de motor is door [gedaagde in conventie] bedongen in de (rechts)relatie tussen hem en [bedrijf 1] . [gedaagde in conventie] heeft de auto immers van [bedrijf 1] gekocht. Deze garantie kan daarom niet worden tegengeworpen aan een derde (in het onderhavige geval: [eiser in conventie] ). Het feit dat zowel [bedrijf 1] als [eiser in conventie] Renault dealer is, maakt dit niet anders.
De kantonrechter gaat voorbij aan het verweer van [gedaagde in conventie] dat hij voorafgaand aan de werkzaamheden [eiser in conventie] zou hebben gewezen op de garantie, aangezien dit verweer tijdens de mondelinge behandeling door [eiser in conventie] voldoende gemotiveerd is betwist. Het had op de weg van [gedaagde in conventie] gelegen om nader uit te leggen hoe dat precies is gegaan en dat hij heeft afgesproken dat [eiser in conventie] de auto onder die garantie, en dus kosteloos, zou repareren. Dat heeft hij niet gedaan. Bovendien blijkt uit de e-mail van 23 september 2022 aan [bedrijf 1] (zie bijlage 4 bij het mondeling antwoord) dat [gedaagde in conventie] wist dat er een verwachte prijs was voor de reparatie van ongeveer duizend euro. Hierin wordt weliswaar ook geschreven dat hij heeft gezegd dat er sprake is van garantie, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat partijen zijn overeengekomen dat de auto op grond van die garantie, en daarmee kosteloos voor [gedaagde in conventie] , zou worden gerepareerd.
4.3.
Omdat de auto niet op grond van de garantie (waarbij [eiser in conventie] geen partij is) is gerepareerd, maar op grond van een afspraak tussen deze partijen, moet [gedaagde in conventie] de kosten voor de reparatie betalen. De vordering zal daarom worden toegewezen. Dat leidt ertoe dat [gedaagde in conventie] de hoofdsom van € 1.017,01 aan [eiser in conventie] moet betalen.
4.4.
[eiser in conventie] vordert wettelijke rente over het bedrag van € 1.017,01 vanaf 31 juli 2023 tot de dag der algehele voldoening. De wettelijke rente zal als niet weersproken worden toegewezen.
4.5.
[eiser in conventie] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [eiser in conventie] heeft aan [gedaagde in conventie] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt de door [eiser in conventie] gevorderde vergoeding van € 152,55 toegewezen.
4.6.
[gedaagde in conventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser in conventie] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,32
- griffierecht
322,00
- salaris gemachtigde
337,50
(2,50 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
834,32
in reconventie
4.7.
[eiser in reconventie] vordert de door hem gemaakte kosten van € 860,88 in verband met de (ná de reparatie/vervanging van de waterpomp door [verweerder in reconventie] ) vervanging van de waterpomp door [bedrijf 3] B.V. in België. Vaststaat dat [eiser in reconventie] met Renault Nederland heeft afgesproken dat Renault Nederland de door [eiser in reconventie] in België gemaakte kosten (€ 860,88) zal vergoeden. Dit betekent dat [eiser in reconventie] Renault Nederland moet aanspreken tot betaling en niet [verweerder in reconventie] . Renault Nederland is in deze rechtsverhouding immers zijn contractspartij. Het is hierbij niet relevant dat is afgesproken dat [verweerder in reconventie] fungeert als ‘doorgeefluik’. [verweerder in reconventie] is namelijk geen contractspartij bij de tussen [eiser in reconventie] en Renault Nederland gesloten overeenkomst. De vordering van [eiser in reconventie] zal daarom worden afgewezen.
4.8.
Het is duidelijk geworden dat het de bedoeling is dat [eiser in reconventie] de in België gemaakte kosten terugkrijgt van Renault Nederland via [verweerder in reconventie] . De kantonrechter geeft aan partijen in overweging dat zij – in overleg met Renault Nederland – kunnen komen tot een praktische oplossing, waarbij de door de verschillende partijen te betalen bedragen kunnen worden verrekend.
4.9.
[eiser in reconventie] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de zijde van [verweerder in reconventie] vast op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eiser in conventie] te betalen een bedrag van € 1.169,56, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de hoofdsom van € 1.017,01, met ingang van 31 juli 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde in conventie] in de proceskosten van € 834,32, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
wijst de vordering van [eiser in reconventie] af,
5.4.
veroordeelt [eiser in reconventie] in de proceskosten, vastgesteld op nihil,
in conventie en in reconventie
5.5.
veroordeelt [gedaagde in conventie] tot betaling van de kosten van betekening als [gedaagde in conventie] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.1, 5.2, 5.4 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.