ECLI:NL:RBZWB:2024:3574

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
02-103035-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkrachting met DNA-ondersteuning en strafverzwarende omstandigheden

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2024 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 mei 2024, waarbij de verdachte niet ter zitting verscheen. De officier van justitie, mr. P. Emmen, heeft de verdenking van verkrachting tegen de verdachte gepresenteerd, waarbij de aangifte van het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], als betrouwbaar werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-onderzoek, dat de verdachte op 31 juli 2022 in [plaats] de aangeefster heeft verkracht. De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen gepaard gingen met dwang en geweld, en dat het slachtoffer onder invloed van alcohol was. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De beslissing is gebaseerd op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/103035-23
vonnis van de meervoudige kamer van 31 mei 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats]
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 mei 2024. Tegen verdachte is verstek verleend. Verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, zijn correct gedagvaard/opgeroepen maar niet ter zitting verschenen. De officier van justitie heeft ter zitting gemeld dat verdachte, zover hem bekend is en kan zijn, niet gedetineerd is.
De officier van justitie, mr. P. Emmen, heeft zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte mevrouw [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) heeft verkracht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Er is sprake van een ‘formidable case’: het feit dat verdachte geen verklaring heeft gegeven hoe zijn DNA-sporen op en in het lichaam van [slachtoffer] terecht zijn gekomen, mag bijdragen aan het bewijs tegen verdachte.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
4.2.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.2.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op 31 juli 2022 te [plaats] [slachtoffer] (verder: [slachtoffer] ) heeft verkracht. Vast staat dat zowel verdachte als [slachtoffer] in de avond van 30 juli 2022 en de nacht van 30 op 31 juli 2022 aanwezig zijn geweest op het [adres] in [plaats] .
Aangifte [slachtoffer]
Op 5 augustus 2022 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van verkrachting door verdachte. Zij verklaart dat zij met verdachte in de keuken was en dat verdachte zich ontkleedde en tegen [slachtoffer] zei dat zij hem moest pijpen. [slachtoffer] heeft hierop meermaals gezegd dat zij dit niet wilde. Verdachte heeft [slachtoffer] vervolgens tegen haar arm en schouder naar de woonkamer en op de bank geduwd. Hij heeft toen haar hoofd vastgepakt, haar hoofd naar beneden geduwd en zijn geslachtsdeel in haar mond geduwd, waarbij hij haar hoofd heen en weer bewoog. [slachtoffer] kon haar hoofd niet naar achteren bewegen, omdat verdachte het achterhoofd van [slachtoffer] vasthield en naar voren duwde, naar zijn penis toe. Daarna heeft verdachte [slachtoffer] weer geduwd, zodat ze liggend op de bank terecht kwam op haar rug. Verdachte heeft de broek en boxershort van [slachtoffer] in één snelle beweging uitgetrokken. Verdachte is toen op haar gaan liggen, waarbij hij haar vaginaal heeft gepenetreerd.
Steunbewijs
In zedenzaken, zoals deze, doet zich vaak de situatie voor dat alleen het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader aanwezig zijn geweest bij de bewuste handelingen. Uit vaste rechtspraak kan echter worden afgeleid dat in zedenzaken niet is vereist dat de verkrachting als zodanig (waaronder het seksueel binnendringen) bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring (aangeefster) heeft afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] op essentiële punten concrete steun in andere bewijsmiddelen.
De rechtbank constateert namelijk dat [slachtoffer] direct na de gestelde verkrachting actie heeft ondernomen. Ze is meteen naar [getuige] (verder: [getuige] ) gegaan en heeft gezegd dat ze verkracht was en dat ze de morning-afterpil wilde hebben. [slachtoffer] huilde daarbij en was verdrietig. Zij was ook dronken. [getuige] zegt dat ze [slachtoffer] gelooft dat het is gebeurd. Ze weet dat [slachtoffer] op haat 13e is verkracht door haar oom en ze weet dat [slachtoffer] lesbisch is. De rechtbank is van oordeel dat de door deze getuige waargenomen gemoedstoestand van [slachtoffer] aansluit bij hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard over wat haar is overkomen. Vervolgens is zij diezelfde ochtend naar de politie gegaan, waar een informatief gesprek zeden plaats heeft gevonden. Naar aanleiding daarvan heeft er diezelfde dag een forensisch medisch onderzoek plaats gevonden en is er DNA-materiaal van [slachtoffer] afgenomen.
Bovendien sluiten de verklaringen van [slachtoffer] op essentiële onderdelen naadloos aan bij de resultaten van het DNA-onderzoek. Immers is er precies op de plaatsen op en in haar lichaam, waar [slachtoffer] van heeft verklaard dat verdachte bepaalde (seksuele) handelingen heeft verricht, speeksel (gezoend of gelikt) en sperma (seks) aangetroffen van verdachte.
Ten slotte komt daar nog bij dat [slachtoffer] verklaard heeft dat ze tijdens de seksuele handelingen een tatoeage op de penis van verdachte heeft gezien en verdachte heeft erkend dat hij daar ook daadwerkelijk een tatoeage heeft.
Verklaring verdachte en het DNA onderzoek
Daar tegenover staat de verklaring van verdachte, waarin hij heeft verklaard dat hij aangeefster niet kent en dat hij geen seks met haar heeft gehad. Ook na confrontatie met de DNA-resultaten blijft verdachte dit verklaren.
De aangifte van [slachtoffer] wordt ondersteund door het deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut (verder: NFI) van 20 oktober 2022 en van 21 juni 2023. Uit het rapport van 20 oktober 2022 blijkt dat er bij [slachtoffer] microscopische spermacellen zijn aangetroffen op haar buitenste en binnenste schaamlippen en diep vaginaal. Ook is in de bemonstering van de buitenste en binnenste schaamlippen, diep vaginaal en rondom de mond een aanwijzing voor de aanwezigheid van spermavloeistof verkregen. In de bemonstering van de buitenste en binnenste schaamlippen, rondom de mond en de borsten is een aanwijzing voor speeksel verkregen. De DNA-profielen verkregen uit de bemonsteringen van het lichaam van [slachtoffer] zijn vergeleken met het afgeleide DNA-profiel van verdachte. Uit het rapport van 21 juni 2023 blijkt dat het DNA-profiel van de aangetroffen spermacellen, spermavloeistof en speeksel op en in [slachtoffer] matcht met het afgeleide DNA-profiel van verdachte. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met het DNA-profiel van de aangetroffen spermacellen, spermavloeistof en speeksel is kleiner dan één op één miljard. Gelet op de bewijswaarde van de resultaten van de DNA-onderzoeken gaat de rechtbank ervan uit dat voornoemde aangetroffen DNA-sporen op en in het lichaam van [slachtoffer] afkomstig zijn van verdachte.
De hierboven weergegeven resultaten komen geheel overeen met de verklaringen van [slachtoffer] over de seksuele handelingen die op 31 juli 2022 hebben plaats gevonden en geven derhalve steun aan de verklaringen van [slachtoffer] . Waar zij zegt dat er iets is gebeurd is ook DNA materiaal van verdachte aangetroffen. Waar hij had gezoend, is zijn speeksel aangetoond en in haar vagina is sperma aangetoond. Dit alles dus terwijl verdachte slechts blijft zeggen dat hij [slachtoffer] niet kent en geen seks met haar heeft gehad.
Dwang en geweld
De rechtbank is van oordeel dat uit de gang van zaken zoals beschreven door [slachtoffer] en hiervoor aangehaald, blijkt dat de seksuele handelingen die [slachtoffer] heeft ondergaan, gepaard zijn gegaan met dwang en geweld. [slachtoffer] kon vanwege het fysieke overwicht van verdachte en het stevig en dwingend vasthouden van haar, niet aan de handelingen van verdachte ontsnappen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkrachting van [slachtoffer] .
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 31 juli 2022 te [plaats] door geweld en een andere feitelijkheid [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte zijn penis in de
mond en vagina van die [slachtoffer] geduwd/gebracht en bestaande dat geweld en die andere feitelijkheid uit het feit dat verdachte, terwijl die [slachtoffer] onder invloed was van alcohol:
- fysiek overwicht op die [slachtoffer] had en
- die [slachtoffer] naar de woonkamer duwde en
- die [slachtoffer] op de bank duwde en
- op die [slachtoffer] is gaan liggen en
- de kleding van die [slachtoffer] heeft uitgetrokken en
- het hoofd/haren van die [slachtoffer] heeft vastgehouden en
- onverhoeds zijn penis in de mond en vagina van die [slachtoffer] duwde/bracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Hij baseert zich hierbij op de richtlijnen van het openbaar ministerie. Ook heeft hij de Oriëntatiepunten van de rechtspraak aangehaald.
6.2
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer] was een kwetsbaar slachtoffer waarvan verdachte misbruik heeft gemaakt. Zij was destijds 20 jaar en dus veel jonger dan verdachte. Ook was zij onder invloed van alcohol. [slachtoffer] had volgens haar verklaring in haar jeugd al eens eerder een akelige seksuele gebeurtenis meegemaakt en wilde daarom (sinds haar twaalfde) niets meer met mannen te maken hebben. Haar vriendin heeft verklaard dat [slachtoffer] lesbisch is. Verder weegt de rechtbank mee dat [slachtoffer] heeft verklaard dat zij nog niet seksueel actief was en dat er sprake was van een zwangerschaps- en besmettingsrisico, omdat verdachte geen condoom had gebruikt. De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met al deze omstandigheden.
Dit is een zeer ernstig strafbaar feit en de rechtbank rekent verdachte zijn handelen zwaar aan. Verdachte heeft met zijn handelen op ernstige wijze de lichamelijke integriteit, maar ook de geestelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Verkrachting is een schokkende, ingrijpende en beangstigende gebeurtenis die vaak langdurig fysieke, psychische en emotionele gevolgen heeft voor het slachtoffer. Ook betreft het een feit dat tot grote verontwaardiging en onrust in de maatschappij leidt. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld. Bovendien heeft verdachte op geen enkele manier verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. Verdachte ontkent [slachtoffer] te kennen, seks met haar te hebben gehad, laat staan haar verkracht te hebben. Verdachte is ook niet verschenen op de zitting. Ook nadat hij geconfronteerd is met de uitkomsten van het DNA-onderzoek, geeft verdachte hier geen enkele verklaring voor, terwijl deze uitkomsten om een verklaring van verdachte schreeuwen.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2024 van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen in Nederland. De rechtbank gaat bij de strafoplegging daarom uit van een first offender.
Voor een verkrachting waarbij geringe dwang is toegepast, wordt in de Oriëntatiepunten die door rechtbanken worden gehanteerd als uitgangspunt een gevangenisstraf van 24 maanden genoemd. Voor een verkrachting met iets meer geweld geldt een gevangenisstraf van 36 maanden. Net als de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de omstandigheden van dit feit maken dat uitgekomen wordt tussen de twee categorieën in.
Straf
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie is. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. Zij zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

verkrachting

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maandenmet aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. .
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.C.S. Jurres-Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 31 mei 2024.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.