In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978 en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 mei 2024 uitspraak gedaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 mei 2024, waarbij de verdachte niet ter zitting verscheen. De officier van justitie, mr. P. Emmen, heeft de verdenking van verkrachting tegen de verdachte gepresenteerd, waarbij de aangifte van het slachtoffer, mevrouw [slachtoffer], als betrouwbaar werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-onderzoek, dat de verdachte op 31 juli 2022 in [plaats] de aangeefster heeft verkracht. De rechtbank concludeerde dat de seksuele handelingen gepaard gingen met dwang en geweld, en dat het slachtoffer onder invloed van alcohol was. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 30 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer. De beslissing is gebaseerd op artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht.