ECLI:NL:RBZWB:2024:3568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
C/02/419987 / FA RK 24-1135
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken van minderjarige inzake gezag en erkenning door vader

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2024 uitspraak gedaan in een rekestprocedure naar aanleiding van een kindbrief van een minderjarige, geboren in 2007. De minderjarige, vertegenwoordigd door mr. M. Hofland als bijzondere curator, heeft verzocht om beëindiging van het gezag van haar moeder en om erkenning door haar vader zonder dat hij met het gezag wordt belast. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gezag van de moeder in een andere procedure inmiddels is beëindigd, waardoor de minderjarige geen belang meer heeft bij haar verzoek tot beëindiging van het gezag. De rechtbank heeft het verzoek van de minderjarige om erkenning door de vader afgewezen, omdat dit verzoek niet door de minderjarige zelf kan worden gedaan. De rechtbank heeft echter aangegeven dat de erkenning door de vader in onderling overleg met de gecertificeerde instelling kan worden geregeld. De bijzondere curator is verzocht om dit verder met de minderjarige te bespreken. De rechtbank heeft de minderjarige en de betrokken partijen geïnformeerd over de beslissing en de verdere stappen die genomen kunnen worden. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechters M. van Leuven, A. Jansen en J. Skrotzki, in tegenwoordigheid van griffier mr. Vos.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419987 / FA RK 24-1135
Datum uitspraak: 30 mei 2024
beschikking naar aanleiding van een kindbrief (informele rechtsingang)
in de zaak van
[minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2007,
wonende te [woonplaats 1] ,
feitelijk verblijvende bij [instelling] te [plaats] ,
in rechte vertegenwoordigd door mr. M. Hofland te Breda als bijzondere curator.
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1] ,
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
locatie Etten-Leur,
De rechtbank merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank te adviseren.

1.De documenten

1.1
Tot de stukken behoren:
- de in deze zaak gegeven beschikkingen van 22 maart 2024 en alle daarin genoemde stukken, waaronder de op 21 november 2023 ontvangen brief/e-mail van [minderjarige] .
1.2
De kinderrechter heeft op 8 december 2023 gesproken met [minderjarige] .
1.3
Op 14 maart 2024 heeft er een mondelinge behandeling met gesloten deuren
plaatsgevonden bij de kinderrechter. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord: mr.
Hofland, de moeder, een vertegenwoordigster namens de GI en een medewerkster namens de
Raad.
1.4
Gelet op het verzoek van de Raad tot gezagsbeëindiging van de moeder, bekend onder zaaknummer C/02/420231 / FA RK 24-1260, heeft de kinderrechter de behandeling van het verzoek van de Raad én de vraag van [minderjarige] aanhouden tot de mondelinge behandeling van de meervoudige kamer op donderdag 16 mei 2024.
1.5
Vervolgens heeft de kinderrechter, de voorzitter van de meervoudige kamer, met [minderjarige] gesproken op 14 mei 2024.
1.6
Bij de mondelinge behandeling van de meervoudige kamer van de rechtbank van 16 mei 2024 waren aanwezig en zijn gehoord:
- advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI, niet zijde de betrokken jeugdbeschermer;
- bijzondere curator, mr. Hofland;
- de vader.
1.7
De moeder, bijgestaan door haar advocaat, is op 16 mei 2024 apart gehoord. Daarbij was ook aanwezig de betrokken jeugdbeschermer, mevrouw [naam] . De rechtbank heeft besloten hiertoe over te gaan naar aanleiding van het e-mailbericht van mr. Koop-van Vliet van 15 mei 2024 waarin zij namens de moeder bericht dat het voor de moeder te emotioneel is om met de vader in een zittingszaal te zitten.

2.De vraag van [minderjarige]

2.1
In voormelde brief vraagt [minderjarige] de kinderrechter om te bepalen dat het gezag van de moeder wordt beëindigd en dat de GI voortaan de voogdij over haar draagt. Daarnaast vraagt zij of haar vader haar kan erkennen, zonder dat hij met het gezag wordt belast.

3.De (nadere) beoordeling

Wat zegt de wet?
3.1
Op grond van de wet (artikel 1:251a, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW)) kan de kinderrechter, indien haar blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder daar prijs op stelt, ambtshalve een beslissing nemen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt.
3.2
[minderjarige] heeft de kinderrechter een brief geschreven, de zogenaamde ‘informele rechtsingang’. Een minderjarige is geen zelfstandige procespartij in procedures betreffende gezag, maar kan dus wel op deze manier iets vragen aan de kinderrechter.
Inhoudelijke beoordeling
3.3
Nu de meervoudige kamer van de rechtbank het verzoek van de Raad (met zaaknummer C/02/420231 / FA RK 24-1260) heeft toegewezen en daarmee gezag van de moeder heeft beëindigd en de GI als voogdes over [minderjarige] heeft benoemd, heeft [minderjarige] echter geen belang meer bij de behandeling van haar vraag over het gezag van de moeder.
3.4
Dit betekent dat de zaak van [minderjarige] , voor wat betreft het gezag, met deze beschikking zal worden afgesloten. Ten aanzien van het verzoek van [minderjarige] omtrent de erkenning door de vader oordeelt de rechtbank als volgt. Een dergelijke verzoek kan gelet op de wet niet worden gedaan door de minderjarige zelf. Echter, de bijzondere curator heeft namens [minderjarige] in de zaak met kenmerk C/02/416360 / FA RK 23/5543 verzocht om het vaderschap van de vader over [minderjarige] gerechtelijk vast te stellen. Die zaak staat nog open. Gelet op het vorenstaande zal het verzoek van [minderjarige] worden afgewezen.
3.5
De rechtbank geeft [minderjarige] , de bijzondere curator en de GI mee dat nu het gezag van de moeder is beëindigd de erkenning door de vader gezamenlijk en in overleg kan worden geregeld. In de zaak met kenmerk C/02/416360 / FA RK 23/5543 is er ruimte om een en ander aan de rechtbank vervolgens terug te koppelen. In die zaak heeft de kinderrechter de beslissing op de vraag van [minderjarige] en de verzoeken van de bijzondere curator aangehouden tot dinsdag 18 juni 2024 pro forma. De rechtbank verzoekt de bijzondere curator om dit verder met [minderjarige] te bespreken.

4.Brief aan [minderjarige]

4.1
De rechtbank vindt het belangrijk om [minderjarige] een brief te sturen met uitleg over de beslissing en belanghebbenden in deze zaak daarvan op de hoogte te stellen. In deze brief zal [minderjarige] het volgende lezen:
Beste [minderjarige] ,
Met deze brief informeer ik jou over jouw zaak.
Jij hebt gevraagd of de kinderrechter het gezag van jouw moeder wil beëindigen en Stichting Jeugdbescherming Brabant voortaan de voogdij over jou draagt. Daarnaast heb jij gevraagd of jouw vader jou kan erkennen.
Ook de Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van jouw moeder over jou te beëindigen en Stichting Jeugdbescherming Brabant als voogd over jou te benoemen.
In de kwestie over het gezag heeft de kinderrechter die jou eerder al een keer heeft gesproken beslist dat het beter is om met drie rechters tot een beslissing te komen. Dit betekent dat jouw vraag en het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming niet door 1, maar door 3 kinderrechters is behandeld.
Op 14 mei 2024 heb jij met een van de kinderrechters van de meervoudige kamer gesproken over het gezag van jouw moeder.
Op 16 mei 2024 heeft de meervoudige kamer het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming toegewezen. Dit betekent dat jouw moeder, sinds 16 mei 2024, geen gezag meer over jou heeft.
Omdat jouw vraag hetzelfde is als het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming en er niet twee keer op hetzelfde verzoek wordt beslist, wordt jouw vraag “afgewezen”. Dat betekent in dit geval: niet verder behandeld. Jouw zaak, voor zover dat ziet op het gezag van jouw moeder, is hiermee afgerond.
Jouw vraag of jouw vader jou kan erkennen heeft nog wel de aandacht. De verwachting is dat dit buiten de rechtbank om nu geregeld kan gaan worden. Mevrouw Hofland, de bijzondere curator, kan jou hierover meer vertellen. Zij zal met jou bespreken wat hierin mogelijk is. Ook zal zij met jou bespreken wat het voor jou betekent dat jouw moeder niet meer het gezag over jou heeft.
De kinderrechters van de meervoudige kamer wensen jou het beste voor de toekomst.
Met vriendelijke groet,
De griffier.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1
wijst af de verzoeken van [minderjarige] .
Deze beschikking is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2024 door mr. Van Leuven, voorzitter, mr. Jansen en mr. Skrotzki, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. Vos als griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.