In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen, waarin hun aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd afgewezen. Dit besluit, gedateerd op 19 december 2023, leidde tot de terugvordering van onverschuldigd betaalde voorschotten. Verzoekers hebben vervolgens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 7 maart 2024 heeft het college echter besloten om verzoekers per 4 september 2023 alsnog een bijstandsuitkering toe te kennen. Hierdoor hebben verzoekers hun verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om een proceskostenvergoeding.
De voorzieningenrechter heeft, in overeenstemming met artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechter heeft vastgesteld dat het college aan verzoekers is tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het college te veroordelen in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 875,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en het college is ook veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekers betaalde griffierecht van € 51,-.
De uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 27 mei 2024. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.