ECLI:NL:RBZWB:2024:3555

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
10512289 \ CV EXPL 23-1630 (T)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van VvE-bijdragen en verklaring voor recht inzake nietigheid van besluiten

In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een Vereniging van Eigenaren (VvE) en een appartementseigenaar, [naam]. De VvE vordert betaling van achterstallige servicekosten en andere gerelateerde kosten, terwijl [naam] in reconventie vorderingen indient tegen de VvE, waaronder een verklaring voor recht dat bepaalde besluiten van de VvE nietig zijn. De procedure omvatte een mondelinge behandeling en diverse processtukken, waaronder eerdere vonnissen en akten van beide partijen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de VvE de dagvaarding voldoende heeft onderbouwd, ondanks enkele ontbrekende stukken. De kantonrechter heeft besloten de zaak aan zich te houden, ondanks vragen over de relatieve bevoegdheid, en heeft een deskundige benoemd om de complexe financiële en juridische vraagstukken rondom de servicekosten en de reservering voor groot onderhoud te onderzoeken. De deskundige zal onder andere de methodiek van de VvE voor het doorbelasten van servicekosten en de opstelling van een reservefonds beoordelen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de deskundige en de vragen die aan deze voorgelegd zullen worden.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: 10512289 \ CV EXPL 23-1630
Vonnis van 29 mei 2024
in de zaak van
[VvE],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
gedaagde in reconventie en verweerster in incident,
hierna te noemen: de VvE,
gemachtigde: mr. M.P.G.M. Gorgels,
tegen
[naam],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eiser in reconventie en eiser in incident,
hierna te noemen: [naam] ,
gemachtigde: mr. J.C. Broekman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 2 augustus 2023;
- de conclusie houdende wijziging van eis in conventie tevens conclusie van antwoord in het incident en in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 31 oktober 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en de pleitaantekeningen van beide gemachtigden;
- de akte uitlating van de VvE;
- de akte uitlating van [naam] ;
- de rolbeslissing van de kantonrechter van 20 maart 2024.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam] is eigenaar van meerdere appartementsrechten in de panden aan de [adres 1] ( [sectie] , nummers [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] en [nummer 4] ), hierna tevens te noemen “het Complex”. [naam] is in die hoedanigheid lid van de “ [VvE] ” (de VvE).
2.2.
Er zijn 36 appartementsrechten, die elk – maar niet een gelijk – recht geven op een bepaald (onverdeeld) aandeel in de gemeenschap. Sinds november 2015 bezit [naam] meerdere appartementsrechten in het Complex. Zijn appartementsrechten vertegenwoordigen samen een aandeel in de gemeenschap van [nummer 5] .
2.3.
In het Reglement van splitsing van eigendom (hierna: het Splitsingsreglement) is onder meer het navolgende bepaald:
Artikel 2
1. De eigenaars zijn voor elk te hunnen name staand appartementsrecht in de gemeenschap gerechtigd voor dat aandeel zoals bepaald bij de omschrijving van het betreffende appartementsrecht.
2. De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde aandelen gerechtigd tot de gemeenschappelijke baten.
3. De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde aandelen verplicht bij te dragen in de schulden en kosten, die voor rekening van de gemeenschappelijke eigenaars zijn.
4. In afwijking van het vorenstaande zullen de kosten verbonden aan onderhoud, reparatie en vernieuwing van gemeenschappelijke ruimten uitsluitend komen ten laste van de eigenaar(s) die daarvan gebruik maakt (maken), te weten voor wat betreft:
A. 1. de gemeenschappelijke ruimte in de kelder:
voor de eigenaars van de appartementsrechten met de indexen 2, 30 en 31, ieder voor een/derde (1/3) deel;
2.
2. de gemeenschappelijke ruimte op de begane grond van het gebouw, gelegen tussen appartementsrecht 1 en
appartementsrecht 4, voor de eigenaars van de appartementsrechten met de indexen 1, 2, 3, 5, 29, 30, 31,
waarbij de noemer steeds beloopt: drieduizend vijfhonderd zestig (3.560) en de teller voor:
-
het appartementsrecht met de index 1: éénduizend tweehonderd (300);
-
het appartementsrecht met de index 2: éénduizend éénhonderd (1.100);
-
het appartementsrecht met de index 3: éénduizendtien (1.010);
-
het appartementsrecht met de index 5: éénduizend vijfenzeventig (1.075);
-
het appartementsrecht met de index 29: dertig (30);
-
het appartementsrecht met de index 30: twintig (20);
-
het appartementsrecht met de index 31: vijfentwintig (25);
3.
3. de gemeenschappelijke ruimte op de eerste en tweede verdieping:
voor de eigenaars van de appartementsrechten met de indexen 2 en 5, ieder voor een/vierde (1/4) deel en de
eigenaar van het appartementsrecht met de index 3 voor een/tweede (1/2) deel.
B. het achter het gebouw gelegen binnenterrein:
de eigenaars van de appartementsrechten met de indexen 1 tot en met 27, ieder voor een/zevenentwintigste
(1/27) deel;
C. het gebouw, waarin zich de appartementsrechten met de indexen 29, 4 en 5 bevinden, met inachtneming van
hetgeen hiervoor sub A is gemeld: voor de eigenaars van de appartementsrechten 29, 4 en 5, waarbij de
noemer steeds beloopt: éénduizend vierhonderdvijfenzeventig (1.475) en de teller voor:
-
het appartementsrecht met de index 29: dertig (30);
-
het appartementsrecht met de index 4: driehonderdzeventig (370); en
-
het appartementsrecht met de index 5: éénduizend vijfenzeventig (1.075).
D. het gebouw, waarin zich de appartementsrechten met de indexen 1, 2, 3, 5, 28, 30, 31, 32, 34, 35 en 36
bevinden, met inachtneming van hetgeen hiervoor sub A is gemeld: voor de eigenaars van de
appartementsrechten 1, 2, 3, 5,28, 30, 31, 32, 34, 35 en 36, waarbij de noemer steeds beloopt: vierduizend
vierhonderdnegenenzeventig (4.479) en de teller voor:
-
het appartementsrecht met de index 1: driehonderd (300);
-
het appartementsrecht met de index 2: éénduizend éénhonderd (1.100);
-
het appartementsrecht met de index 3: éénduizend tien (1.010);
-
het appartementsrecht met de index 5: éénduizend vijfenzeventig (1.075);
-
het appartementsrecht met de index 28: vijf (5);
-
het appartementsrecht met de index 30: twintig (20);
-
het appartementsrecht met de index 31: vijfentwintig (25);
-
het appartementsrecht met de index 32: vijfhonderdnegentien (519);
-
het appartementsrecht met de index 34: vierhonderd (400);
-
het appartementsrecht met de index 35: vijftien (15);
-
het appartementsrecht met de index 36: tien (10).
5. In afwijking van het hiervoor sub 1, 2 en 3 bepaalde zullen de kosten verbonden aan:
- onderhoud, reparatie en vernieuwingen van de kozijnen, behorende tot de op de begane grond gelegen bedrijfsruimten, en de toplagen van de dakterrassen alsmede alle overige materialen die benodigd zijn om de functionaliteit van de dakterrassen te handhaven – voorzover deze niet de bouwkundige constructie zelf betreffen – uitsluitend komen ten laste van de eigenaar van het appartementsrecht waarvan deze kozijnen en dakterrassen deel uitmaken.
6. (…)
C. SCHULDEN EN KOSTEN VOOR REKENING VAN DE GEZAMENLIJKE EIGENAARS
Artikel 3
Tot de schulden en kosten als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder a van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
die welke gemaakt zijn in verband met het onderhoud of het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten of van gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
die welke verband houden met noodzakelijke herstellingswerkzaamheden en vernieuwingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voor zover die ingevolge het reglement of een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 5:121 van het Burgerlijk Wetboek niet ten laste komen van bepaalde eigenaren, en voor zover die niet vallen onder a;
de schulden en kosten van de vereniging;
het bedrag aan schadevergoeding door de gezamenlijke eigenaren als zodanig verschuldigd aan één van hen of een derde;
de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten verbonden aan het optreden als eiser of als verweerder door of namens de gezamenlijke eigenaren, onverminderd het bepaalde in artikel 6, derde lid;
de premies verschuldigd uit hoofde van de verzekeringen, die door het reglement zijn voorgeschreven of waartoe ingevolge artikel 8 door de vergadering is besloten;
de verschuldigde publiekrechtelijke lasten voor zover geen aanslag is opgelegd aan de afzonderlijke eigenaren;
de kosten van het waterverbruik door de eigenaren van een appartementsrecht voor zover de eigenaren daarvoor niet afzonderlijk worden aangeslagen
alle overige schulden en kosten, gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaren als zodanig.
Artikel 4
1.
Na afloop van elk boekjaar, dat gelijk is aan het kalenderjaar, wordt door het bestuur een exploitatierekening over dat boekjaar opgesteld en ter vaststelling aan de jaarlijkse vergadering voorgelegd.
De exploitatierekening omvat enerzijds de baten en anderzijds de lasten over dat boekjaar, waaronder begrepen een naar tijdsduur evenredig gedeelte van de te begroten onderhoudskosten die op meer jaren betrekking hebben, inbegrepen noodzakelijke vernieuwingen.
Zo tot vorming van een reservefonds als bedoeld in artikel 32 eerste lid is besloten, wordt onder de lasten begrepen een telkenjare door de vergadering vast te stellen bedrag ten behoeve van een zodanig reservefonds.
Het eerste boekjaar vangt aan op heden en eindigt op éénendertig december van het volgend jaar.
2. Op grond van de vastgestelde exploitatierekening worden de definitieve bijdragen van de eigenaars door het bestuur met inachtneming van de verhouding als is bepaald in artikel 2 derde lid vastgesteld, met dien verstande dat de definitieve bijdragen in de plaats treden van de in artikel 5 lid tweede lid bepaalde voorschotbijdragen en dat hetgeen als voorschotbijdragen is betaald in mindering wordt gebracht. (…)
F. GEBRUIK, BEHEER EN ONDERHOUD VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEDEELTEN EN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ZAKEN
Artikel 9
1. ot [Tot] de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend, voor zover aanwezig en met inachtneming van hetgeen hierover in artikel 2 is vermeld;
a. de funderingen, de dragende muren en de kolommen, het geraamte van het gebouw met de ondergrond, het ruwe metselwerk, alsmede de vloeren met uitzondering van de afwerklagen in de privé gedeelten, de buitengevels, waaronder begrepen de raamkozijnen met glas, de deuren welke zich in de buitengevel bevinden of de scheiding vormen tussen gemeenschappelijk en het privé gedeelte, de balkonconstructies, de borstweringen, de galerijen, de terrassen en de gangen, de daken, de schoorstenen en de ventilatiekanalen, de trappenhuizen en de hellingbanen, het hek- en traliewerk voor zover het geen privé tuinafscheidingen betreft, alsmede het (standaard) hang- en sluitwerk aan kozijnen welke aan de buitengevel van het gebouw zitten;
b. de technische installaties (…), alles voor zover die installaties niet uitsluitend ten dienste van één privé gedeelte strekken. (…)
2.4.
In de statuten van de Vereniging van Eigenaren (hierna: de Statuten) is onder meer als volgt bepaald:
“Artikel 32
1. Er kan krachtens besluit van de vergadering een reservefonds worden gevormd, ter bestrijding van andere kosten dan bedoeld in artikel 4 eerste lid, tweede zin.
Aan dat fonds zal geen andere bestemming worden gegeven tenzij krachtens besluit van de vergadering met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 38 vijfde lid, dan wel na opheffing van de splitsing.
De bijdragen tot het reservefonds worden gerekend tot de gezamenlijke schulden en kosten als bedoeld in artikel 5 eerste lid.
In verband met het hiervoor bepaalde, kunnen zogenaamde bestemmingsreserves worden gevormd voor de bekostiging van het periodiek onderhoud, zoals het periodiek schilderwerk en dergelijke.
2. De gelden van het reservefonds worden krachtens besluit van de vergadering gedeponeerd op een afzonderlijke bankrekening ten name van de vereniging.
3. (…)
2.5.
Op 12 mei 2021 heeft de rechtbank Oost-Brabant uitspraak gedaan over een procedure tussen partijen over servicekosten, in het bijzonder over de kostenverdeling. In het vonnis heeft de rechtbank de VvE geboden om (nieuwe) jaarlijkse kostenverdelingen op te stellen vanaf 2015 met inachtneming van de in dat vonnis vervatte verdeelsleutel.
2.6.
De VvE heeft een meerjarenplan opgesteld aan de hand waarvan het Complex wordt onderhouden (hierna: het MJOP 2011). De kosten verdeelt zij jaarlijks op basis van het MJOP 2011 over de appartementseigenaren. In 2017 heeft de VvE het MJOP herzien.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
De VvE vordert samengevat, uitvoerbaar bij voorraad, na vermeerdering van eis, [naam] te veroordelen tot betaling van
€ 21.286,52 aan achterstallige servicekosten over 2021, 2022 en 2023 (tot en met oktober), te vermeerderen met de nog na het indienen van de conclusie te verschijnen voorschotten, dan een in goede justitie vast te stellen bedrag;
€ 449,60 aan nabetaling servicekosten over de periode 2015-2020;
€ 1.007,00 ter zake terugbetaling schilderwerkzaamheden;
een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten;
de wettelijke rente over de onder a, b en c gevorderde bedragen vanaf de vervaldata van de betalingsverplichtingen tot aan de dag van de volledige betaling;
de proceskosten.
3.2.
[naam] voert verweer. Hij concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de VvE, dan wel tot ontzegging van de vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de VvE in de kosten van deze procedure.
In reconventie
3.3.
[naam] vordert samengevat, uitvoerbaar bij voorraad,
- primair
1. verklaring voor recht dat de besluiten houdende de kostenverdeling die de VvE heeft opgesteld voor de jaren 2015 tot en met 2022 nietig zijn;
2. verklaring voor recht dat de VvE geen reservefonds heeft opgesteld in overeenstemming met het bepaalde in de Splitsingsakte;
3. de VvE te veroordelen binnen één maand na het wijzen van het vonnis in deze een nieuwe kostenverdeling voor de jaren 2015 tot en met 2022 te maken conform de door [naam] gebruikte verdeelsleutel (zonder toepassing van het MJOP) onder verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag bij het uitblijven van een tijdige en juiste verdeling voor alle betreffende jaren;
4. de Vve te veroordelen de door [naam] voor de jaren 2015 tot en met 2022 ten onrechte aan gemeenschappelijke kosten betaalde bedragen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
5. de Vve vanaf heden te gebieden, voor zover de Splitsingsakte niet wordt gewijzigd, de jaarlijkse kostenverdeling op te stellen conform de door [naam] gebruikte verdeelsleutel (zonder toepassing van het MJOP) onder verbeurte van een boete van € 500,00 per dag in het geval de kostenverdeling niet conform de methodiek van [naam] is vastgesteld;
- subsidiair de VvE te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 13.090,00 aan te veel betaalde servicekosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding;
- de Vve te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.4.
De Vve vordert primair dat de kantonrechter zich onbevoegd verklaart ten aanzien van de vorderingen van [naam] , subsidiair concludeert de VvE tot niet-ontvankelijkheid van [naam] dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam] in de kosten van deze procedure.
In het incident
3.5.
[naam] vordert om de inleidende dagvaarding nietig te verklaren, althans de VvE niet-ontvankelijk in haar vorderingen te verklaren, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Vve in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
De Vve concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [naam] in de kosten van het incident.

4.De beoordeling

In het incident
4.1.
[naam] stelt dat de dagvaarding nietig moet worden verklaard, vanwege het gebrek aan een deugdelijke onderbouwing van de vorderingen. In de dagvaarding heeft de Vve in de meermaals naar onjuiste producties verwezen. Verder ontbreken bepaalde producties terwijl deze wel hadden moeten worden overgelegd, zoals de herberekeningen van de VvE zelf. Ook ontbreekt de onderbouwing inclusief de onderliggende besluiten van de servicebijdragen over 2021, 2022 en 2023 en het MJOP 2011. Verder heeft de VvE niet voldaan aan de op haar rustende substantiëringsplicht omdat de kern van het geschil, namelijk het MJOP 2011 niet is vermeld, aldus [naam] .
4.2.
Op grond van artikel 111 lid 1 onder d Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering vermeldt het exploot van de dagvaarding de eis en de gronden daarvan. De kantonrechter is met de VvE van oordeel dat zij de vordering in de dagvaarding voldoende heeft onderbouwd. Tot de dagvaarding behoren diverse producties, waaronder de splitsingsakte en het splitsingsreglement, het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, de correspondentie tussen partijen, de berekeningsmethodieken (van [naam] ) en het besluit van de Algemene Ledenvergadering van de VvE van 14 juni 2021 met opvolgend e-mailbericht. Hoewel nog enkele belangrijke stukken bij de dagvaarding nog ontbraken, zoals de berekeningsmethodiek van de VvE zelf, kan dit naar het oordeel van de kantonrechter niet tot nietigheid van de dagvaarding leiden.
4.3.
Tot slot heeft [naam] een beroep gedaan op schending van de substantiëringsplicht. Lid 3 van artikel 111 Rv bepaalt dat het exploot van dagvaarding de door gedaagde tegen de eis aangevoerde verweren en de gronden daarvoor vermeldt. Anders dan [naam] stelt, kan uit de dagvaarding en de onderliggende stukken wel degelijk worden afgeleid dat partijen van mening verschillen over de servicebijdragen met als grootste discussiepunt het meerjarenonderhoudsplan. Weliswaar betreft dit geen letterlijke weergave van het standpunt van de VvE, maar de kantonrechter acht het onvoldoende om van een schending van de substantiëringsplicht te spreken.
4.4.
Dit betekent dat de vordering in het incident zal worden afgewezen, waarbij bij eindvonnis over de kosten zal worden beslist. De Vve kan dan ook in haar conventionele vordering kan worden ontvangen.
in conventie en in reconventie
4.5.
De kantonrechter zal de vorderingen in conventie en in reconventie gelet op de samenhang gezamenlijk beoordelen, waarbij eerst zal worden ingegaan op de reconventionele vordering, gelet op het verweer van de VvE dat de kantonrechter onbevoegd is om daarvan kennis te nemen.
4.6.
De Vve stelt dat op grond van de competentieregels in artikel 2:15 lid van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de rechtbank bevoegd is in de woonplaats waar de Vve is gevestigd. In plaats van de kantonrechter te Breda is de rechtbank Oost-Brabant in
’s-Hertogenbosch de bevoegde instantie voor de beoordeling van de eis in reconventie.
4.7.
Vaststaat dat de kantonrechter bevoegd is om te oordelen over de vordering in conventie, omdat de waarde van die vordering onder € 25.000,00 ligt, artikel 93 Rv. In reconventie heeft [naam] om verklaring voor recht gevorderd dat de besluiten van de VvE nietig zijn. Dit betreft een vordering die op grond van artikel 2:14 BW aanhangig moet worden gemaakt bij de rechtbank.
4.8.
In artikel 97 Rv is bepaald dat een zaak in reconventie in afwijking van de artikelen 93 tot en met 96 behandeld en beslist door de rechter die de zaak in conventie behandelt en beslist, voor zover de samenhang tussen de vorderingen zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Naar het oordeel van de kantonrechter is in deze zaak sprake van voldoende samenhang, nu de geldvordering in conventie direct samenhangt met de besluitvorming van de VvE waarvan in reconventie de nietigheid wordt gevorderd. Gelet hierop kan de kantonrechter ook de vordering in reconventie behandelen. Het is echter de vraag of hij daartoe relatief bevoegd is.
4.9.
Volgens artikel 99 Rv is bevoegd de rechter van de woonplaats van gedaagde, dus in dit geval de VvE. Dit geldt ook op basis van artikel 105 Rv: in zaken omtrent onder meer de nietigheid of rechtsgevolgen van besluiten van rechtspersonen of die van hun organen dan wel de rechten en verplichtingen van hun leden of vennoten als zodanig, is mede bevoegd de rechter van de woonplaats of de plaats van vestiging van de rechtspersoon. Dit betekent dat ook op grond van artikel 105 Rv de rechter in ’s-Hertogenbosch bevoegd is. De kantonrechter ziet echter gelet op het navolgende toch redenen om de gehele procedure onder zich te houden en niet te verwijzen, en wel om de volgende redenen.
4.10.
Kern van het geschil tussen partijen is de vraag hoe de servicekosten moeten worden berekend. In het vonnis van 12 mei 2021 van de rechtbank te ’s-Hertogenbosch is uitspraak gedaan over de verdeling van de jaarlijks terugkomende kosten, waarbij de rechtbank een verdeelsleutel heeft opgesteld om deze kosten jaarlijks op een juiste wijze over de eigenaars te verdelen. De rechtbank heeft daarbij de VvE de opdracht gegeven om aan de hand daarvan de kostenverdeling op te stellen, maar desondanks komen partijen daar niet uit. Verder verschillen partijen van mening over de reservering van (groot) onderhoud. De VvE stelt dat deze kosten, vastgesteld in het MJOP 2011, moeten worden doorberekend in het maandelijkse voorschot voor de VvE-bijdragen. [naam] betwist dat.
4.11.
De kantonrechter stelt vast dat ook al zou hij uitspraak doen op basis van de processtukken, waaronder het vonnis van 12 mei 2021 voornoemd, dit uiteindelijk niet zal leiden tot een oplossing van de geschilpunten. De kantonrechter overweegt met [naam] dat de VvE geen reservefonds in de zin van artikel 5:126 BW en artikel 32 Statuten heeft opgesteld. Omdat dit niet formeel is vastgelegd, betekent dit dat de VvE niet gerechtigd is om de reservering bij de leden van de VvE aan de hand van het MJOP 2011 te innen, nog los van het feit dat partijen van mening verschillen over de wijze van berekening van de ‘reguliere’ servicekosten. De kantonrechter acht het van belang dat er duidelijkheid en transparantie wordt geschapen over de servicekosten en de reservering voor groot onderhoud en dergelijke. Gelet hierop is met partijen besproken om over te gaan tot benoeming van een deskundige, zodat hij samen met partijen, kan overgaan tot een het maken van een reservefonds met daaraan een gekoppeld een afzonderlijke bankrekening. Verder kan de deskundige bezien op welke wijze de servicekosten moeten worden berekend aan de hand van de verdeelsleutel vermeld in het vonnis van 12 mei 2021.
4.12.
Gelet op het voorgaande hebben partijen er een groot belang bij dat deze procedure wordt voortgezet, zonder eventuele vertraging. Het aanzoeken van een deskundige heeft door de complexiteit van de zaak al de nodige tijd gekost. De kantonrechter zal daarom vanwege proceseconomische redenen de zaak volledig aan zich houden. Dit betekent dat het verweer van de VvE met betrekking tot de bevoegdheid zal worden gepasseerd.
Deskundigenbericht
4.13.
Zoals hiervoor is overwogen, zal een onderzoek door een deskundige worden ingesteld. Voordat daartoe wordt overgegaan, zal de kantonrechter partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de definitief aan hem voor te leggen vragen.
4.14.
De kantonrechter is voornemens om FICIM de heer [deskundige] , [adres 2]
als deskundige te benoemen. Met partijen zijn de volgende vragen geformuleerd, waarbij het de deskundige vrij staat ordening te brengen in de beantwoording van de vragen, mocht er sprake zijn van overlap:
Is de methodiek die de VvE heeft toegepast voor het doorbelasten van de servicekosten enerzijds en het reserveren voor groot ouderhoud anderzijds een juiste methodiek geweest, die voldeed aan de wet, de statuten en de splitsingsakte?
Voldoen de (her)berekeningen van de VvE over de perioden 2015-2020, 2021 en 2022 aan de bepalingen van de splitsingsakte en aan het vonnis van de rechtbank te
’s-Hertogenbosch van 12 mei 2021. Zo ja, kan de deskundige bevestigen dat [naam] de bedragen die uit de (her)berekeningen volgen, daadwerkelijk verschuldigd is?
3. Is de hoogte van het voorschot bedrag 2023 en 2024 (en eventueel 2025) dat aan [naam] in rekening is gebracht, juist? Zo niet, wat zijn volgens de deskundige de juiste voorschotbedragen?
4. Wanneer wordt geoordeeld dat de methodiek die de VvE heeft toegepast niet juist was, welk effect heeft dit dan op de door [naam] over de perioden 2015-2022 verschuldigde bedragen en op de voorschotbedragen over 2023, 2024 en eventueel 2025? Wat zijn volgens de deskundige de bedragen die [naam] (en daarmee de andere eigenaren) over die perioden nog dient bij te betalen c.q. dient te ontvangen c.s. als voorschot dient te voldoen?
5. Op welke wijze zou het bestuur van de VvE een reservefonds kunnen inrichten op basis van het MJOP, dat voldoet aan de wet, statuten en splitsingsakte? Kunt u daar handvatten voor geven? Het staat de deskundige vrij om, indien hij daartoe aanleiding ziet, een bouwkundige te raadplegen om het bestaande MJOP op inhoud te beoordelen in relatie tot de technische staat van het gebouwd.
6. Kan de deskundige aan de hand van de toerekenregels uit het vonnis van 12 mei 2021 een (bindende) reserveringsmethodiek opstellen, waarmee de VvE-nadat er een reservefonds is gevormd in overeenstemming met artikel 32 van de Statuten (op basis van een MJOP of op basis van 0,5 % van de herbouwwaarde) – kan voldoen aan haar reserveringsverplichting?
7. Kan de deskundige aangeven wat ten aanzien van de te onderscheiden appartementseigenaren, althans voor [naam] , een redelijk bedrag aan voorschot servicebijdrage is, binnen de in de splitsingsreglement en de statuten gegeven kaders?
8. Kan de deskundige aangeven hoe de VvE de presentatie van de jaarlijkse afrekening het beste kan vormgeven?
9. Kan de deskundige de beide berekeningsmethoden van partijen met elkaar vergelijken, de verschillen uitlichten en aangeven of de juiste berekeningsmethodiek (lees: verdeelsleutels) is/zijn toegepast (zodat dit ook in de toekomst niet meer fout gaat) en/of de kosten ook daadwerkelijk in dat jaar zijn gemaakt (de VvE zal op verzoek van de deskundige inzage moeten geven in haar boekhouding)?
10. Kan de deskundige vervolgens een advies geven over de afrekening servicekosten over de jaren 2015 tot heden. In dit verband verzoekt [naam] dat de deskundige zijn/haar berekening maakt alsof op een juiste wijze is gereserveerd via een reserveringsfonds en alsof er een juiste toerekening heeft plaatsgevonden uit het reserveringsfonds op basis van de toerekenregels uit het vonnis d.d. 12 mei 2021. Wanneer de deskundige hiertoe niet in staat is of wanneer dit vanuit kostenoverwegingen niet efficiënt is, verzoekt [naam] de deskundige de bedragen naar redelijkheid vaststellen, mits partijen vervolgens een goed handvat meekregen zodat er in de toekomst geen geschillen meer ontstaan over de toe te passen berekeningsmethodiek.
11. Kan de deskundige vervolgens aangeven welke vorderingen er nog openstaan, zodat partijen deze kunnen afwikkelen?
12. Zijn er nog andere punten die de deskundige naar voren wil brengen waarvan de rechter kennis moet nemen bij de verdere beoordeling?
4.15.
De deskundige heeft te kennen gegeven dat de kosten van het onderzoek door hem worden begroot op € 7.550,40 inclusief BTW. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen het erover eens geworden dat [naam] het voorschot van de deskundige zal betalen en dat de uiteindelijke kosten van de deskundige bij helfte zullen worden voldaan. De kantonrechter zal deze afspraken volgen, maar zal partijen eerst in de gelegenheid stellen om zich uit te laten over de hoogte van de begrote kosten.
4.16.
De kantonrechter gaat er verder van uit dat partijen instemmen met de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarmee niet instemmen en om die reden iedere partij toch een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De kantonrechter zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, de eigen deskundige of een door partijen aangedragen deskundige benoemen.
4.17.
De kantonrechter zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich bij akte kunnen uitlaten over de persoon van de deskundige, de aan deze voor te leggen vragen en de omvang van het te storten voorschot. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
4.18.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
houdt de beslissing over de vordering tot veroordeling in de proceskosten aan,
in conventie en in reconventie
5.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 12 juni 2024om beide partijen in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,
5.4.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2024.