Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2024
[verdachte]
Onderzoek van de zaak
De tenlastelegging
De voorvragen
De beoordeling van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
daadwerkelijkin de prostitutie (seksindustrie) werkzaam te laten zijn, in die zin dat hij haar seksuele handelingen tegen betaling met derden wilde laten verrichten. De advertentietekst voor prostitutiewerkzaamheden is niet op internet geplaatst. Er zijn geen klanten door verdachte voor [slachtoffer] geregeld, ook niet nadat zij zelf informeerde of er interesse was. Sterker nog: er waren kennelijk helemaal geen echte klanten. Kortom, niet kan worden vastgesteld dat verdachte het opzet had [slachtoffer] in de prostitutie te brengen, ook niet in voorwaardelijke zin. Het feit dat [slachtoffer] ervan overtuigd was dat zij op 4 mei 2023 werkte als escort en dat zij diensten had verricht voor haar eerste betalende klant, maakt dit niet anders.
De bewezenverklaring
De strafbaarheid
De strafoplegging
De vordering van de officier van justitie
Het standpunt van de verdediging
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij
Het beslag
De verbeurdverklaring
De wettelijke voorschriften
De beslissing
gegeven verbod;
een gevangenisstraf van 248 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bijzondere voorwaarden:
een taakstraf van 120 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;