ECLI:NL:RBZWB:2024:3547

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
C/02/422243 / FA RK 24/2174
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1984. De officier van justitie had verzocht om verlenging van de crisismaatregel, die eerder was opgelegd op 13 mei 2024, op basis van vermoedens van een psychische stoornis. Tijdens de mondelinge behandeling werd betrokkene bijgestaan door haar advocaat, en verschillende getuigen, waaronder een arts en familieleden, werden gehoord. Betrokkene gaf aan dat het goed met haar ging en dat zij bereid was om hulp te zoeken. De advocaat van betrokkene verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat er geen onmiddellijk dreigend ernstig nadeel meer was. De arts en verpleegkundige gaven echter aan dat er nog steeds zorgen waren over het gedrag van betrokkene, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor een acute crisissituatie. De rechtbank oordeelde dat betrokkene in staat was om bij haar familie te verblijven en dat zij bereid was om hulp te zoeken. Daarom werd het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen, omdat niet voldaan was aan de wettelijke criteria voor een machtiging. De beschikking werd mondeling gegeven door mr. Borm en is op 30 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/422243 / FA RK 24/2174
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 16 mei 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot verlenging van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1984 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] [plaats 1] ,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis te [plaats 2] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. G. Veen te `s-Heer Arendskerke.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 13 mei 2024, ingekomen ter griffie op 13 mei 2024, waarin de officier van justitie heeft verzocht om voortzetting van de op 13 mei 2024 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Goes tot het nemen van de crisismaatregel van 13 mei 2024;
- een episode journaal van 13 mei 2024;
- de medische verklaring van 13 mei 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- een informatierapport Wvggz van 13 mei 2024.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 mei 2024, in de hierboven genoemde accommodatie.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mw. [naam 1] , arts;
- [naam 2] , verpleegkundige;
- mw. [naam 3] , de moeder van betrokkene;
- dhr. [naam 4] , de tweelingbroer van betrokkene.
Tevens was mw. [naam 5] , een co-assistent, als toehoorder aanwezig. Zij is niet gehoord.
1.4
De officier van justitie is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor betrokkene te verlenen.

3.Standpunten

3.1
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft betrokkene aangegeven dat het goed met haar gaat. Betrokkene licht toe dat zij de afgelopen dagen bezig is geweest om fraudeurs tegen te gaan. Dit is ook de reden waarom zij naar Delft, Renesse en Vlissingen is geweest. Betrokkene ziet nu in dat dit niet haar taak is en dat zij anders had moeten handelen. Zij wil hiervoor haar excuses aanbieden. Betrokkene wil graag naar huis. Betrokkene heeft een opleiding gevolgd en wil graag dementerende ouderen coachen en begeleiden of vrijwilligerswerk doen. Desgevraagd geeft betrokkene aan dat zij bereid is om hulpverlening in te schakelen en om de komende tijd bij haar moeder en haar broer te verblijven.
3.2
Namens betrokkene verzoekt de advocaat om het verzoek af te wijzen. Op 12 mei 2024 heeft zich een bizarre situatie voorgedaan waarbij betrokkene onder invloed was van verdovende middelen, zo blijkt uit het politierapport. Dit is ook de aanleiding geweest voor de crisismaatregel. Op het moment van opname was er bij betrokkene sprake van een sterk manisch beeld. Inmiddels is er echter geen sprake meer van een zodanig zorgwekkend toestandsbeeld, dat hieruit onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voortvloeit. Om die reden zou het verzoek dan ook moeten worden afgewezen. Daarnaast is de familie van betrokkene bereid om betrokkene op te vangen in de thuissituatie en heeft betrokkene al contact opgenomen met een psycholoog van de instelling waarmee zij eerder contact heeft gehad. Hieruit blijkt dus de bereidheid van betrokkene om mee te werken aan hulpverlening.
3.3
De arts heeft toegelicht dat er een sterk vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan manische episodes. Betrokkene is met momenten moeilijk te volgen en heeft een spreekdrang waarbij betrokkene moeilijk te onderbreken is. Ook kan betrokkene soms moeilijk terughalen wat zij net heeft gezegd. Voorheen deed betrokkene psychotische uitingen, maar dit is momenteel niet meer aan de orde. Wel is er nog steeds sprake van een manisch beeld en uit betrokkene waanachtige ideeën, maar ook dit is in mindere mate aanwezig dan voorheen. De arts heeft wel de indruk dat betrokkene zich beter voordoet dan dat het werkelijk gaat. Het toestandsbeeld van betrokkene gaat volgens de arts niet verbeteren zonder adequate behandeling en medicatie. Momenteel ziet betrokkene de noodzaak van medicatie niet in. Dit is ook de reden waarom betrokkene nog geen medicatie heeft ingenomen. De arts is – anders dan de advocaat van betrokkene – wel van mening dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel. Er is namelijk sprake van maatschappelijke teloorgang en de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept. Desgevraagd geeft de arts aan dat er op de afdeling geen incidenten hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van de vormen van verplichte zorg is de arts van mening dat kan worden volstaan met de zorgmodaliteiten ‘toedienen van medicatie’, ‘verrichten van medische controles’, ‘beperken van de bewegingsvrijheid’ en ‘opname in een accommodatie’. Indien het verzoek zal worden toegewezen wordt betrokkene overgeplaatst naar de [zorgorganisatie] in [plaats 3] . Dit is namelijk dichterbij de woonplaats van betrokkene.
3.4
De verpleegkundige sluit zich aan bij hetgeen door de arts tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht.
3.5
De tweelingbroer van betrokkene heeft aangegeven dat betrokkene erg van slag was toen zij werd opgenomen. Nu ziet de tweelingbroer dat betrokkene rustiger is geworden. Als hij betrokkene zo ziet en spreekt maakt hij zich geen zorgen meer om haar. Verder geeft de tweelingbroer aan dat betrokkene in [plaats 1] kan wonen, samen met hem, zijn moeder en zijn zus. Hij zal dan samen met zijn moeder toezicht op betrokkene houden. Indien nodig trekken zij aan de bel. De tweelingbroer wil namelijk het beste voor betrokkene.
3.6
De moeder van betrokkene ziet net als de tweelingbroer een verbetering in het gedrag van betrokkene. Voorheen ging het ook niet slecht met betrokkene maar zei ze vaker dingen die niet juist waren, bijvoorbeeld over waar zij was geweest. Ook mocht de familie van betrokkene geen contact meer met betrokkene opnemen omdat zij afstand wilde nemen. Dit is nu niet meer het geval. De moeder van betrokkene bevestigt dat betrokkene bij haar kan komen wonen in [plaats 1] zodat zij toezicht kan houden op betrokkene, en indien nodig hulp kan inschakelen.

4.Beoordeling

4.1
Bij beschikking van de gemeente Goes van 13 mei 2024 is ten aanzien van betrokkene een crisismaatregel genomen. Op basis daarvan is betrokkene opgenomen en verblijft zij momenteel in de accommodatie Stichting Emergis te [plaats 2] .
4.2
Het vermoeden bestaat dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten
schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en bipolaire-stemmingsstoornissen. Het is de rechtbank gebleken dat er sprake is van een manisch (psychotisch) toestandsbeeld waarbij betrokkene soms moeilijk te volgen is in haar verhaal. Betrokkene heeft een spreekdrang en is daarin moeilijk te onderbreken. Dit is door of namens betrokkene niet betwist.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling echter onvoldoende gebleken dat uit deze (vermoedelijke) stoornissen thans onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voortvloeit. Hoewel er naar het oordeel van de rechtbank bij betrokkene sprake is van problematiek waar zij behandeling voor behoeft, kan thans niet meer worden gesproken van een acute crisissituatie die maakt dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat betrokkene bereid is om hulp te zoeken. Deze bereidheid heeft betrokkene laten zien door al voorafgaand aan de mondelinge behandeling contact op te nemen met een psycholoog waarmee zij eerder contact heeft gehad. Daarnaast kan de familie van betrokkene als een vangnet fungeren. Betrokkene kan bij haar moeder, haar broer en haar zus in [plaats 1] verblijven. De familie van betrokkene is bereid om toezicht te houden op betrokkene en om - indien nodig - hulp in te schakelen. Een verdere voortzetting van de crisismaatregel is dan ook niet proportioneel en subsidiair.
4.4
Aangezien thans geen sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is niet voldaan aan de wettelijke criteria voor het verlenen van een machtiging tot voorzetting van de crisismaatregel. Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank het verzoek afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Borm, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2024 in tegenwoordigheid van mr. Verplanke, griffier, en op 30 mei 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.

Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.