ECLI:NL:RBZWB:2024:3543

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
23/10485
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen collegebesluit inzake klachtenbehandeling

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de kennelijk niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaarschrift, ingediend op 9 maart 2023. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg had op 2 maart 2023 aan eiser medegedeeld dat nieuwe vragen, e-mails, informatieverzoeken en klachten over onderwerpen die al in behandeling waren, niet meer in behandeling zouden worden genomen. Dit leidde tot het bestreden besluit van 7 september 2023, waarin het college het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaarde.

De rechtbank heeft op 7 mei 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser in persoon aanwezig was en de gemachtigde van het college. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank legt uit dat de brief van 2 maart 2023 niet slechts een mededeling was, maar een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het rechtsgevolgen had voor eiser. De rechtbank concludeert dat het college het bezwaar alsnog inhoudelijk moet beoordelen en vernietigt het bestreden besluit. Tevens wordt het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar geen proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10485

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het kennelijk niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaarschrift van 9 maart 2023.
1.1.
Het college heeft bij brief van 2 maart 2023 aan eiser bericht dat nieuwe vragen, mails, informatieverzoeken en klachten over of naar aanleiding van onderwerpen die op dat moment al in behandeling waren, niet meer in behandeling zouden worden genomen. Met het bestreden besluit van 7 september 2023 heeft het college het bezwaar van eiser hiertegen kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft nog aanvullende stukken overgelegd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 7 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser in persoon en [gemachtigde] namens het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 2 maart 2023 heeft het college een brief verstuurd aan eiser die, voor zover hier van belang, als volgt luidt:
“Onderwerp: Collegebesluit over de wijze van afhandeling van klachten
(…)
De be- en afhandeling van uw meldingen in het kader van de BAG en BAG Viewer, uw nadere vragen, een Woo-verzoek en vervolgens uw klacht(en) naar aanleiding hiervan is in het afgelopen jaar niet goed verlopen. U voelt zich tegengewerkt en niet serieus genomen. Daarvoor bieden wij u allereerst onze excuses aan en willen – net als u – verbetering aanbrengen in de behandeling van uw post.
Inmiddels hebben wij ruim 30 brieven en/of e-mails van u ontvangen. Om de behandeling van al uw post beter te kanaliseren en organiseren hebben wij besloten om onze medewerkster mevrouw [gemachtigde] aan te wijzen als centraal aanspreekpunt en om haar het mandaat te verlenen voor de behandeling van uw klachten, vragen, en informatieverzoeken.
(…)
Daarnaast hebben wij ook besloten om een stop in te voeren voor nieuwe vragen, e-mails, informatieverzoeken, klachten etc. over of naar aanleiding van onderwerpen die wij op dit moment al in behandeling hebben. Dit zodat mevrouw [gemachtigde] zich kan focussen op de be- en afhandeling van al uw voorliggende brieven, klachten, e-mails en informatieverzoeken. Dit betekent dat wij vanaf heden nieuwe vragen, e-mails, informatieverzoeken en klachten over of naar aanleiding van onderwerpen die wij op dit moment al in behandeling hebben, niet in behandeling nemen. (…)”
3. Op 9 maart 2023 heeft eiser een bezwaarschrift ingediend via Digi(D).
4. Het bezwaarschrift van eiser is abusievelijk ingeboekt als een klacht en daarom aanvankelijk niet in behandeling genomen. Begin juni 2023 heeft de plaatsvervangend klachtencoördinator het bezwaarschrift doorgestuurd naar de secretaris van de bezwaarschriftencommissie.
5. Het secretariaat van de bezwaarschriftencommissie heeft een ontvangstbevestiging gedateerd 15 juni 2023 verstuurd aan eiser. Daarin is aangegeven dat de commissie eerst zal toetsen of de mogelijkheid open staat om bezwaar in te dienen tegen de brief van het college van 2 maart 2023.
6. De bezwaarschriftencommissie heeft op 2 augustus 2023 een advies uitgebracht aan het college.
7. In het besteden besluit heeft het college, in navolging van het advies van de bezwaarschriftencommissie, het bezwaar van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 2 maart 2023 volgens het college moet worden aangemerkt als een mededeling en niet als een appellabel besluit met een publiekrechtelijk rechtsgevolg in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of het college het bezwaar van eiser terecht kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
9. De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eiser ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Beroepsgronden
10. Het college heeft volgens eiser zijn (inhoudelijke) argumenten ten onrechte niet meegewogen. Daarnaast had er een hoorzitting moeten plaatsvinden, aangezien hij daar om had verzocht. Eiser meent – samengevat – dat sprake is van onbehoorlijk bestuur door het college.
Is de brief van 2 maart 2023 een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Awb?
11. Tussen partijen is in geschil of de brief van het college van 2 maart 2023 kan worden aangemerkt als een appellabel besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
12. Of een schriftelijk stuk een besluit is - en dus vatbaar voor bezwaar en beroep [1] - moet worden beantwoord aan de hand van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Op grond van dat artikel wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt gedoeld op een handeling gericht op rechtsgevolg. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de hoogte bestuursrechter in dit soort zaken, heeft een beslissing rechtsgevolg als zij erop is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of zaak vast te stellen. [2] De beslissing moet gericht zijn op extern rechtsgevolg. Daarmee wordt bedoeld dat de beslissing gericht moet zijn op rechtsgevolgen die ontstaan in de verhouding van het bestuursorgaan tot een of meer anderen. Beslissingen van een bestuursorgaan die een zuiver intern karakter hebben zijn dus niet als besluiten in de zin van de wet aan te merken. [3]
13. Het college stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van een appellabel besluit, omdat de brief slechts een mededeling bevat waarmee geen publiekrechtelijke rechtshandeling is beoogd.
14. Eiser stelt dat wel degelijk sprake is van rechtsgevolg omdat hij geen klachten meer mag indienen en omdat hij geen (terug)meldingen meer mag doen bij het college in het kader van de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG).
15. De rechtbank overweegt dat in de brief van 2 maart 2023 staat vermeld dat nieuwe vragen, e-mails, informatieverzoeken, klachten etc
. over of naar aanleiding van onderwerpen die wij op dit moment al in behandeling hebbenniet meer in behandeling worden genomen. Ter zitting is desgevraagd namens het college toegelicht dat hiermee een tijdelijke, maar volledige brieven- en klachtenstop is bedoeld, die dus niet alleen betrekking had op onderwerpen die op dat moment al in behandeling waren bij het college. Namens het college is ter zitting aangevoerd dat de brief van 2 maart 2023 geen rechtsgevolg heeft omdat eiser nog wel aanvragen op grond van de Awb mocht indienen. De rechtbank oordeelt dat dit niet betekent dat de brief geen rechtsgevolg heeft. De mededeling in de brief is er onder meer op gericht dat eiser geen klachten meer mocht indienen. Daarmee wordt een recht dat eiser op grond van hoofdstuk 9 van de Awb heeft teniet gedaan. Dit heeft het college miskend.
16. Het voorgaande betekent dat de (inhoud van de) brief van 2 maart 2023 niet kan worden beschouwd als een mededeling van zuiver informatieve aard. De mededeling heeft rechtsgevolg voor eiser en daarom moet de brief worden gekwalificeerd als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.

Conclusie en gevolgen

17. Uit het voorgaande volgt dat het college het bezwaar van eiser van 9 maart 2023 ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit betekent dat het college het bezwaar van eiser alsnog inhoudelijk moet beoordelen.
18. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. Gelet hierop behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking meer. De rechtbank draagt het college op om binnen zes weken na de dag van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
19. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het besluit van 7 september 2023;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier op 21 mei 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Mits niet uitgezonderd.
2.ABRvS 30 januari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC3065.
3.Memorie van toelichting bij artikel 1:3 van de Awb,