ECLI:NL:RBZWB:2024:3520

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2024
Publicatiedatum
30 mei 2024
Zaaknummer
24/113
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van vakantiegeldreservering voor aflossing van schuld

In deze zaak hebben eisers bezwaar gemaakt tegen een besluit van Baanbrekers, waarin werd medegedeeld dat hun vakantiegeld in juni 2024 zou worden aangewend voor de aflossing van een openstaande bedrijfslening. Baanbrekers verklaarde het bezwaar van eisers kennelijk niet-ontvankelijk, wat hen ertoe bracht beroep in te stellen bij de rechtbank. De rechtbank heeft op 22 mei 2024 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat de brief van 2 mei 2023 van Baanbrekers wel degelijk als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) kan worden aangemerkt, omdat deze een rechtsgevolg heeft. De rechtbank stelde vast dat eisers recht hadden op een inhoudelijke behandeling van hun bezwaren. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg Baanbrekers op om binnen zes weken een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Tevens werd Baanbrekers opgedragen het griffierecht van € 50,- aan eisers te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/113 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2024 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres], uit [plaats] ,

hierna gezamenlijk aangeduid als eisers,
en
het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder.

Inleiding

1. Baanbrekers heeft eisers in een brief van 2 mei 2023 laten weten dat het vakantiegeld dat maandelijks op hun bijstandsuitkering wordt ingehouden in de maand juni 2024 zal worden aangewend ter aflossing van een openstaande bedrijfslening. In een besluit van 24 november 2023 (bestreden besluit) heeft Baanbrekers de bezwaren van eisers tegen deze brief kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 op zitting behandeld, gelijktijdig met de zaken onder procedurenummers 23/2420, 23/730 en 23/2921 PW. Eisers zijn verschenen. Baanbrekers werd vertegenwoordigd door [naam] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

Relevante feiten en omstandigheden
2. Baanbrekers heeft op 4 februari 2021 aan eisers een lening van € 10.157,- toegekend op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandigen (Tozo). In september 2022 heeft Baanbrekers eisers geïnformeerd over hun aflossingsplicht. Op verzoek van eisers is het aflossingsbedrag vastgesteld op € 100,- per maand.
Baanbrekers heeft eisers in de brief van 2 mei 2023 laten weten dat de maandelijkse vakantiegeldreservering van 5% zal worden aangewend ter aflossing van de Tozo-lening.
Dit heeft als gevolg dat eisers in juni 2024 geen of minder vakantiegeld ontvangen. Tevens staat in deze brief vermeld dat de maandelijkse inhouding op de uitkering voor aflossing van de lening komt te vervallen. In het bestreden besluit heeft Baanbrekers de bezwaren van eisers tegen de brief van 2 mei 2023 kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Standpunt van Baanbrekers
3. Volgens Baanbrekers kan de brief van 2 mei 2023 niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb), omdat deze niet is gericht op een rechtsgevolg. Baanbrekers stelt dat het om een standaardbrief gaat, waarin enkel wordt aangekondigd dat het maandelijks gereserveerde vakantiegeld niet zal worden uitgekeerd, maar zal worden aangewend voor aflossing op de openstaande lening. De gevolgen van de brief doen zich volgens Baanbrekers pas voor in juni 2024, wanneer het vakantiegeld daadwerkelijk wordt gebruikt om af te lossen op de lening en dus niet wordt uitgekeerd.
In het verweerschrift geeft Baanbrekers de rechtbank, subsidiair, in overweging om - indien wel sprake zou zijn van een besluit - het beroep ongegrond te verklaren omdat Baanbrekers bevoegd is een openstaande bijstandsuitkering te verrekenen met een niet-uitbetaalde vakantie-uitkering.
Ter zitting heeft Baanbrekers nader toegelicht dat er in het geval van eisers, anders dan in de brief van 2 mei 2023 staat vermeld, geen sprake van een maandelijkse inhouding op de uitkering die komt te vervallen, en het eisers vrij staat - naast de inhouding van het vakantiegeld - het overeengekomen aflossingsbedrag van € 100,- per maand (vrijwillig) te blijven betalen.
Het standpunt van eisers
4. Eisers zijn het niet eens met de wijziging van de vakantiegeldreservering, en wijzen daarbij op de afspraak met Baanbrekers om maandelijks € 100,- af te lossen. Eisers hebben zich aan deze afspraak gehouden, en wensen deze voort te zetten. Op twee manieren gelijktijdig aflossen kan volgens hen niet aan de orde zijn.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke handeling van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Een rechtshandeling is volgens de wetgever een handeling die gericht is op enig rechtsgevolg. Een beslissing heeft rechtsgevolg als zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, of een juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.
5.2
De rechtbank overweegt dat aan elke betaling van een bijstandsuitkering een besluit tot die betaling ten grondslag ligt. Wanneer een daartoe strekkend besluit ontbreekt, kan dit besluit zichtbaar worden in de uitkeringsspecificatie.
In dit geval is met de brief van 2 mei 2023 naar het oordeel van de rechtbank wel sprake van een beslissing, nu Baanbrekers mededeelt dat het ingehouden vakantiegeld (de vakantiegeldreservering) zal worden aangewend ter aflossing van de Tozo-lening en (voortaan) zal worden verrekend met de resterende vordering.
5.3
Dat hier niet slechts sprake is van voorgenomen/aangekondigde besluitvorming in de toekomst blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit het feit dat Baanbrekers ter zitting desgevraagd heeft verklaard niet te weten of in juni 2024 over het al dan niet tot uitbetaling komen van het vakantiegeld nog nadere besluitvorming zal volgen, dan wel sprake is van een geautomatiseerd proces. De rechtbank stelt vast dat eisers hebben aangegeven de door hen gewenste aflossing van € 100,- per maand niet (vrijwillig) te kunnen voortzetten, als daarnaast het gereserveerde vakantiegeld wordt verrekend met de nog openstaande vordering. Zij wensen onverkort aanspraak te maken op uitbetaling van het vakantiegeld.
5.4
De brief van 2 mei 2023 kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar kan worden gemaakt. Dit betekent dat Baanbrekers de bezwaren van eisers tegen de brief van 2 mei 2023 ten onrechte kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, en dat Baanbrekers alsnog een inhoudelijke beslissing moet nemen op deze bezwaren. De rechtbank zal hiervoor een termijn stellen van zes weken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en Baanbrekers de opdracht geven om het bezwaarschrift van eisers tegen het besluit van 2 mei 2023 (alsnog) inhoudelijk in behandeling te nemen. Omdat het beroep gegrond is, moet Baanbrekers het griffierecht aan eisers vergoeden. Er is aan de zijde van eisers geen sprake van proceskosten die vergoed moeten worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit tot kennelijke niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar;
- draagt Baanbrekers op om binnen zes weken na bekendmaking van deze uitspraak een nieuwe (inhoudelijke) beslissing op bezwaar te nemen;
- bepaalt dat Baanbrekers het griffierecht van € 50,- aan eisers moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van J. Boer-IJzelenberg, griffier, op 22 mei 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.