ECLI:NL:RBZWB:2024:3519
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet ontvankelijk verklaard - proces-verbaal van hoorzitting is geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. Baanbrekers had op 28 november 2022 een proces-verbaal van een hoorzitting opgemaakt in het kader van een bezwaarprocedure. In een besluit van 8 maart 2023 heeft Baanbrekers de bezwaren van eisers tegen dit proces-verbaal kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Eisers hebben hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 26 maart 2024 behandeld, waarbij eisers aanwezig waren en Baanbrekers vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd. In de overwegingen van de rechtbank werd uiteengezet dat het proces-verbaal van de hoorzitting niet kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit omdat het proces-verbaal niet gericht is op enig rechtsgevolg en enkel dient ter vastlegging van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken.
Eisers stelden dat het proces-verbaal niet compleet was en dat belangrijke uitlatingen ontbraken. Ook vermoeden zij dat de geluidsopname van de hoorzitting bewerkt was. De rechtbank oordeelde echter dat Baanbrekers terecht had gesteld dat het proces-verbaal geen besluit was en dat de rechtspositie van eisers niet was gewijzigd door het opgemaakte proces-verbaal. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en dat eisers geen griffierecht terugkregen, noch een vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen ontvingen een afschrift van de uitspraak.